Er is behoefte aan meer kennis en ondersteuning bij het implementeren van effectieve valpreventieinterventies in de wijk, waar ouderen zelfstandig thuis wonen. Omdat vallen een multifactorieel probleem is en er vele soorten valpreventie-interventies bestaan, is interprofessionele samenwerking gewenst. Door literatuuronderzoek en in focusgroep-bijeenkomsten met verschillende professionals is onderzocht wat bevorderende en belemmerende factoren zijn bij succesvolle interprofessionele samenwerking op het gebied van valpreventie, en welke strategieën effectief zijn. De belangrijkste conclusie is, dat voor het bevorderen van interprofessionele samenwerking coördinatie, communicatie en informatie cruciale factoren zijn. Daarnaast is ook uitwisseling van evidence based kennis en samenwerking met andere stakeholders belangrijk.
DOCUMENT
Evidence based practise (EBP) is de laatste jaren een veel besproken onderwerp in de paramedische beroepsgroepen. Het belang van het evidence based handelen in het dagelijkse methodisch handelen wordt steeds meer onderstreept. Het verwerven van evidence based vaardigheden bij studenten logopedie krijgt dan ook steeds meer een prominentere rol in het competentiegericht opleidingscurriculum. In dit artikel wordt beschreven wat onder EBP wordt verstaan en hoe de implementatie van het evidence based practise denken en handelen in het buitenschoolse leren van de opleiding logopedie Hogeschool Zuyd systematisch wordt aangepakt.
DOCUMENT
Binnen het hoger onderwijs wint interne kennisdeling aan belang als manier om de kwaliteit van onderzoek, onderwijs en maatschappelijke impact te vergroten. Nu er steeds vaker in teams wordt samengewerkt, spelen onderzoekers daarin een sleutelrol. Tegelijkertijd is nog weinig bekend over welke factoren kennisdeling binnen deze teams stimuleren of juist belemmeren. Deze studie verkent dit vraagstuk vanuit het perspectief van onderzoekers, op basis van kwalitatief onderzoek. Veertien onderzoekers uit zes kleine teams binnen hetzelfde instituut zijn geïnterviewd waarbij ook de werkomgeving tevoren in kaart werd gebracht. De bevindingen zijn geanalyseerd aan de hand van het STAR-model, dat bestaat uit de elementen strategie, structuur, proces, beloningen en mensen. Dit model biedt houvast om verschillende factoren op een systematische manier in kaart te brengen. Voor elk element zijn bevorderende en belemmerende factoren geïdentificeerd. Het element ‘mensen’ blijkt een centrale rol te spelen in de bereidheid om kennis te delen, waarbij vertrouwen en veiligheid als essentiële voorwaarden naar voren komen. Daarnaast blijkt dat stimulerende factoren binnen het ene element vaak samenhangen met factoren in andere elementen. Zo gaat een veilige en vertrouwde omgeving vaak gepaard met een horizontale structuur, waarin ruimte is voor gelijkwaardige samenwerking. Deze inzichten bieden concrete handvatten om op teamniveau strategieën te ontwikkelen die kennisdeling binnen onderzoeksgroepen versterken.
DOCUMENT
All4Talent richt zich op alle arbeidsmarktprofessionals, arbeidsorganisaties en samenwerkingsverbanden die er alles aan doen om een inclusieve arbeidsmarkt te realiseren, in het bijzonder voor doelgroepen met een ondersteuningsbehoefte. All4Talent wil eraan bijdragen dat mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie (kunnen blijven) meedoen. In het SPRONG-programma All4Talent wordt een toolbox ontwikkeld die bestaat uit nieuwe kennis, best practices, producten en diensten en manieren om samen te werken richting een inclusieve arbeidsmarkt. De betrokken partners werken in een kennisplatform samen aan kennisuitwisseling en -ontwikkeling. De SPRONG-subsidie biedt de onderzoeksgroep ruimte om kennis en tools te ontwikkelen voor het beter inzetten van werknemers en -zoekenden die aan de zijlijn staan.
Veel mensen met een spierziekte, ook wel neuromusculaire aandoeningen (NMA) genoemd, hebben een hulpvraag over conditie, en worden hiervoor begeleid door een fysiotherapeut. Door een gebrek aan richtlijnen ervaren fysiotherapeuten problemen met toepassing van aerobe training in de dagelijkse praktijk en is er een grote steunbehoefte m.b.t. het voorschrijven van training. De B-FIT trainingswijzer voorziet in deze behoefte door fysiotherapeuten praktische handvatten te bieden voor het voorschrijven van gepersonaliseerde aerobe training in de eigen leefomgeving. Na een succesvolle pilotstudie wordt de B-FIT trainingswijzer gebruikt in academische ziekenhuizen en revalidatiecentra in de 3e en 2e lijn in Nederland. B-FIT wordt echter beperkt toegepast door fysiotherapeuten in de 1e lijn, waar veel mensen met een NMA onder behandeling zijn. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken, waaronder een gebrek aan kennis over NMA in de 1e lijn (door de zeldzaamheid van aandoeningen), en moeizame kennisoverdracht van de 2e/3e lijn naar de 1e lijn en vice versa. Er is meer inzicht nodig in mogelijke andere belemmerende en bevorderende factoren voor betere implementatie van B-FIT in de eigen leefomgeving onder begeleiding van een fysiotherapeut in de 1e lijn. Met een Community of Practice zullen deze factoren in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt de B-FIT trainingswijzer doorontwikkeld voor optimale toepassing in de 1e lijn, en in een pilotstudie onderzoeken we de bruikbaarheid en evalueren we de tevredenheid onder fysiotherapeuten en patiënten. In dit project wordt een bestaand consortium met onderzoekers, revalidatieartsen en fysiotherapeuten vanuit universitair medische centra en revalidatiecentra en vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging (Spierziekten Nederland) en beroepsvereniging (KNGF), verder uitgebreid met fysiotherapiepraktijken in de 1e lijn (MKB) en docenten van hogescholen. Dit project draagt bij aan verbeterde NMA zorg en verbeterde samenwerking tussen fysiotherapeuten in de 1e lijn en zorgprofessionals in de 2e/3e lijn (juiste zorg op de juiste plek), die hier allen van profiteren.