Het ontwerpen en realiseren van bewegingsactiviteiten die door iedere leerling betekenisvol en uitdagend ervaren worden, is geen sinecure. We kunnen vaststellen dat dit voor ons als professionals enerzijds een complexe en ingewikkelde opgave en anderzijds een uitdagende ambitie is. Kunnen de gereedschappen uit de toolbox van het nieuwe motorische leren de professional de benodigde structuur en houvast bieden? Geven deze gereedschappen voldoende richting om nog krachtiger bewegingsarrangementen te ontwerpen?
Een Geriatriefysiotherapeut is een geschoolde en vakbekwame fysiotherapeut die zich, middels een, door de NVAO Geaccrediteerde en KNGF en NVFG erkende, opleiding, heeft gespecialiseerd in de zorg voor kwetsbare ouderen.Het specialisme richt zich op verbetering en behoud van gezondheid, zelfredzaamheid, participatie en kwaliteit van leven van kwetsbare ouderen of ouderen die het risico lopen kwetsbaar te worden, met de focus op het bewegend functioneren.Het domein van de geriatriefysiotherapie valt onder de medische, bewegings- en gedragswetenschappen en baseert zich op actuele wetenschappelijke inzichten, methoden en technieken uit deze kennisgebieden.
Conform haar gestage ontwikkeling naar een kennisinstelling waarbij praktijkgericht onderzoek een even reguliere taak is als initieel onderwijs en bijscholing, had de hg bij een eerder verworven subsidie in het kader van het Sirius programma al een praktijkgericht onderzoeksprogramma ingebouwd. Vanwege de goede ervaringen daarmee werd besloten om dat eveneens in haar aanvraag voor de Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren te doen. Anders dan bij Sirius kreeg dat niet vorm in een nieuw lectoraat, maar in een zelfstandig onderzoeksprogramma door een eigen kenniskring bij het voornoemde lectoraatFlexicurity. Die kenniskring heeft van januari 2010 tot en met december 2011 het onderzoeksprogramma ‘Co-makership Leven Lang Leren’ uitgevoerd, in het kader van het Leven Lang Leren (lll) programma 2010-2011 van de hg. De term co-makership is ontleend aan het rapport van de Tijdelijke Adviescommissie Onderwijs & Arbeidsmarkt (1990). Co-makership staat voor het principe dat scholen en bedrijven het onderwijs gezamenlijk vorm zouden moeten geven, en was één van de vier doelen waarin die commissie de te verbeteren aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt uiteen legde. Gezamenlijke ontwikkeling van scholing van werkenden werd als een concreet voorbeeld van co-makership genoemd in dat rapport. Het lectoraat introduceerde de term als slogan voor het lll-beleid in de hg, en natuurlijk vormt dat concept dus de verbindende grondslag voor het toegepaste onderzoeksprogramma.Er is bewust gekozen voor een verzameling kleinere deelprojecten in dit onderzoeksprogramma. Wat betreft de inhoud werd het daardoor mogelijk meerdere praktijkthema’s op te pakken, in plaats van slechts een enkel. Zo kon bij vragen van meerdere belanghebbende partners binnen en buiten de hgworden aangesloten, en via het onderzoek ook in de praktijk co-makership worden uitgebouwd met meerdere partners.
Hoewel drones worden gebruikt in steeds toenemende civiele toepassingen voor een goede daad, zijn kwaadwillende drones ook steeds meer en steeds vaker worden ingezet om schade aan te richten. Huis, tuin en keukendrones zijn in staat om door te dringen tot zwaarbeveiligde gebieden en daar verwoestende schade aan te brengen. Ze zijn goedkoop, precies en kunnen steeds grotere afstanden afleggen. Kwaadwillende drones vormen een groot gevaar voor de nationale veiligheid. In dit KIEM-project onderzoeken wij de vraag in hoeverre is het mogelijk om drones te ontwikkelen die volledig autonoom een ongecontroleerde omgeving (luchtruim) veilig kunnen houden? Counter drones moeten kamikaze-drones kunnen signaleren en uitschakelen. Bestaande systemen zijn nog onvoldoende in staat om kwaadwillende drones op tijd uit te schakelen. Bij Defensie, de Nationale Politie en het gevangeniswezen is dringend behoefte aan systemen die kwaadwillende drones kunnen detecteren en uitschakelen. Er zijn thans enkele (Europese) systemen waarmee drones kunnen worden gedetecteerd, onder andere met radiofrequentiesignalen (voelen), optische- en radartechnologie (zien) en akoestische systemen (horen). Geen van deze systemen vormen de ‘silver bullet’ voor het bestrijden van kwaadwillende drones, vooral kleine en laagvliegende drones. Met een feasibility study wordt nagegaan wat de state-of-the-art is van de huidige counter dronetechnologieën en op welke technologiedomeinen het consortium waarde kan toevoegen aan de ontwikkeling van effectieve counter drones. Saxion en haar partners zet zich de komende jaren in op Sleuteltechnologieën als: Human Robotic Interaction, Perception, Navigation, Systems Development, Mechatronics en Cognition. Technologieën die terugkomen in counter drones, maar ook worden doorontwikkeld voor andere toepassingsgebieden. Het project bestaat uit 4 fasen: een onderzoek naar de huidige counter dronetechnologieën (IST), onderzoek naar gewenste/toekomstige counter dronetechnologieën (SOLL), een gap-analyse (TOR) én een omgevingsanalyse om na te gaan wat er elders in Europa al aan onderzoek plaatsvindt. Tevens wordt een netwerk ontwikkeld om counter droneontwikkeling mogelijk te maken.
