In dit hoofdstuk wordt de driehoeksrelatie besproken tussen kind, ouders en professionals in de context van de kinderopvang inclusief de buitenschoolse opvang en de school. Vanuit het theoretisch perspectief van Bronfenbrenner wordt het belang getoond van het verbinden van leefwerelden waarin kinderen opgroeien, Vervolgens wordt ingegaan op de stand van zaken in brede scholen en kindcentra. Tot slot wordt getoond wat ouderbetrokkenheid vraagt van professionals die werkzaam zijn in brede scholen/kindcentra.
LINK
Als ouders wilt u natuurlijk het beste voor uw zoon of dochter. U wilt dat uw kind met plezier naar school gaat en genoeg vriendjes en vriendinnetjes in de klas heeft. Daarnaast vindt u het belangrijk dat uw kind op school zoveel mogelijk leert. Wist u dat u uw kind daarbij heel goed kunt helpen? Veel ouders werken, waardoor hun kind een deel van de week naar de buitenschoolse opvang gaat. Het kan ook zijn dat u meer kinderen heeft die natuurlijk allemaal de nodige aandacht vragen. Ouders zijn vaak bang dat ze te weinig tijd hebben om hun kind goed te kunnen helpen. Gelukkig blijkt dat in de praktijk reuze mee te vallen. Ook met kleine dingen kunt u als ouders veel voor het leren van uw kind betekenen en het hoeft niet veel tijd te kosten. Kinderen met goede prestaties op school blijken opvallend vaak ouders te hebben die zich betrokken voelen bij de school en het leren van hun zoon of dochter. Niet zelden helpen ze hun kind bij het schoolwerk. Ook uw zoon of dochter zal beter leren als hij merkt dat u school belangrijk vindt en daarbij wilt helpen
Ongezond eet- en beweeggedrag bij kinderen komt regelmatig voor. Daarbij vormen negatieve gevolgen van ongezond gedrag, zoals overgewicht en obesitas, een breed maatschappelijk probleem. Met name in de vier grootste steden van Nederland wordt (ernstig) overgewicht bij kinderen vaak gesignaleerd. Dit hangt samen met de sociaaleconomische en sociaal-culturele achtergrond van de gezinnen in deze steden. Pedagogisch professionals werkzaam binnen de buitenschoolse opvang (BSO), kunnen een bijdrage leveren aan gezond eet- en beweeggedrag bij basisschoolkinderen en dus aan gezond opgroeien. Echter, er wordt binnen de BSO-setting weinig met gezonde leefstijl-thema’s gedaan. De vraag vanuit de praktijk is: hoe kan ik, als BSO pedagogisch professional, in de dagelijkse praktijk optimaal invulling geven aan gezonde leefstijl-thema’s en gezond eet- en beweeggedrag bij kinderen bevorderen? Pedagogisch professionals geven aan handvatten nodig te hebben voor het stimuleren van gezond gedrag bij een brede groep kinderen van 4 tot en met 12 jaar. In het huidige project genaamd GO-BSO wordt daarom een praktische handreiking voor BSO pedagogisch professionals ontwikkeld. Het doel is opvoedpraktijken omtrent eten en bewegen van pedagogisch professionals en eet- en beweeggedragingen van basisschoolkinderen te verbeteren. De handreiking wordt met behulp van Intervention Mapping en in co-creatie met pedagogisch professionals en kinderen samengesteld. Het geheel moet praktisch uitvoerbaar zijn voor pedagogisch professionals en aantrekkelijk zijn voor kinderen met diverse sociaaleconomische en sociaal-culturele achtergronden. Daarnaast dient de handreiking laagdrempelig, duurzaam en breed inzetbaar te zijn in de kinderopvang als basisvoorziening voor een brede groep kinderen. Het GO-BSO project levert na 2 jaar zowel een praktische handreiking voor pedagogisch professionals op als ook een proces- en effectevaluatie. De handreiking wordt getest op bruikbaarheid, uitvoerbaarheid en waardering bij pedagogisch professionals en kinderen. Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd naar het effect van de handreiking op opvoedpraktijken van pedagogisch professionals en eet- en beweeggedragingen van kinderen.