In dit rapport worden de resultaten van de Sociale Innovatie Monitor Limburg 2019 (SIML) gepresenteerd. Dit onderzoek naar sociale innovatie in Limburgse organisaties werd van januari 2019 tot mei 2019 uitgevoerd door het Lectoraat Employability van Zuyd Hogeschool en het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) Universiteit Maastricht, in samenwerking met Neimed, Sociaal-Economisch Kenniscentrum en de Limburgse Werkgevers Vereniging (LWV). Sociale innovatie wordt door het Network Social Innovation (NSI) van de Universiteit Maastricht gedefinieerd als: vernieuwingen in organisaties en nieuwe manieren van werken, die leiden tot het beter ontwikkelen en benutten van de vaardigheden van medewerkers, om daarmee de prestaties van de organisatie te verhogen of andere organisatie-, maatschappelijke-, of medewerkersdoelen te verwezenlijken. Door de monitor jaarlijks uit te zetten en in kaart te brengen hoe het sociale innovatievermogen zich ontwikkelt binnen organisaties in Limburg, hopen het Zuyd Lectoraat Employability, ROA, Neimed en de LWV een impuls te geven aan de optimalisering van diverse bedrijfsinterne en –externe sociale innovaties. In deze editie van de monitor staat het thema ‘Economie 4.0: werken aan digitale vaardigheden’ centraal.
DOCUMENT
Recentelijk bezocht minister Van Bijsterveldt een praktijkschool voor VMBO in Parkstad Heerlen. Zij benoemde het belang voor een leerling om op kleinschalig niveau vorm te geven aan het doorgaan van de ene opleiding in de andere. Dicht bij de leerling staan en dicht bij de leerling zijn ontwikkeling volgen. Dit is onder andere mogelijk door een bijpassende vorm te vinden van leren en werken in de beroepspraktijk. Het project ‘Onderwijs in de praktijk’ is hier een voorbeeld van.
DOCUMENT
In de context van de zeer dynamische en steeds krapper wordende arbeidsmarkt anno 2022 pleiten verschillende organisaties voor het centraal stellen op de arbeidsmarkt van vaardigheden ofwel ‘skills’. In Nederland zijn er verschillende initiatieven gericht op het ontwikkelen van een skillsmarkt, maar van het grootschalig samenbrengen van werkzoekenden en werkgevers aan de hand van skills is voorlopig nog geen sprake. Dat komt mede omdat werkgevers de meerwaarde van skillsbenaderingen vaak nog te onduidelijk vinden. In dit artikel bespreken wij eerst de fundamentele bouwstenen van skillsmatches om vervolgens vanuit het perspectief van de werkgever de meerwaarde en vereisten van skillsmatching door te nemen. Fundamenteel aan skillsmatching is het in beeld brengen van skills. Daarvoor is het belangrijk om skills te objectiveren, aan te tonen en te wegen. Die skills kunnen vervolgens gebruikt worden tijdens het matchingsproces om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op basis van skills samen te brengen. Dat kan lonen voor werkgevers omdat zij daarmee (1) een grotere groep van geschikte kandidaten, (2) een fijnmaziger zicht op de kwaliteit van kandidaten, (3) een verbetering van de arbeidsorganisatie en (4) een stimulans voor het leren op de werkvloer kunnen bereiken. Om dat mogelijk te maken is het van belang dat werkgevers en HR-managers hun vraag naar arbeid uitdrukken in skills, gestructureerd hun skillsmatches evalueren en in kaart welke skills zij in de toekomst verwachten nodig te hebben.
