Purpose - The purpose of this paper is to develop a research model to investigate corporate visual identity (CVI) management from an organisational perspective. It is assumed that characteristics of the organisation and of the way a CVI is managed will affect consistency of CVI. Design/methodology/approach - The model was tested in a survey carried out among employees in 20 Dutch organisations. Structural equation modelling with AMOS was conducted to get insight into the various influences and relationships. Findings - CVI management characteristics - socialisation processes related to CVI, knowledge of CVI strategy, and CVI tools and support - have a strong impact on the consistency of CVI, and organisational characteristics affect the way CVI is managed. With the exception of the openness and dynamics of an organisation, no supporting evidence was found for a direct relationship between organisational characteristics and CVI consistency. Research limitations/implications - CVI has been measured by the judgement of the respondents, all employees of the organisation concerned. Therefore the measure was the perceived consistency of CVI. Further research could include a visual audit and the perception of external stakeholders towards the visual identity. There was no distinction examined among the main corporate visual identity and sub- or product brands. The study was conducted in the Netherlands, where the Dutch term huisstijl is unambiguous and clearly related to the corporate brand or identity. Future research can take different brands into account or can broaden the concept of CVI (including cultural aspects, language, rituals, myths, etc.). Practical implications - The results indicate that CVI management matters, that CVI management is related to more general organisational characteristics, but that communication managers nevertheless have a considerable amount of freedom in determining the way they manage their CVI. Originality/value - Corporate visual identity has received little attention in research and hardly been studied at all from the perspective of this paper. This paper has value to both researchers in the fields of corporate identity and organisational identity, as well as professionals involved in managing the corporate identity. © Emerald Group Publishing Limited.
MULTIFILE
Although there has been an enduring interest in corporate identity and image management, there is relatively little systematic empirical research on the topic. Large due to the diffuse interpretations, and dubious denotation that have characterized the subject of corporate identity so far, the authors present an integrative conceptual framework of dimensions and determinants of corporate identity management. This framework and its constructs specify the concept of corporate identity and can be used to a predictive basis to guide, frame and model empirical research
DOCUMENT
Corporate Visual Identity (CVI) is a crucial part of the identity of any organization. Most research on managing corporate identity deals with the strategic development of corporate identity and the design and effects of specific elements of the CVI. This study focuses on an aspect of CVI management that has not received much attention—the problem of maintaining consistent use of the CVI in an organization. A comparison is made between manufacturing and service organizations, and between profit-making and nonprofit organizations. For these organization types, the perceived CVI consistency was investigated, as well as the organizational and CVI management characteristics and instruments affecting it. The research was conducted using questionnaires distributed among employees of 20 Dutch organizations. Most of the differences found were those between profit-making and nonprofit organizations. The results showed greater consistency in the CVI of profit-making organizations, in accordance with the amount of effort these organizations put into CVI management.
DOCUMENT
Begin 2006 betrok Facilicom Services Group haar nieuwe hoofdkantoor in Schiedam. Het gebouw was ontwikkeld vanuit een totaalvisie op toegepast duurzaam ondernemen en geïntegreerd facility management. In een gesprek met Paul Janssen, stafdirecteur marketing bij Facilicom, evalueert FMI het eerste lustrum van het schoolvoorbeeld van de facilitaire kantooromgeving.
DOCUMENT
Veel leerkrachten in de onderbouw staan positief tegenover ‘early English’, maar zoeken naar de juiste manier vaan aanbieden. Moeten de lessen helemaal in het Engels worden gegeven?
LINK
Reclame is in onze samenleving een zeer aanwezig fenomeen waarin bovendien veel geld omgaat. Een hoge dunk van het verschijnsel heeft de consument niet; reclame werkt prijsverhogend, is misleidend en geeft geen betrouwbare informatie. Bovendien gaat er een systeembevestigende en manipulatieve werking van uit. Vooral de jonge consument prikt de droomwereld genadeloos door, zo blijkt uit onderzoek. Het komt toch weer aan op authenticiteit, kwaliteit en service. Criteria als goede smaak en fatsoen zijn zeer omstreden, niet alleen omdat het vage normen zijn die vrij willekeurig toegepast lijken te worden, maar ook uit een oogpunt van uitingsvrijheid. Bovendien is er nog het probleem van de morele consensus in onze pluriforme samenleving. Al met al voldoende redenen om te bepleiten dat ook de reclame in de mediaopvoeding voldoende aandacht krijgt en dat nieuwe generaties mediaconsumenten worden ingewijd in de werking van de reclame, niet alleen in psychologisch maar zeker ook in moreel opzicht. Voorts zou de zich in ons land maar moeizaam ontwikkelende mediakritiek meer aandacht kunnen besteden aan wat in de reclamewereld gebeurt. Maatschappelijk debat is efficiënter en effectiever dan restrictieve bepalingen.
DOCUMENT
Identiteit is 'in' en complex. Kan de professionele bestuurder als spil van identiteit fungeren? Hoe operationaliseren zij het begrip identiteit? Dit sensibiliserend, kwalitatief onderzoek heeft als centrale vraag: Wat denken bestuurders van het onderwerp identiteit en hoe operationaliseren zij 'identiteit'? Bestuurders van basisscholen zijn wel in staat een aantal aspecten van identiteit te beschrijven, maar zij zijn - door onvoldoende kennis over het begrip identiteit - niet in staat om het goed te operationaliseren. Het hanteren van (kern)doelen en competenties rond identiteit zou meer aandacht moeten krijgen in de praktijk en opleiding.
DOCUMENT
Hoofdstuk 10 in Moresprudentie in de praktijk. In dit hoofdstuk maakt Ed de Jonge een onderscheid tussen de professionele identiteit van enerzijds beroepsbeoefenaren en anderzijds beroepen. Hij betoogt dat de professionele identiteit van beroepen primair is gelegen in het realiseren van humanitaire waarden. Voor de professionele identiteit van beroepsbeoefenaren betekent dit dat zij ethiekwerk dienen te verrichten, en als onderdeel daarvan identiteitswerk. Voorbeelden van zulke werkzaamheden kunnen worden ontleend aan de casus waarmee het hoofdstuk opent.
DOCUMENT
Graag wil ik in dit essay betogen dat het een misvatting is om uitsluitend op deze beperkte manier te reflecteren op de christelijke identiteit van de school. Ik vind het een groot punt van zorg dat veel leerkrachten dit in eerste instantie toch lijken te doen. Mijn voorstel is dan ook om de alarmbellen te luiden elke keer als in een gesprek over de identiteit van de school het ‘argument’ klinkt “…. want dit is toch een christelijke school ….” (of variaties op dit argument). We hebben dan namelijk te maken met een onzinuitspraak, een schijnargument. Laat dat dan ook maar worden gezegd, om daardoor vervolgens een heilzame verwarring te laten ontstaan
DOCUMENT
Eind 2014 jaar stemden de leden van de VO-raad in met de beroepsstandaard voor schoolleiders. In aanvulling op deze standaard presenteren Manon Ruijters en Gerritjan van Luin in dit artikel een model dat volgens hen een ruimer inzicht geeft in de professionele identiteit van schoolleiders. Dit model zou gebruikt kunnen worden om de beroepsstandaard meer diepgang en betekenis te geven.
DOCUMENT