Het is 2014, de schuldenproblematiek blijft groeien en het lijkt of de bestaande instrumenten voor een deel van de schuldenaren geen of onvoldoende oplossing bieden. Reden voor de NVVK en Hogeschool Utrecht om te kijken naar de oorzaken die ten grondslag liggen aan het niet kunnen bieden van een duurzame voor de schuldenproblematiek.
Armoedeproblematiek en bestaansonzekerheid hebben nieuwe urgentie gekregen. Tegelijkertijd is Nederland welvarender dan ooit tevoren. Nederland heeft in internationaal perspectief sterke instituties en behoort tot de top 20 van rijkste landen ter wereld. Deze paradox van armoede in een rijk land vraagt om een antwoord. Er is geen gebrek aan armoedebeleid en er is ook geen tekort aan ambitie in beleidsdoelstellingen. Toch heerst er een algemeen gevoel dat beleid regelmatig tekortschiet en te vaak uitgaat van onrealistische aannames. Hoe kan het anders?In deze rede gaat Anna Custers in op lessen die we kunnen trekken uit onderzoek en armoedebeleid op verschillende plekken in de wereld, in het bijzonder uit de internationale ontwikkelingssamenwerking. Hierbij vallen twee elementen op. Allereerst een onderzoeks-agenda met een scherpe focus op wat werkt, en vooral ook op hoe beleid het beste werkt. Daarnaast het uitgangspunt dat instituties flexibel zijn en dat systeemverandering mogelijk is. Custers betoogt dat zolang we ons enkel richten op gedragsverandering binnen de bestaande systemen, oplossingen voor het armoedevraagstuk onvoldoende dichterbij komen.
Hoe bouwen we aan een samenleving waarin iedereen kan meedoen, tot zijn recht komt en zich veilig voelt? Hier doen de lectoraten praktijkgericht onderzoek van het Kenniscentrum Sociale In-novatie van Hogeschool Utrecht onderzoek naar, met en voor (aankomend) sociale professionals in het brede sociaal domein. Onze missie is om samen met partners uit praktijk, onderwijs en beleid bij te dragen aan ‘beter samen leven’ en het verkleinen van sociale ongelijkheid. Dit doen wij door praktijkgericht onderzoek, ontwikkeling en agendering van actuele maatschappelijke en sociale vraagstukken op het vlak van participatie, welzijn, zorg en ondersteuning, jeugdhulp, werk en inkomen, schuldenproblematiek, dak- en thuisloosheid, toegang tot recht, reclassering, sociale veiligheid, en deelname aan onderwijs, sport en cultuur.
Er is een groep mensen in Utrecht die niet voldoende profiteert van het aanbod op het gebied van gezondheids- en welzijnsinterventies. Met name mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) en/of lage gezondheidsvaardigheden. Deze groep heeft vaker dan gemiddeld te maken met bestaansonzekerheid, door bijvoorbeeld armoede.
Het afgelopen decennium is het aantal daklozen in Nederland verdubbeld tot ruim 36.000 in 2020. Deze mensen leven in een extreme vorm van bestaansonzekerheid, waarbij basale levensvoorwaarden als eten, drinken, toegang tot sanitair en een slaapplek niet vanzelfsprekend zijn. De bestaande aanpak van het daklozenvraagstuk – ook wel ‘housing first’ genoemd – richt zich op het vinden van opvang of reguliere woonruimte. De plek waar daklozen terecht kunnen voor tijdelijk onderdak en voor begeleiding – de Maatschappelijke Opvang (MO) – kent momenteel echter lange wachtlijsten. In grote steden moeten veel daklozen 1 tot 2 jaar wachten op opvang. Om daklozen toch de hulp te bieden die zij nodig hebben, zoeken gemeenten, MO-organisaties en sociaal professionals naar aanvullingen op ‘housing first’ aanpak. Zo bieden MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem, in samenwerking met de gemeente, de uit de langdurige Geestelijke Gezondheidszorg afkomstige Resource-methode aan bij daklozen die op de wachtlijst staan voor opvang. Deze methode is gericht op het samen met de dakloze vormen van een steungroep van mensen uit het formele hulpverleningsnetwerk en informele deelnemers, zoals familie, vrienden, buurtgenoten en (oud-)collega’s. Bij mensen die hulp krijgen vanuit de GGZ leidt het aanbieden van de Resource-methode tot een sterker sociaal netwerk en meer eigen regie. De vraag is nu of en hoe de methode werkt bij dak- en thuislozen, en welke kennis, vaardigheden, attituden en facilitering sociaal professionals in de MO nodig hebben om steungroepen te vormen en samen met de dakloze en de steungroep te werken aan de eigen regie van de dakloze. Dit is wat in dit onderzoeksproject, getiteld ‘Social Network First?’, wordt onderzocht.