In het superdiverse Rotterdam-Zuid biedt de religieuze inspiratie van sociaal werkers van House of Hope net dat beetje extra’s voor vele hulpvragers van alle gezindten. Oude tijden van buurtpastoraat en diaconie lijken te herleven, maar dan wel in een nieuw jasje.
LINK
De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 in Nederland was historisch laag. In Den Haag lag de opkomst op 43 procent. Het opkomstpercentage verschilde sterk tussen wijken. Voor dit onderzoek zoomen we in op vijf wijken: Bouwlust en Vrederust; Laakkwartier en Spoorwijk (beide met een opkomst onder de 30 procent); Mariahoeve en Marlot; Staten- en Geuzenkwartier (opkomst rond het stedelijk gemiddelde) en de Vogelwijk (met 77 procent een relatief hoge opkomst). Doel en vraagstelling Het doel van het onderzoek is inzicht bieden in de beweegredenen van stemmers en niet-stemmers in verschillende wijken en het bieden van handelingsperspectieven voor de gemeenteraad, het college en de gemeentelijke organisatie. De drie hoofdvragen van het onderzoek zijn: - Wat zijn de motieven van stemmers en niet-stemmers? - Hoe kunnen we verschillen verklaren tussen wijken en groepen bewoners? - Welke handelingsperspectieven kunnen worden ontwikkeld, zowel voor het bevorderen van de opkomst als het vergroten van de betrokkenheid van bewoners bij de gemeentepolitiek?
DOCUMENT
De doelstelling van dit onderzoek is duidelijkheid krijgen over hoe een duurzame financial denkt en handelt. De centrale vraag die wij hierbij stellen is: “Hoe denkt en handelt een duurzame financial?”. Op basis van deze hoofdvraag zijn wij gekomen tot drie deelvragen.De eerste deelvraag luidt: “Wat is MVO?” Deze vraag stellen wij om het theoretische kader van het onderzoek te definiëren. In de ISO 26000 zijn de richtlijnen voor MVO vastgelegd. De definitie van de ISO 26000 van MVO is: “maximaliseer je bijdrage aan natuur en milieu, mens en economie.” “Je houdt rekening met de behoeften van nu en van toekomstige generaties.” De ISO 26000 kent zeven kernthema’s die van belang zijn voor elke type organisatie. Deze kernthema’s zijn: behoorlijk bestuur, mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu, eerlijk zaken doen, klant/consument-aangelegenheden en maatschappelijke betrokkenheid.
DOCUMENT
De gangbare, DSM-gestuurde interpretatie van depressieve stoornis doet de ervaring van mensen die aan deze stoornis lijden geen recht. Er ontbreken drie wezenlijke aspecten aan de DSM-definitie: een verstoorde wereldbetrekking, een verstoorde lijfelijkheid en een verstoorde temporaliteit. De fenomenologische uitleg van depressie die in mijn proefschrift centraal staat, laat deze psychische stoornis niet naar voren treden als extreme somberheid, maar als existentieel isolement. De ‘stemmingsstoornis’ (mood disorder) is zo beschouwd een afstemmingsstoornis: een verstoring van een proces of gebeuren van synchronisatie op een heel elementair, lijfelijk-affectief niveau. Dat het fenomeen depressie momenteel zo wijdverbreid is – de zogeheten depressie-epidemie – kan in verband worden gebracht met de wijze waarop het individu door de laatmoderne ‘neoliberale’ cultuur tot subject wordt gevormd. De hedendaagse subjectpositie is ‘isolistisch’ van aard. Dit staat op gespannen voet met de menselijke grondbehoefte aan elementaire afstemming. Anders gezegd: de laatmoderne subjectificatie van het individu is depressogeen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
DOCUMENT
Op hogeschool Van Hall Larenstein zijn net als op vele andere hogescholen lectoraten opgezet. Het doel van deze lectoraten is om door middel van praktijkgericht onderzoek, de koppeling tussen het onderwijs en het werkveld te versterken. Door het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek worden actuele vraagstukken uit het werkveld opgepakt door een lectoraat en uitgezet bij docent-onderzoekers. De docent-onderzoekers werken de vraagstukken gezamenlijk met de lector uit tot onderzoeksprojecten.
