BACKGROUND: Physical therapists' recommendations to patients to avoid daily physical activity can be influenced by the therapists' kinesiophobic beliefs. Little is known about the amount of influence of a physical therapist's kinesiophobic beliefs on a patient's actual lifting capacity during a lifting test.OBJECTIVE: The objective of this study was to determine the influence of physical therapists' kinesiophobic beliefs on lifting capacity in healthy people.DESIGN: A blinded, cluster-randomized cross-sectional study was performed.METHODS: The participants (n=256; 105 male, 151 female) were physical therapist students who performed a lifting capacity test. Examiners (n=24) were selected from second-year physical therapist students. Participants in group A (n=124) were tested in the presence of an examiner with high scores on the Tampa Scale of Kinesiophobia for health care providers (TSK-HC), and those in group B (n=132) were tested in the presence of an examiner with low scores on the TSK-HC. Mixed-model analyses were performed on lifting capacity to test for possible (interacting) effects.RESULTS: Mean lifting capacity was 32.1 kg (SD=13.6) in group A and 39.6 kg (SD=16.4) in group B. Mixed-model analyses revealed that after controlling for sex, body weight, self-efficacy, and the interaction between the examiners' and participants' kinesiophobic beliefs, the influence of examiners' kinesiophobic beliefs significantly reduced lifting capacity by 14.4 kg in participants with kinesiophobic beliefs and 8.0 kg in those without kinesiophobic beliefs.LIMITATIONS: Generalizability to physical therapists and patients with pain should be studied.CONCLUSIONS: Physical therapists' kinesiophobic beliefs negatively influence lifting capacity of healthy adults. During everyday clinical practice, physical therapists should be aware of the influence of their kinesiophobic beliefs on patients' functional ability.
DOCUMENT
De module “Diagnostiek van Angst en Gedragsproblemen” bestaat uit 3 onderdelen: 1) Achtergronden, 2) Het werkboek, 3) Invullijsten Ze is bedoeld voor multidisciplinaire teams (begeleiders, teamleiders, gedragswetenschappers, vaktherapeuten, artsen (AVG)). Beleidsmakers en andere geïnteresseerden kunnen eveneens kennis nemen dit document. Tevens is een implementatiehandleiding toegevoegd. De module is ontwikkeld tussen 2005 tot 2008 en getoetst met een wetenschappelijk onderzoek tussen 2009 tot 2014. Tijdens dit onderzoek is de module toegepast en zijn de resultaten verwerkt. Tijdens de ontwikkeling van de module is samengewerkt met organisaties uit de praktijk. Dit achtergronddocument beschrijft de opbouw van de module, de theorie en tot slot de aanbevelingen. De instructies voor dit team zijn opgenomen in het werkboek. Het werkboek bevat daarnaast ook specifieke instructies voor de (persoonlijk) begeleider. Voor de observaties die begeleiders uitvoeren zijn invullijsten beschikbaar.
MULTIFILE
De corona-pandemie gaat vergezeld van een tweede pandemie: die van angst en onzekerheid. Die vervult een sleutelrol in zowel de aanpak van de volksgezondheidscrisis áls in de financieel-economische crisis. Vanaf het begin van de crisis vertaal ik de wetenschappelijke inzichten over de doorwerking van die angst en onzekerheid in compacte mindmaps met korte toelichtingen Inmiddels is versie 4.0 beschikbaar, die u hier kunt downloaden: Mindmaps maatschappelijke doorwerking angst voor corona 4.0 Ik sta vanzelfsprekend open voor toelichting of feedback.
DOCUMENT
Een IS-gerelateerde aanslag komt in een moslimgemeenschap, zoals die in de Rotterdamse Afrikaanderwijk, doorgaans harder aan dan in de rest van Nederland. Niet alleen zorgt zo’n gewelddaad voor angst. Men is óók nog eens bang door de aanslagen gestigmatiseerd te worden als mogelijke terrorist.
LINK
De corona-epidemie is een ongekende crisis van onze volksgezondheid. Maar in deze epidemie ligt nog een andere epidemie besloten: die van angst en onzekerheid. Zoals de Ierse premier gisteren terecht opmerkte heeft déze epidemie nu al een veel grotere doorwerking op onze samenleving dan die van het virus zelf.
