Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT
Het is evident dat leerlingen op kleurrijke scholen baat bij hebben bij een goede relatie tussen leerkrachten en ouders. Hijkema is vooral geïnteresseerd in de vraag wat leerkrachten op kleurrijke scholen moeten weten, kunnen en doen om contact met ouders te leggen en te houden, om (toekomstige) leerkrachten beter toe te rusten in deze taak.
DOCUMENT
We noemen ze ‘nieuwkomerskinderen’. Maar zijn het niet gewoon kinderen? Kinderen die we net als alle andere leerlingen op onze basisscholen hoogwaardig onderwijs moeten bieden in een doorlopende lijn? Daar ligt een grote verantwoordelijkheid. Hoe ontdek je wat de nieuwkomers nodig hebben? Hoe maak je gebruik van hun onderwijservaring, hun talen, hun achtergrond? Hoe neem je hen op in een groep met leeftijdsgenoten? Deze handreiking biedt een nieuw perspectief op het onderwijs aan nieuwkomers. Inzichten in tweedetaalverwerving en taaldidactiek wijzen de weg naar een meerjarig integratiemodel dat bestaat uit eerste opvangfase, instapfase en doorgroeifase. Daarbij is van meet af aan contact met Nederlandstalige leeftijdgenoten cruciaal: voor de kinderen zelf, de klas en de school. Integratie komt van twee kanten. Zo’n nieuwe benadering reikt verder dan een jaar opvang met Nederlands als tweede taal. En vraagt veel van iedereen rondom en op de basisschool, in het bijzonder van leerkrachten. De ambitie een sociale setting te scheppen voor samen leven en samen leren, de competentie om door de jaren heen taalsteun op maat te bieden, de kunde om dagelijkse taal en schooltaal te helpen ontwikkelen. De makers van deze handreiking laten het niet bij woorden alleen, ze geven ook handige tips en praktische aanwijzingen.
DOCUMENT
De relatie tussen schoolloopbanen van jongeren en de buurt waar zij opgroeien is eerder onderzocht in Amerikaans en Europees onderzoek. Hieruit blijkt dat er vooral nog behoefte is aan grootschalig onderzoek waarin gecontroleerd kan worden voor de effecten van de school. Op basis van gegevens over ruim 10.000 Amsterdamse leerlingen uit vier cohorten (2007 tot en met 2010 als instroom- en 2010 tot en met 2013 als uitstroomjaren) uit een databestand van de gemeente Amsterdam is onderzocht of de schoolloopbanen samenhangen met kenmerken van de leerling, de school en het stadsdeel, kijkend naar advisering aan het einde van de basisschool en onderwijsrendement in de onderbouw van havo/vwo. Multilevel-analyses laten zien dat overadvisering bij de overgang van basisschool naar het voortgezet onderwijs niet samenhangt met leerling- en of stadsdeelkenmerken, maar wel vaker voorkomt op basisscholen met een lagere Cito-score-gemiddelde en op 'eenpitters’. Het onderwijsrendement in de onderbouw van havo/vwo-leerlingen hangt consistent samen met sekse van de leerlingen (jongens hebben een lager rendement), overadvies en onderadvies van de basisschool ten opzichte van de Cito-toets, en de mogelijkheid om op de middelbare school af te stromen naar een lager niveau. Ook is er, in twee cohorten, een samenhang met de sociaaleconomische status. Er is geen sprake van consistente verschillen tussen stadsdelen wanneer rekening is gehouden met kenmerken op leerling- en schoolniveau. Leerling- en schoolkenmerken zijn de sterkste voorspellers van schoolloopbanen en stadsdelen zijn daarna geen factor van belang. Deze uitkomsten sluiten aan op de uitkomsten van (inter)nationaal onderzoek naar ‘neighbourhood effects’ die wijzen op relatief bescheiden invloeden van de buurt als we deze afzetten tegen de invloed van leerling- en schoolkenmerken
DOCUMENT
Identiteit is 'in' en complex. Kan de professionele bestuurder als spil van identiteit fungeren? Hoe operationaliseren zij het begrip identiteit? Dit sensibiliserend, kwalitatief onderzoek heeft als centrale vraag: Wat denken bestuurders van het onderwerp identiteit en hoe operationaliseren zij 'identiteit'? Bestuurders van basisscholen zijn wel in staat een aantal aspecten van identiteit te beschrijven, maar zij zijn - door onvoldoende kennis over het begrip identiteit - niet in staat om het goed te operationaliseren. Het hanteren van (kern)doelen en competenties rond identiteit zou meer aandacht moeten krijgen in de praktijk en opleiding.
