In ‘Goede condities voor startende leraren. Het waarom en hoe van een goed begeleidingsprogramma’ beschrijft Marco Snoek, lector Leren & Innoveren aan de Hogeschool van Amsterdam, de drie bronnen die het leren kunnen voeden. Het leren vanuit de theorie, het leren van ‘nabije anderen’ en het leren door ervaring. Samen met Brigit van Rossum, senior beleidsmedewerker Onderwijs & Ontwikkeling bij Signum Onderwijs, reflecteert hij op goede condities voor startende leraren. De handvatten die Marco en Brigit bieden voor het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s worden aangevuld met praktijkvoorbeelden van besturen en scholen uit het primair onderwijs en opleidingen over hoe zij de begeleiding van starters hebben vormgegeven. De vijftien voorbeelden van inductieprogramma’s met verschillende invalshoeken, een verschillende aanpak en verschillende activiteiten bieden een rijke inspiratiebron voor iedereen die zich bezighoudt met de begeleiding van beginnende leraren. De bundel is een weerslag van de werkconferentie die PO-Raad in april 2017 organiseerde.rond de begeleiding van startende leraren.
DOCUMENT
Minder symptomen, grotere tevredenheid bij cliënt en omgeving, een betere relatie tussen therapeut en cliënt en minder druk voor mantelzorgers, de resultaten van het door Barbara Stringer ontwikkelde collaborative care programma zijn positief. ‘Collaborative care is eerder al effectief bevonden bij de behandeling van angststoornissen en depressie, maar blijkt nu ook bij thuiswonende cliënten met ernstige persoonlijkheidsstoornissen goede resultaten te geven’, aldus Stringer. De onderzoeker en ambulant verpleegkundige van GGZ inGeest promoveert woensdag 9 oktober bij VUmc. Stringer ontwikkelde het begeleidingsprogramma met name voor cliënten met een borderline stoornis. Deze cliënten doen regelmatig pogingen tot zelfdoding of beschadigen zichzelf. Zij zijn vaak al langdurig in beeld bij de GGZ zonder dat eerdere behandelingen tot herstel hebben geleid. Verpleegkundigen vervullen een centrale rol in de begeleiding van deze cliënten. Zij hebben hieraan een moeilijke taak, mede omdat bestaande richtlijnen weinig houvast geven. In het nieuw ontwikkelde collaborative care programma wordt de samenwerking tussen cliënt en verpleegkundige geoptimaliseerd. Centraal staan de omgang met risicovol en schadelijk gedrag en het doelgericht omgaan met dagelijkse problemen. Het programma levert een belangrijke bijdrage aan de professionalisering van het vak van verpleegkundige. Stringer onderzocht het begeleidingsprogramma door twee groepen te vergelijken: een groep cliënten en diens naasten die het programma kreeg aangeboden en een controlegroep die de gebruikelijke zorg ontving. Naast informatie uit vragenlijsten zijn er ook uitgebreide interviews gehouden om de eerste ervaringen van cliënten en verpleegkundigen met deze interventie te achterhalen. Samengestelde en meer complexe verpleegkundige interventies, zoals collaborative care, zijn binnen de psychiatrie pas recent in opkomst en doen een nieuw beroep op verpleegkundigen. Stringer: ‘De huidige opleidingen vertonen nog teveel hiaten in het bieden van specifieke expertise betreffende de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen. Ook wordt nog onvoldoende aandacht besteed aan organisatorische vaardigheden en professionele verantwoordelijkheid die nodig zijn om adequaat met dit soort interventies uit de voeten te kunnen.’
DOCUMENT
‘If you start me up, I’ll never stop,’ zong Mick Jagger in 1981. Voor de Rolling Stones is die uitspraak bewaarheid – in 2017 zijn ze nog springlevend en zowel in de studio als op podia actief. Dat ‘I’ll never stop’ zou je ook iedereen toewensen die als leraar start, maar de realiteit is anders. Een flink percentage startende leraren verlaat het beroep binnen vijf jaar. Tegen de achtergrond van die statistiek is de aandacht voor meer en betere begeleiding van startende leraren niet meer dan logisch, Het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s voor star¬tende leraren moet bijdragen aan het verlichten van stress van star¬tende leraren, aan het voorkomen dat startende leraren aan het begin hun loopbaan het beroep weer verlaten, en aan het stimu¬leren van ontwikkeling van startbekwaam leraar naar bekwaam leraar. Algemeen wordt daarbij aangenomen dat zo’n begelei¬dingsprogramma een duur zou moeten hebben van drie jaar.In Amsterdam hebben 18 scholen voor voortgezet onderwijs in 2016 gewerkt aan de ontwikkeling van dergelijke driejarige pro¬gramma’s. De scholen werden daarbij financieel ondersteund door een subsidie van het OCW. De inhoudelijke ondersteuning werd verzorgd door de projecten Terug met dat tekort!, Frisse Start en Junior Leraar. Het traject richtte zich op leidinggevenden, begeleiders en HRM’ers. Het traject heeft veel in beweging gezet en geleid tot nieuwe inzich¬ten, inspiratie, meer samenwerking binnen de school, nieuwe en betere programma’s en instrumenten en goede voornemens.In deze slotpublicatie delen wij, scholen en projectleiders, de lessen die daarbij zijn geleerd ten aanzien van de inrichting van goede begeleidingstrajecten, de randvoorwaarden en de inbedding in schoolbeleid. Tevens worden enkele voorbeelden van begelei¬dingsinstrumenten gepresenteerd. Voor de producten van de deelnemende scholen: zie http://www.verenigingosvo.nl/begeleiding-startende-leraren/. In de brochure komen de volgende onderwerpen aan de orde. Allereerst wordt in het kort de noodzaak van het belang van driejarige begeleiding voor startende leraren beschreven. Vervolgens komen de stappen aan bod die nodig zijn voor de ontwikkeling van effectieve begeleidingsprogramma’s: het denken over visie en beleid, het formuleren van doelen, de uitwerking in begeleidings¬programma’s, het inrichten van de beoordeling en het voeren van kwaliteitsbeleid. In het laatste hoofdstuk worden inzichten ge¬bundeld die tijdens dit project zijn opgedaan. De beschrijving van de verschillende onderdelen wordt geïllustreerd met voorbeelden uit de deelnemende scholen.Met deze slotpublicatie hopen we andere scholen te inspireren bij het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s.