LINK
Hart- en vaatziekten zijn wereldwijd de meest voorkomende doodsoorzaak, en dagelijks worden in Nederland ruim 1000 patiënten met deze diagnose in een ziekenhuis opgenomen. Na een acuut hartprobleem is de kans op herhaling het grootst in de eerste weken na ziekenhuisontslag, waarbij 70-plussers een bijzonder hoge kans op herhaling hebben (ruim 50% binnen drie maanden). Hartrevalidatie verlaagt het risico op herhaling. Dit blijkt uit grootschalig onderzoek waarbij met name de combinatie van goed gedoseerde medicatie, fysieke revalidatie, leefstijlinterventies en psychosociale begeleiding effectief blijkt te zijn, vooral bij een goede coördinatie van deze elementen. De resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek zijn door experts binnen beroepsverenigingen voor professionals samengevat in een richtlijn voor het handelen in hartrevalidatie. Echter, deze richtlijn is niet van toepassing op het grootste deel van de patiënten die professionals zien, namelijk ouderen en patiënten met psychische problemen. Zij weten niet hoe zij de hartrevalidatie voor deze groepen patiënten goed en veilig kunnen invullen. Eerder onderzoek, waar de richtlijn uit voortkomt, heeft het positieve effect van hartrevalidatie slechts aangetoond voor een selecte groep van patiënten, namelijk de groep met het grootst te verwachten effect. Dat zijn patiënten met geen of weinig andere ziektes (comorbiditeit) naast de hartziekte. Patiënten met comorbiditeit dat het positieve effect van hartrevalidatie kan verstoren zijn buitengesloten ten gunste van dit positieve effect. Twee omvangrijke en sterk groeiende patiëntengroepen die om deze reden niet zijn meegenomen in eerder onderzoek zijn: 1. Oudere hartpatiënten (> 70 jaar) met meestal vele andere aandoeningen (60-80% van alle hartpatiënten); 2. Hartpatiënten met psychische problemen, waarbij de combinatie van een hartziekte en depressiviteit het meest voorkomt (30-60%) en een extreme vorm van bewegingsangst (kinesiofobie) naar schatting op basis van kleine studies in 20%. Bij professionals is er grote onzekerheid over HOE hartrevalidatie het best kan worden ingericht bij deze telkens van onderzoek buitengesloten patiënten, terwijl het risico op herhaling van een acuut hartprobleem juist bij hen groot is. Dit RAAK-PRO project richt zich op de transfereerbaarheid van hartrevalidatie principes naar oudere hartpatiënten en hartpatiënten met psychische problemen. Het zoeken naar werkzame en toepasbare vormen van hartrevalidatie voor deze twee groepen en het toetsen van de effectiviteit bij hen staan in dit project centraal.
Wanneer patiënten hersteld zijn van een angststoornis of depressie, hebben zij een hoge kans terug te vallen. De onderzoekers ontwikkelden een terugvalpreventieprogramma. De interventie werd aangeboden aan patiënten die eerder behandeling ontvingen voor een angststoornis of depressie in de basis of specialistische GGZ en daarna in volledige of gedeeltelijke remissie waren. De praktijkondersteuner huisarts GGZ (POH-GGZ) begeleidde patiënten bij het volgen van deze interventie. Dit artikel biedt inzicht in de toepassing van en ervaringen met dit terugvalpreventieprogramma.
DOCUMENT
Hierbij een overzicht van de mogelijke maatschappelijke doorwerkingen van 'de tweede epidemie' van COVID-19: die van de angst en onzekerheid. Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar effecten van veiligheidspercepties bij uiteenlopende crises en bedreigingen en op mijn – nog niet gepubliceerde - promotieonderzoek. Nog snel aangevuld met bevindingen van de SARS-epidemie uit 2002-2003. In de beschikbare tijd heb ik nog geen literatuurverwijzingen kunnen aanbrengen, die volgen in de verdiepingen die ik de komende tijd zal maken. Zaken die n.m.m. vooral relevant zijn voor het beleid heb ik gemarkeerd met een rood uitroepteken. Er zijn onder meer grote opgaven op het gebied van onze geestelijke gezondheid en sociale samenhang. En let op: uit dit soort crises weten we dat de maatschappelijke reacties door een aantal fasen gaan, de reacties en gedragingen die je nu in deze eerste ‘shock-fase’ ziet zijn niet representatief voor het vervolg. Excuus voor de kleine lettertjes, daarom in ppt-format zodat het op computer of laptop beter leesbaar is. Tot nadere toelichting ben ik altijd bereid, feedback waarmee dit overzicht completer of beter wordt stel ik op prijs. We moeten hier immers samen doorheen!