DOCUMENT
Wat kan een reguliere school doen om ook slechthorende kinderen onderwijs te kunnen geven, in een klimaat waarin deze kinderen zich prettig voelen en tot hun recht komen? Inclusief onderwijs betekent dat elk kind de mogelijkheid krijgt om effectief onderwijs te volgen in de eigen buurt, waarbij verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gerespecteerd. Bij inclusief onderwijs kan elk kind zijn of haar capaciteiten volledig ontplooien. Dat zou dus ook voor slechthorende kinderen moeten gelden. Maar is inclusief onderwijs voor deze groep mogelijk, terwijl recht wordt gedaan aan hun bijzondere communicatiebehoefte? In dit dossier vind je een interview met Annemiek Voor in 't Holt over dit onderwerp. Daarnaast biedt haar achtergrondartikel "Westervoort Inclusief. Een fictieve inclusieve school met dove en slechthorende leerlingen" tal van handvatten waarmee leerkrachten van diverse schooltypen hun onderwijs toegankelijk kunnen maken voor kinderen met een gehoorverlies. Ook vind je verschillende instrumenten waarmee je zelf als horende leraar een indruk kunt krijgen wat jouw slechthorende leerling(en) hoort, en vooral: wat niet. Door een blaffend hondje wordt in een powerpointboekje uitgelegd hoe het oor in elkaar zit, leuk om met de klas eens te bekijken. Op de pagina Voor kids: zo werkt je oor zijn ook nog handige links voor kinderen te vinden. Met een checklist kun je nagaan in hoeverre je zelf daadwerkelijk een actieve luisteraar bent.
DOCUMENT
Yo! Opera asked the Lectorate Lifelong Learning in Music to evaluate the project The Operaflat, which was part of the fourth edition of the Yo! Opera Festival in Utrecht, in 2007. During the project primary school pupils of the public primary school ‘Openbare Basisschool Overvecht’, residents of the ‘Operaflat’, vocal and composition students of a number of Dutch conservatoires and their teachers met during the performance of 25 mini operas that lasted one minute.Purpose of the research of the lectorate was monitoring and evaluating the dialogue between students and teachers of conservatoires on the one hand and the cooperation with a professional organisation (Yo! Opera) on the other hand.
DOCUMENT
Veel basisscholen krijgen te maken met nieuwkomerskinderen. Ter ondersteuning van het taalonderwijs aan deze kinderen, kregen alle basisscholen dit voorjaar het boekje Ruimte voor nieuwe talenten toegestuurd. Hierin beschrijven experts belangrijke beslissingen omtrent de aanpak van taalonderwijs, taalgebruik bij alle vakken en samenwerking in de regio.
DOCUMENT
Een jaar inspiratie voor brede creativiteitsontwikkeling van leerlingen op de basisschool
DOCUMENT
De centrale vraagstelling van dit literatuuronderzoek luidt als volgt: “Welke kenmerken van bewegingsonderwijs in het basisonderwijs dragen bij aan het behalen van de beoogde bewegingscompetenties? Het doel van de literatuurstudie is inzicht geven in de factoren die bijdragen aan de bewegingscompetenties van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Het inzicht van de beïnvloedende factoren dient een kader te vormen voor de ontwikkeling van onderzoeksinstrumenten waarmee het bewegingsonderwijs in het geplande peilingsonderzoek in kaart gebracht kan worden. Als eerste stap is echter nodig om te kijken naar de inhoud van de bewegingscompetenties. Op dit moment bestaan de bewegingscompetenties uit grondvormen van bewegen (o.a. gooien en vangen) en reguleringsvaardigheden (o.a. hulpverlenen). Onder invloed van de verwachte verandering in het kader van curriculum.nu zullen de bewegingscompetenties waarschijnlijk verbreed worden. In deze studie gaan we uit van onderstaande bewegingscompetenties:• Leren bewegen • Gezond bewegen • Bewegen regelen • Bewegen betekenis geven • Samen bewegen • Beweegcontexten verbindenDeze overzichtsstudie werd mogelijk gemaakt met financiële steun van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (405-21-922)
DOCUMENT