DOCUMENT
Onder meer vanwege het nijpende lerarentekort is het van belang om startende leraren een ‘zachte landing’ te geven. In het begin ervaren zij werken in het onderwijs namelijk als heftig, intensief en soms zelfs slopend. Schoolleiders hebben dan ook de taak te zorgen voor effectieve ondersteuning en goede begeleidingsprogramma’s, zodat starters niet vroegtijdig het vak verlaten. In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar de behoeften van startende leraren en de manier waarop ze het beste ondersteund kunnen worden. In dit boek zijn al deze inzichten bij elkaar gebracht en vertaald naar concrete handvatten voor de inrichting van die begeleidingsprogramma’s. Daarbij staan twee perspectieven centraal: dat van de leerling en dat van de leraar, die zich in zijn vak voortdurend ontwikkelt. Doel is niet alleen uitval van starters voorkomen, maar vooral hen ondersteunen in hun professionele ontwikkeling, ten behoeve van leerlingen. De inzichten in en inspiratie voor dit boek zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de activiteiten en netwerken rond het project Junior Leraar, een project van de Hogeschool van Amsterdam en scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de regio Amsterdam.
DOCUMENT
Wat is er mooier dan dagelijks te kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen? Voor veel startende leraren is dat de drijfveer geweest om te kiezen voor een lerarenopleiding. Of ze nu vanaf de havo, het mbo of vwo gekozen hebben voor een lerarenopleiding, na een eerdere loopbaan en carrièreswitch een deeltijdopleiding hebben gedaan of gestart zijn als zij-instromer. Er zijn immers weinig beroepen zo betekenisvol als het leraarschap.Toch is die drijfveer geen garantie voor een goede en succesvolle start als leraar binnen het onderwijs. We weten dat de eerste jaren als startende leraar zwaar zijn en het risico van uitval groot. En uitval van starters is een groot verlies. Voor de starter zelf die zijn droom uiteen ziet spatten en voor wie het verwerven van de bekwaamheden voor leraren een verloren inspanning geweest lijkt. Maar ook voor scholen die te maken hebben met grote personeelstekorten en voor wie iedere uitvallende leraar er één te veel is.In deze whitepaper staan we in het eerste deel stil bij de problemen die startende leraren tegenkomen in de inductiefase. In het tweede deel schetsen we wat dat vraagt van begeleidingsprogramma’s. In deel drie komen concrete handvatten aan de orde die daarbij kunnen helpen. Tenslotte staan we in deel vier stil bijde inbedding van startersbegeleiding in het (HR) beleid op bestuursniveau.
DOCUMENT
Leraren maken in de eerste jaren van hun loopbaan een ontwikkeling door van leraar-in-opleiding via startende leraar naar ervaren leraar. Velen vinden de start zwaar. Dat heeft alles te maken met de complexiteit van het leraarsberoep. Leraren moeten onderwijs kunnen ontwerpen, dat vervolgens uitvoeren met aandacht voor een veilige én krachtige leeromgeving, inspelen op de behoeften van verschillende leerlingen, hun individuele voortgang bijhouden en op grond daarvan vervolgstappen plannen.En dat moeten ze veelal in hun eentje doen: ze staan zelfstandig voor een groep. Waar in de meeste beroepen starters een beperkte verantwoordelijkheid krijgen of samen met een ervaren collega kunnen optrekken, moeten startende leraren vanaf dag één hetzelfde kunnen als een leraar die al vijfentwintig jaar ervaring heeft. Het is zwemmen of verzuipen.In dit hoofdstuk sta ik stil bij de wijze waarop startende leraren zich ontwikkelen van startbekwaam tot bekwaam leraar en hoe ze daarbij ondersteund kunnen worden. Die ontwikkeling sluit aan bij een dynamischer beroepsbeeld waarbij afgestudeerden van lerarenopleidingen niet ‘klaar’ zijn, maar starten met een nieuwe fase (inductiefase) en daarmee hun ontwikkeling die tijdens de opleiding in gang is gezet, nu verder in het beroep voortzetten.