DOCUMENT
Samenvatting Doel: Het evalueren van het GET READY-terugvalpreventieprogramma voor patiënten met herstelde angst- of depressieve stoornissen in de huisartsenpraktijk. Methode: Er werden semigestructureerde interviews (n = 26) en focusgroepinterviews (n = 2) gehouden met patiënten en praktijkondersteuners huisarts GGZ (POH-GGZ). Patiënten met herstelde angst- of depressieve stoornissen en hun POH-GGZ die deelnamen aan de GET READY-studie werden individueel geïnterviewd. Bevindingen uit de interviews werden getoetst in focusgroepinterviews met patiënten en POH-GGZ. Data werden geanalyseerd door het toepassen van thematische analyse. Resultaat: Patiënten waren positief over het programma omdat het bewustwording creëerde over terugvalrisico’s. Een gebrek aan motivatie, herkenbaarheid en steun van de POH-GGZ, samen met ernst van symptomen waren belemmerend in het gebruik van het programma. POH-GGZ spelen een onmisbare rol in het motiveren en steunen van patiënten bij terugvalpreventie. Opvattingen van patiënten en POH-GGZ kwamen grotendeels overeen, wel hadden zij andere opvattingen over de verantwoordelijkheid qua initiatief nemen. Discussie: De implementatie van het GET READY programma was uitdagend. Begeleiding door de POH-GGZ moet bij terugvalpreventieprogramma’s worden aangeboden op basis van eHealth. Conclusie: Begeleiding door de POH-GGZ moet bij terugvalpreventieprogramma’s, die gebaseerd zijn op eHealth, worden aangeboden.
DOCUMENT
Het is common knowledge dat feitelijke onveiligheid en onveiligheidsbeleving niet zonder meer hetzelfde zijn. In de beleving van onveiligheid spelen allerlei factoren een rol die verder gaan dan de concrete problemen van criminaliteit, overlast en antisociaal gedrag. Dat maakt het een lastig te duiden fenomeen, voor de wetenschap, maar ook voor de politiek. En dat terwijl onveiligheidsbeleving een grote rol speelt in het maatschappelijk debat. Politici zijn doodsbenauwd onvoldoende gehoor te geven aan de roep om veiligheid. Ook in overheidsbeleid is men meer gaan koersen op de maatschappelijke onveiligheidsbeleving (Van den Herrewegen 2011). Het valt echter te betwijfelen of men deze gemakkelijk kan beïnvloeden (Terpstra en van der Vijver 2005). De culturele dimensies van onveiligheid, zoals”angsten, wantrouwen, emoties, behoefte aan vertrouwen en bescherming” (Terpstra 2009, p. 123) verander je niet zo snel. Onveiligheidsbeleving lijkt met andere woorden een referentiepunt zonder vaste coördinaten, en dat maakt het koersen erop tot een hachelijke zaak. In het wetenschappelijk onderzoek zijn tal van factoren in kaart gebracht die een rol spelen in de beleving van onveiligheid, zoals eerdere slachtofferervaringen, omgevingsfactoren en persoonlijkheidstrekken (bijvoorbeeld Hale 1996). Er is echter kritiek op deze voornamelijk kwantitatieve onderzoekstraditie omdat zich deze “hult in conceptuele onduidelijkheid en uitblinkt in ad-hoc operationaliseringen” (Pleysier 2010, p. 33). Het multi-dimensionale karakter van onveiligheidsbeleving maakt operationalisatie tot een complexe aangelegenheid. Ondanks de grote wetenschappelijke aandacht,“surprisingly little can be said conclusively about the fear of crime”(Ditton en Farrall 2000, p. xxi). Men zou vooral repeterend in plaats van cumulatief te werk zijn gegaan, waardoor veel lacunes in de wetenschap zijn achtergebleven (Pleysier 2010).
DOCUMENT