Pas nadat de rechter een uitspraak heeft gedaan is de commissie College ter beoordeling geneesmiddelen (CTBG) pas bereid om een wetenschappelijk onderzoeksrapport over de mogelijke schadelijke bijwerkingen van het medicijn Strattera openbaar te maken ! Wie waakt er eigenlijk over de volksgezondheid en hoe betrouwbaar is de overheid?
DOCUMENT
Oudere patiënten slikken, als ze meerdere chronische ziekten hebben, vaak heel wat pillen op een dag. Maar wie houdt bij patiënten die thuis wonen het overzicht over al die verschillende medicijnen? Van de bijwerkingen? En of die pillen wel doen wat ze moeten doen? Verpleegkundige Nienke Dijkstra (33) onderzocht hoe in de wijk wordt omgegaan met medicatie en keek naar de rol van verpleegkundigen daarbij.
LINK
Uit diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat de oudere patiënt extra kwetsbaar is voor medicatiegerelateerde problemen en sneller last van bijwerkingen heeft dan jongeren.Naar de manier waarop ouderen omgaan met hun medicatie is echter nog weinig onderzoek gedaan. Het doel van deze studie was inzicht te krijgen in de manier waarop oudere patiënten hun geneesmiddelengebruik en de begeleiding en voorlichting daarbij organiseren. Tevens is onderzocht in hoeverre deze patiënten therapietrouw waren en of er een relatie was tussen de woonvorm en de wijze waarop patiënten hun medicatiegebruik organiseerden.
DOCUMENT
Cervicale mobilisaties en manipulatiesworden frequent en effectief uitgevoerd bijpatiënten met nek- en hoofdpijn. Slechtszeer zelden is er sprake van een calamiteit(zware complicatie) na een cervicaletechniek. Premanipulatieve tests gerichtop arteriële integriteit en ligamentairestabiliteit lijken niet voldoende valide enniet voldoende betrouwbaar te zijn. Hetzou daarom waardevol zijn als patiëntenmet een verhoogd risico voorafgaande aaneen cervicale handeling geïdentificeerdkunnen worden aan de hand van specifiekekenmerken. In deze review wordende karakteristieken in kaart gebracht vanpatiënten, behandelaren, het behandelprocesen de complicaties.
DOCUMENT
Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking boven 18 jaar is bereid zich te laten vaccineren tegen het coronavirus en velen van hen zijn inmiddels gevaccineerd. Schattingen van het aandeel mensen dat niet gevaccineerd wil worden of nog twijfelt, variëren. Volgens sommige studies is dit slechts 2%, volgens andere bijna 25%.2 In het onderzoek De maatschappelijke impact van COVID-19, uitgevoerd in maart 2021, ligt het aandeel daartussenin: 15%.3 Snel e.a. laten zien dat de bereidheid tot vaccineren tegen corona samenhangt met diverse achtergrondkenmerken. Zo zijn jongeren minder bereid zich te laten vaccineren dan ouderen, gezonden minder dan mensen met een zwakkere gezondheid, lager opgeleiden minder dan hoger opgeleiden, en mensen met een migratieachtergrond minder dan mensen zonder migratieachtergrond.4 Over de beweegredenen van mensen die niet gevaccineerdwillen worden tegen corona wordt vooral in de media geschreven. Complottheorieën over de oorsprong en de gevolgen van de coronavaccins krijgen veel aandacht.5 Uit onderzoek van het RIVM6 blijkt dat van de vaccinatietwijfelaars of -weigeraars een groot deel bang is voor eventuele bijwerkingen. In dit paper, onderdeel van het maatschappelijke impact-project, gaan we dieper in op de motieven en de variatie daarin. We doen dat op basis van een systematische kwalitatieve analyse van antwoorden op de open vraag waarom respondenten indien van toepassing, niet bereid zijn zich te laten vaccineren. In de media is ook aandacht voor campagnes om de vaccinatiebereidheid te vergroten en de ‘vaccinatiekloof’ te verkleinen, bijvoorbeeld door huisartsen die op markten, bij verenigingen en in gebedshuizen informatie verstrekken en welwillenden ter plekke de mogelijkheid bieden zich te laten