DOCUMENT
Mbo-scholen worstelen met de strikte scheiding tussen onderwijs en examinering. Docenten krijgen daardoor moeilijk zicht op de ontwikkeling van hun studenten richting de examinering. Zij zetten formatieve evaluatie-activiteiten (FE-activiteiten) in, maar niet om doelgericht zicht te krijgen op die ontwikkeling. Uit Gulikers & Baartman (2017) blijkt dat 'learning progressions' (leerpaden) kunnen helpen om FE-activiteiten meer doelgericht en onderling samenhangend te maken. Het doel van dit onderzoek was daarom: (1) een learning progression maken, (2) bijpassende FE-activiteiten maken met de learning progression als kapstok. Vier mbo-teams hebben aan de hand van verschillende ontwerpactiviteiten een learning progression gemaakt, FE-activiteiten ontworpen en deze uitgevoerd. In het onderzoek zijn deze ontwerp- en experimenteeractiviteiten geëvalueerd, wat betreft hun bijdrage aan het inzicht van mbo-docenten in het leerpad van hun studenten en het kunnen ontwerpen en inzetten van meer doelgerichte FE-activiteiten. Het innemen van het studentperspectief bleek cruciaal. De mbo-docenten rapporteerden inzichten en geleerde lessen over vakoverstijgend kijken in langere leerlijnen, inzicht in een kernaspect van hun beroep en hoe studenten zich ontwikkelen, en FE-activiteiten die meer doelgericht 'vangen' waar studenten staan hun ontwikkeling op dat kernaspect.
DOCUMENT
De informatieprofessional 3.0 moet niet bestaande dingen beter doen, hij moet betere dingen doen. Een van de essentiele vaardigheden is inhoudelijke verdieping: sleutelen aan kaders in plaats van binnen kaders te werken.
DOCUMENT
Computational Thinking (CT), een onderdeel van digitale geletterdheid, is een vaardigheid die aandacht vraagt in het onderwijs. Bij docenten in opleiding (dio’s) is nog weinig kennis en expertise over CT, terwijl er mogelijkheden zijn om dit aspect van digitale geletterdheid te integreren in alle schoolvakken en hiermee die schoolvakken te verrijken. Drie lerarenopleiders (Nederlands/moderne vreemde talen, geschiedenis en wiskunde) hebben een vakoverstijgende cursus gegeven en onderzocht in een verkennend onderzoek. Het doel van de cursus is bij te dragen aan kennis en attitude met betrekking tot CT en CT te integreren in een lesontwerp. Deelnemers aan de cursus waren 21 tweedegraadsdocenten geschiedenis, wiskunde en talen die een masteropleiding tot eerstegraadsdocent volgden. In interdisciplinaire leerteams werkten de docenten in opleiding aan een beroepsproduct waarin ze een vakoverstijgende aanpak ontwierpen rond het thema CT. Verschillende data (vragenlijsten, learner reports en beroepsproducten) zijn verzameld om de opbrengst van de module te beschrijven. Uit de data blijkt dat kennis over CT is toegenomen en dat dio’s na het volgen van de cursus een positievere houding hebben ten opzichte van het integreren van CT in hun onderwijs. Uit de analyse van de beroepsproducten blijkt dat dio’s deels in staat zijn om CT te integreren in hun ontwerpen van (vakoverstijgend) onderwijs.
MULTIFILE
Als opbrengst van het project verbreding techniek basisonderwijs [VTB] hebben rond 2010 ruim 2500 basisscholen wetenschap en techniek opgenomen in hun curriculum. Daarnaast zien we dat ook steeds meer scholen die niet aan het VTB-project deelnemen door het "virus" aangestoken worden en hun onderwijs programma aanpassen. Het is wenselijk om heldere maatstaven en criteria (benchmarks) te ontwikkelen die scholen ondersteunen bij het vaststellen van de kwaliteit van hun wetenschap-en techniekonderwijs. Dit betekent dit dat voor het vaststllen van de kwaliteit van invoering van wetenschap en techniek aandacht moet gegeven worden aan de kwaliteit van de onderwijsdoelen, gebruikte materialen, werkvormen en toetsing. Daarbij is het fundamenteel om vast te stellen hoe het onderwijsconcept en de kwaliteiten (kennis, vaardigheden en attitude) van de individuele leraar daarbinnen een plek hebben.