DOCUMENT
De Leefstijltraining-PLUS is een module voor behandeling en begeleiding van mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) en problematisch middelengebruik. De training is gebaseerd op de Achilles Leefstijltraining 2 (De Wildt, 2006) en ontwikkeld door het lectoraat GGZ-verpleegkunde van Hogeschool Inholland, Brijder Verslavingszorg, Esdégé-Reigersdaal en 's Heeren Loo Noord-Holland. De training is gedurende een half jaar getest op bruikbaarheid en uitvoerbaarheid en is geëvalueerd door het lectoraat GGZ-verpleegkunde van Hogeschool Inholland.
MULTIFILE
Deze handreiking is voortgekomen uit het onderzoeksproject ‘Hulpverlening voor kinderen en jongeren met FASD’. Het onderzoek is gefinancierd door het Centre of Expertise Preventie in Zorg & Welzijn van de hogeschool Inholland en is uitgevoerd door het lectoraat GGZ-Verpleegkunde (Inholland) in samenwerking met de FASD Stichting, ’s Heeren Loo en de FAS-poli van Gelre ziekenhuizen in Zutphen. Tijdens de eerste fase van het onderzoek werd een probleem- en behoefteanalyse gedaan door middel van literatuuronderzoek, aangevuld met interviews met acht jongvolwassenen met FASD en elf ouders1. Daarnaast werd een focusgroep gehouden met zes hulpverleners die expertise hadden op het gebied van FASD. De onderzoeksvragen in deze eerste fase van het onderzoek waren de volgende: 1. Welke wetenschappelijke kennis is er beschikbaar op het gebied van ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD en hierop aansluitende hulpverlening? 2. Welke zijn de huidige knelpunten in de hulpverlening aan kinderen en jongeren met FASD en welke oplossingsrichtingen worden hiervoor geopteerd? 3. Op basis van vraag 1 en 2: uit welke componenten bestaat een interventieprogramma dat adequaat aansluit bij de ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD? In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksresultaten samengevoegd in deze handreiking. Een expertisepanel heeft in twee rondes feedback gegeven op de conceptversies. Ook de stuurgroep van het onderzoeksproject heeft inhoudelijk bijgedragen aan het eindresultaat. De opbouw van de handreiking is als volgt. Ten eerste zal een beschrijving worden gegeven van FASD (hoofdstuk 2). Vervolgens zal beschreven worden wat wordt verstaan onder goede zorg voor kinderen2 met FASD (hoofdstuk 3). Deze wordt nader uitgewerkt in een aantal componenten, die tot stand zijn gekomen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, aangevuld met ervaringskennis van jongvolwassenen met FASD (aangeduid in het document met jongvolwassenen), biologische, bonus-, pleeg -en adoptieouders (aangeduid met ouders) en ervaren hulpverleners (aangeduid met focusgroep). Elke component bestaat uit een inhoudelijke toelichting, een beschrijving van de knelpunten en aanbevelingen die zijn voortgekomen uit ons onderzoek. Daarna zal besproken worden welke interventies er zijn voor kinderen met FASD (hoofdstuk 4). Ten slotte worden de knelpunten en aanbevelingen op organisatieniveau beschreven (hoofdstuk 5).
DOCUMENT
Leerlingen verdienen een leraar die competent is, lesgeeft met passie en zich blijft ontwikkelen. Een kwalitatief hoogwaardige lerarenopleiding, waarin leren op de werkplek een belangrijk element is, zorgt voor zo’n beste leraar. Op de werkplek vindt zowel formeel als informeel leren plaats. Het leren op de werkplek is veelzijdig, authentiek, contextgebonden, gericht op socialisatie en betekenisverlening. Daarbij is zelfsturing door de lerende essentieel. Opleiden op de werkplek heeft als basis het verbinden van authentieke ervaringen met kennis en het stimuleren van zelfsturing door aanstaande leraren. Het lectoraat wil door middel van praktijkonderzoek een integratieve didactiek voor het leren op de werkplek ontwikkelen.
DOCUMENT
Leraar is een prachtig beroep dat bijdraagt aan de ontwikkeling en toekomst van jongeren. Een beroep waar leraren vol passie aan beginnen. De kunst is om die passie een loopbaan lang vast te houden. Variatie, ontwikkeling, uitdaging en erkenning zijn daarbij sleutelwoorden. Het drieluik Leraar: een professie met perspectief verkent op basis van inzichten uit onderzoek hoe leraren hun werk betekenisvol kunnen houden, voor henzelf en voor hun leerlingen. Dit eerste deel gaat over de vraag hoe het denken in en ondersteunen van loopbanen kan bijdragen aan een aantrekkelijk beroep en de passie van leraren. Aan bod komt onder meer hoe leraren keuzes maken in hun loopbaan. Hoe ontwikkelen ze zich en hoe combineren ze lesgeven met andere rollen binnen of buiten de school? En wat hebben starters en meer ervaren leraren nodig voor hun professionele ontwikkeling?
DOCUMENT