vaccineren.7 Omdat huisartsen over het algemeen veel vertrouwen genieten onder de bevolking8 vervullen zij in deze campagnes een sleutelpositie. We zijn daarom in gesprek gegaan met een groep van huisartsen uit Den Haag en Rotterdam. We hebben hun gevraagd hoe zij omgaan met de verschillende motieven van patiënten om zich niet te laten vaccineren en wat volgens hen wel en niet werkt om de vaccinatiebereidheid te vergroten. In dit paper bespreken we de belangrijkste bevindingen. We sluiten af met handelingsperspectieven voor verschillende partijen betrokken bij het vaccinatiebeleid en bij publieke gezondheidszorg in bredere zin, zowel op de korte als langere termijn. Uitgever: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken & Erasmus School of Social and Behavioural Sciences
MULTIFILE
Geneesmiddelgerelateerde problemen (GGP), zoals bijwerkingen of verkeerd gebruik, komen veel voor bij ouderen. Met behulp van het Rode Vlaggen Instrument kunnen verpleegkundigen en verzorgenden belangrijke GGP vroegtijdig signaleren
DOCUMENT
Patiënten met psychiatrische aandoeningen lopen een sterk verhoogde kans op het ontwikkelen van het metabool syndroom, onder andere vanwege een ongezonde leefstijl en bijwerkingen van psychofarmaca zoals antipsychotica. De belangrijkste behandeling van het metabool syndroom is leefstijlverandering. Systematische screening is nodig om het mogelijk optreden van het metabool syndroom nauwgezet te monitoren.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Patiënten met schizofrenie of een schizo-affectieve stoornis hebben een verhoogde kans op diverse somatische ziektes, zoals cardiovasculaire aandoeningen, virale ziektes, diabetes, respiratoire aandoeningen en seksuele stoornissen. Deze ziektes dragen ertoe bij dat de levensverwachting van deze patiëntengroep naar schatting 20 jaar lager ligt dan die van de normale bevolking. Verschillende factoren dragen bij aan deze hoge morbiditeit en mortaliteit, waaronder genetische kwetsbaarheid, de ongezonde leefstijl van deze patiënten en de bijwerkingen van de anti psychotische medicatie.
DOCUMENT
Abstract Specialist oncology nurses (SONs) have the potential to play a major role in monitoring and reporting adverse drug reactions (ADRs); and reduce the level of underreporting by current healthcare professionals. The aim of this study was to investigate the long term clinical and educational efects of real-life pharmacovigilance education intervention for SONs on ADR reporting. This prospective cohort study, with a 2-year follow-up, was carried out in the three postgraduate schools in the Netherlands. In one of the schools, the prescribing qualifcation course was expanded to include a lecture on pharmacovigilance, an ADR reporting assignment, and group discussion of self-reported ADRs (intervention). The clinical value of the intervention was assessed by analyzing the quantity and quality of ADR-reports sent to the Netherlands Pharmacovigilance Center Lareb, up to 2 years after the course and by evaluating the competences regarding pharmacovigilance of SONs annually. Eighty-eight SONs (78% of all SONs with a prescribing qualifcation in the Netherlands) were included. During the study, 82 ADRs were reported by the intervention group and 0 by the control group. This made the intervention group 105 times more likely to report an ADR after the course than an average nurse in the Netherlands. This is the frst study to show a signifcant and relevant increase in the number of well-documented ADR reports after a single educational intervention. The real-life pharmacovigilance educational intervention also resulted in a long-term increase in pharmacovigilance competence. We recommend implementing real-life, context- and problem-based pharmacovigilance learning assignments in all healthcare curricula.
MULTIFILE