DOCUMENT
Onderzoekers van Hogeschool Inholland hebben in samenwerking met de Popcoalitie een nieuwe onderzoeks- en innovatieagenda opgesteld voor de popmuzieksector. Hierin zijn de meest urgente thema’s en vragen vanuit de sector, waar onderzoek gewenst is of waar innovaties nodig zijn, in kaart gebracht. Na de COVID-19 pandemie was het tijd om een nieuwe impuls te geven aan de muziekindustrie. Het stilleggen van de live popmuziek tijdens de pandemie heeft grote gevolgen heeft gehad voor makers, organisaties en medewerkers in deze branche. Het heeft daarnaast de aandacht gevestigd op al langer lopende vraagstukken, zoals een eerlijke vergoeding voor makers, de kwetsbare arbeidssituatie van medewerkers en onregelmatige werktijden. Tegelijkertijd heeft de pandemie de industrie ook gedwongen te experimenteren met nieuwe verdienmodellen, waaronder hybride en online optredens. Dit alles terwijl maatschappelijke kwesties zoals inclusie, diversiteit, klimaatverandering en digitale ontwikkelingen blijven spelen.
DOCUMENT
In 2010 werden landelijke teams geformeerd van Pabo opleiders om kennisbases te ontwikkelen voor de verschillende leergebieden waaronder Wetenschap en Techniek (W&T). De opdracht was de kennis en vaardigheden te specificeren die verwacht worden van een vakbekwame leerkracht, dus een leerkracht die al een aantal jaren les geeft en inmiddels ruime ervaring heeft in het geven van W&T lessen. Deze kennisbasis zou gebruikt worden om richting te geven aan de professionele ontwikkeling van een leerkracht in het leergebied W&T. Elke Pabo zou zelf beslissen over welk deel van de kennisbasis bekend zou worden verondersteld bij toelating, welk deel in het Pabo curriculum opgenomen wordt, en welk deel gereserveerd wordt voor verdere professionele ontwikkeling na het doorlopen van de Pabo.Na indiening van de producten van de diverse kennisbasisteams werd besloten om toch kennisbases te ontwikkelen voor de startbekwame leerkracht in plaats van de vakbekwame leerkracht en deze dan als basis te nemen voor toetsing op de Pabo. Bovendien moest dit een kennisbasis zijn voor vakdidactiek terwijl onze expliciete opdracht juist was om alleen W&T kennis en vaardigheden op te nemen en juist niet vakdidactiek. Inmiddels zijn er de voorstellen van de Commissie Meijerink waarmee het Pabo beleid verder gaat. Omdat we vinden dat ons product, onze kennisbasis W&T voor de vakbekwame leerkracht een nuttig product is voor allen die betrokken zijn bij W&T lerarenopleiding, nascholing, en begeleiding, vroegen en verkregen we toestemming van de HBO raad om onze kennisbasis te publiceren op ECENT. In de opleiding van de vakbekwame W&T leerkracht zijn er drie fasen te onderscheiden: de vooropleiding voor toelating tot de Pabo, de Pabo, en professionele ontwikkeling tot vakbekwame leerkracht na de Pabo. Onze kennisbasis oogt omvangrijk, maar een fors deel van de door ons gespecificeerde kennis behoort tot de normale onderbouwstof van het voortgezet onderwijs. Veel Pabos bieden bijspijkerprogramma’s aan in de vorm van zelfstudiepakketten om de voorkennis op dit onderbouwniveau te brengen. Binnen het zeer beperkte aantal uren voor vakkennis en vakdidactiek op het gebied van Natuur en Techniek op de Pabo is het beter een kleiner deel goed te doen dan om te proberen een zo’n groot mogelijk deel van de kennisbasis aan de orde te laten komen. De extra kennis/vaardigheden van de vakbekwame leerkracht ten opzichte van de startbekwame leerkracht zal tot stand moeten komen via professionele ontwikkeling waaronder post-HBO nascholing en ervaring met W&T in de klas.
DOCUMENT