DOCUMENT
Gedrag van grote groepen mensen speelt een belangrijke rol in zowel het ontstaan en in stand houden van de problemen op het gebied van gezondheid en energie en milieu, als ook in de oplossing er van. De overheid, bedrijven en organisaties willen burgers, consumenten en werknemers aanzetten tot het maken van duurzame en gezonde keuzes. Zij doen daarbij een beroep op ondernemers in de creatieve industrie. Enkele best practices maken het aannemelijk dat fysieke producten zeer geschikt zijn om mensen op de juiste plaats en het juiste moment in actie te laten komen. De wetenschappelijke onderbouwing van de werking is echter nauwelijks voorhanden. Communicatie-, ontwerp- en adviesbureaus (bureaus) willen weten hoe je door de inzet van een passende strategie van overtuiging en sociale invloed (persuasief principe) op het juiste moment en op de juiste plaats (touchpoint) gedrag kunt beïnvloeden.
DOCUMENT
Het lectoraat Maritieme Innovatieve Technieken is sinds juni 2012 verbonden aan het Maritiem Instituut Willem Barentsz (MIWB), onderdeel van het Instituut Techniek van NHL Hogeschool. Dankzij deze positie kan het lectoraat, samen met het lectoraat Maritiem, Marien, Milieu & Veiligheidsmanagement en het Kenniscentrum Jachtbouw, over de grenzen van de organisatie heen werken. Het ontwikkelen en uitbreiden van het praktijkgericht onderzoek heeft daarbij de hoogste prioriteit. Kennis, veiligheid en innovatie door middel van technologie zijn steeds de verbindende factoren. Het lectoraat houdt zich bezig met het uitwisselen van kennis tussen het onderwijs en het beroepenveld. Wij richten ons daarbij op vier thema’s en drie onderzoeksgebieden. Vanuit de thema’s, veilige schepen, slimme schepen, schone schepen, duurzame schepen, wil het lectoraat de komende jaren een actieve rol spelen op de onderzoeksgebieden Maritime operations, Human factors en Regulatory compliance. Daarnaast is het lectoraat gestart met nascholingstrajecten waarmee docenten hun onderzoeksvaardigheden verder kunnen ontwikkelen. Wij werken eveneens aan de professionele masteropleiding
DOCUMENT
Natuurbeschermingsorganisaties staan voor een grote nieuwe uitdaging. De overheid trekt zich terug en moet bezuinigen. Daardoor moet natuur- en landschapsontwikkeling meer dan ooit concurreren met andere vormen van landgebruik. Om voldoende draagvlak te krijgen voor natuur is het daarom niet meer genoeg om alleen naar soorten en habitats te kijken. Naast ecologische moeten ook economische en sociale afwegingen gemaakt worden. Die zijn bepalend voor de manier waarop het landschap wordt beleefd en gewaardeerd. De landschapsbeheerder van vandaag is daar onvoldoende op voorbereid. De beheerder van de toekomst moet beschikken over geïntegreerde kennis en handelingsperspectieven vanuit het ecologische, cultuurhistorische en economische kennisdomein en moet deze op een interactieve manier kunnen inzetten. Om dit te bereiken zijn bij Hogeschool Van Hall Larenstein Velp drie Groene Pluslectoren in deeltijd benoemd. Deze zijn elk gespecialiseerd in een ander aspect van natuur- en landschapsbeheer: milieu-econoom Martijn van der Heide, ecoloog John Janssen en sociaal wetenschapper Derk-Jan Stobbelaar. Het lectoraat Geïntegreerd Natuur- en Landschapsbeheer streeft naar een bredere visie op natuurbeheer, waarbij de ecologische waarden van natuur samenhangen met de geschiedenis van het landschap en met de economische mogelijkheden voor behoud, beheer en ontwikkeling daarvan. Bevat een interview met Derk-Jan Stobbelaar en Martijn van der Heide.
DOCUMENT