Deze literatuurstudie, geschreven als onderdeel van een vijftal studies naar verschillende fasen in het EU-beleidsproces, behandelt de fase van beleidsvorming door de Europese Commissie (EC). Hierin staat de vraag centraal wat de belangrijkste voorwaarden zijn voor effectieve beïnvloeding in deze fase van het EU-beleidsproces door EU-lidstaten en in het bijzonder door Nederland. In de literatuurstudie is met name literatuur tussen 2016 en 2023 behandeld, die op één of andere wijze kan bijdragen aan inzicht in de manier waarop actoren, en in het bijzonder lidstaten, invloed kunnen uitoefenen op beleidsvorming door de EC. De belangrijkste inzichten die volgen uit de literatuurstudie zijn: • Dat het effectief kan zijn om vroegtijdig een breed scala aan beleidsmakers en andere actoren, zowel nationaal als op EU-niveau, te betrekken bij een gestructureerde en gecoördineerde inzet om beleidsformulering te beïnvloeden. Hierbij zouden dan zo veel mogelijk EU-niveau actoren, zoals koepelorganisaties en implementatie-organisaties betrokken moeten worden. • Dat het een positief effect kan hebben op effectiviteit om zo veel mogelijk samen te werken als regering en oppositie in een eensluidend standpunt naar het EU-niveau, en ook samen te werken met regeringen en parlementen in andere lidstaten. • Dat voldoende menskracht, met name wat betreft coördinatie van inzet en contacten met zowel EC als Europees Parlement (EP), kan bijdragen aan een effectievere beleidsbeïnvloeding. Daarbij helpt het als nauw contact met vertegenwoordigers in expertgroepen wordt gehouden en zwaarder gekwalificeerde personen afgevaardigd worden, zodat zij in de groepshiërarchie binnen expertgroepen een leidende rol kunnen spelen. • Dat het effectief kan zijn om bij het bepalen van de boodschap en beïnvloedingsstrategie, in deze vroegtijdige fase, rekening te houden met de motivaties en belangen van (individuele ambtenaren binnen) de EC en andere lidstaten, en er een EU-wijd belang wordt gepresenteerd. • Dat strategisch nadenken over het proces en de keuzes rond consultatie-instrumenten effectiviteit zou kunnen vergroten Over veel thema’s kon geen uitsluitend wetenschappelijk onderbouwd antwoord gegeven worden vanuit de bestaande literatuur op dit moment, en is aanvullend onderzoek nodig om geïnformeerde uitspraken te kunnen doen over de rol van lidstaten en van Nederland in het bijzonder.
MULTIFILE
Dit artikel beschrijft de hang naar vernieuwing van organisatiestructuren in de publieke dienstverlening, en vraagt waar de evidence-based grondslag is voor het geloof in de meerwaarde van dergelijke wijzigingen.
DOCUMENT
In haar recent verschenen eindrapport Lage drempels, hoge dijken doet de commissie-Remkes aanbevelingen voor de versterking van ons parlementaire stelsel. Het doel is de Tweede Kamer ,,te versterken als een voor burgers herkenbare en invloedrijke volksvertegenwoordiging". Daarvoor moet de Kamer grip op de eigen agenda krijgen, informatie inwinnen en commissies opzetten. Maar voor een parlementaire grip en toezicht op internationaal beleid schieten de aanbevelingen van de commissie tekort. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/mendeltje/
DOCUMENT
Klimaatverandering maakt dat steden zich moeten aanpassen. Dit vraagt om grootschalige aanpassingen op publieke en private grond. Amsterdam en Rotterdam hebben als koplopers in stedelijke klimaatadaptatie de afgelopen jaren geëxperimenteerd met twee platforms (Amsterdam Rainproof en Water Sensitive Rotterdam) om met bewoners, woningcorporaties en bedrijven de stad klimaatadaptief te maken. Het succes van beide platforms, in combinatie met de groeiende urgentie voor klimaatadaptatie, zorgt anno 2019 voor een roep om een ‘nieuw normaal’: hoe kan deze vernieuwende, uitnodigende werkwijze mainstream worden? Juist de kenmerken die de platforms zo succesvol hebben gemaakt, kunnen nu een barrière voor mainstreaming vormen. Waar in eerste instantie een kleine kopgroep veel kan bereiken met flexibiliteit, ad-hoc besluiten en gelijkwaardig partnerschap, vraagt het opgaan in reguliere beleidsprocessen om meer vastigheden die gebruikelijk zijn bij de overheid-gedreven aanpak van stedelijk waterbeheer. Mainstreaming van de vernieuwende, uitnodigende werkwijze lijkt daardoor moeilijk te bereiken. Dit onderzoek evalueert de succesfactoren en barrières van een uitnodigende werkwijze op basis van lessen van Amsterdam Rainproof en Water Sensitive Rotterdam. Tevens wordt onderzocht via welke routes deze aanpak mainstream kan worden in beide steden. Met een interactieve routekaart, opgesteld in workshops met deelnemers uit Amsterdam en Rotterdam wordt theoretische kennis over de barrières voor mainstreaming vertaald naar proactieve keuzes en routes. Waterbeheerders kunnen zo beter anticiperen op mainstreaming-barrières, en daarmee hun uitnodigende werkwijze beter bestuurlijk inbedden. Hiermee dragen we bij aan steden die beter voorbereid zijn op klimaatverandering, en aan kennis over het ontwikkelen van een uitnodigende werkwijze binnen de watersector.