Het basisonderwijs staat voor de lastige opgave om kinderen meer te laten bewegen zonder dat dat ten koste gaat van de kernvakken als rekenen en taal. Er is wel een ontwikkeling die kansen biedt: bewegend leren. Dit combineert bewegingsoefeningen met reken- of taaloefeningen en lijkt een meerwaarde te hebben voor de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Exergames worden hiervoor al wel mondjesmaat toegepast, maar niet in samenhang met doelstellingen op het gebied van motorische ontwikkeling. Hoe kunnen exergames zo ontwikkeld worden dat ze succesvol ingezet worden in het basisonderwijs om én cognitieve automatiseringsdoelstellingen én motorische ontwikkelingsdoelstellingen geïntegreerd ondersteunen? Door een slimme innovatie van gepersonaliseerd bewegend leren kan zonder dat daar meer verroosterde tijd voor beweegonderwijs voor nodig is de motorische ontwikkeling van kinderen worden versterkt en gemeten, bewegend leren voor het individu geoptimaliseerd worden, de docent ontlast worden, en daarmee de weerstand tegen invoering van bewegend leren verminderd worden. Het samenwerkingsverband verbindt serious game design, cognitieve training van kinderen én motorische ontwikkeling en dat is uniek. Voor de game-design partners levert dit waardevolle kennis op voor het ontwikkelen van exergames die goed geworteld zijn in het onderwijs. Voor de ontwikkeling van de adaptieve games wordt ingezet op een user-centered designproces waarbij co-creatie sessies met vakleerkrachten en game designers een belangrijke rol spelen. De beoogde resultaten zijn (1) een prototype waarmee bewegingen kunnen worden gemonitord en inzichtelijk gemaakt voor de leerkracht; (2) Enkele prototypes van adaptieve games die kinderen nieuwe motorische vaardigheden leren terwijl ze een automatiseringstaak uitvoeren; en (3) Ontwerp- en implementatierichtlijnen voor deze games in de dagelijkse onderwijspraktijk. Het geheel is een proof of concept die game designers in staat stelt om een slimme en adaptieve exergames te maken voor bewegend leren.
Kinderen met beperkingen willen participeren in beweegactiviteiten in hun eigen omgeving. Dat kan bijvoorbeeld door buiten te spelen en te sporten met andere kinderen. Zij bewegen alleen helaas steeds minder terwijl bewegen essentieel is voor onder andere hun fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling. Kinderfysiotherapeuten zijn de experts van het bewegend functioneren bij kinderen met beperkingen en hebben daarom een belangrijke rol bij het faciliteren van bewegen zodat kinderen met beperkingen kunnen participeren in de maatschappij. Een verandering in de rol van kinderfysiotherapeuten is noodzakelijk om daadwerkelijke participatie in beweegactiviteiten bij kinderen met beperkingen in hun eigen omgeving te kunnen ondersteunen. Dit blijkt uit onze vraagarticulatie waarbij we de afgelopen twee jaar door afnames van enquêtes, semigestructureerde interviews, een tour door het land en co-creatie sessies 200 kinderfysiotherapeuten en ook ouders en kinderen hebben gesproken. Gecombineerd met evidentie blijkt dat integratie van gedragsveranderingstechnieken en samenwerking hierin essentiële onderdelen zijn waardoor bijvoorbeeld daadwerkelijk in de context van het kind (de speeltuin, sportclub of school) gewerkt kan worden. Dit proces leidde tot de volgende onderzoeksvraag: Hoe kunnen we kinderfysiotherapeuten in staat stellen competent te handelen in situaties waarin zij gedragsveranderingsprocessen begeleiden en samenwerkingen aan moeten gaan zodat kinderen met beperkingen gefaciliteerd worden bij participatie in beweegactiviteiten? We ontwikkelen kennis middels een internationale Delphi studie waarbij we in kaart brengen welke competenties rondom gedragsverandering en samenwerking kinderfysiotherapeuten moeten integreren in hun beroepscontext. We ontwikkelen met ons consortium (onder andere kinderfysiotherapeuten, ervaringsdeskundigen, gedragsdeskundigen, onderwijsdeskundigen) in co-creatie een nascholing voor kinderfysiotherapeuten die hen in staat stelt competenties rondom gedragsverandering en samenwerking te integreren in hun beroepscontext. Daarnaast ontwikkelen we een prototype digitaal ontwikkelplatform waarop het digitale gedeelte van deze nascholing geplaats wordt. Zowel bij de ontwikkeling van nascholing als het digitale ontwikkelplatform staat interactie en het leren in de beroepscontext van de kinderfysiotherapeut centraal.