In the Netherlands, almost everyone has an image of 1930s neighborhoods, post-war neighborhoods, and Vinex locations. That is very different for the neighborhoods with social housing apartments from the 1970s and 1980s. They are forgotten, hardly known, even professionally. And that is a problem because a wave of restructuring and densification projects is imminent for these areas. They are related to the post-war neighborhoods, but also have fundamentally different spatial characteristics. Moreover, within the fragmented practice of spatial development, there is little shared knowledge on plans in other municipalities or housing associations. Even less is known whether these neighborhoods offer space for tackling the persistent housing shortage and solving other major social challenges, such as energy, biodiversity, circularity and inclusion. It is time for an inventory, and this project undertakes the challenge.In the planning for these residential areas, municipalities, developers and housing corporations set the framework, but it is the urban development and architecture firms that have to translate this into concrete design solutions. We focus on these SMEs. With this research project, we map out the ambitions, challenges and opportunities of the restructuring of these residential areas in three steps: What type of plans and ambitions are there for these residential areas? To this end, we investigate cases by means of policy analyses of the environmental visions and area visions. What characterizes the spatial-social structure of these neighborhoods? To this end, we make a comparative spatial-social analysis of several cases, also in relation to pre-war and early post-war ones. What opportunities and challenges does their restructuring offer? To this end, we use the acquired insights to explore strategies in co-creation sessions with external partners. In this presentation, we will share some of the outputs of this process.
MULTIFILE
De Nederlandse arbeidsmarkt heeft dringend behoefte aan meer instroom in technische mbo-opleidingen en beroepen, maar het imago van techniek spreekt nog onvoldoende aan bij scholieren in po en vmbo. De uitdaging is om leerlingen al op jonge leeftijd te laten kennismaken met een rijker (beroeps)beeld van de techniek waarin ook 21ste-eeuwse vaardigheden als creativiteit, communiceren, probleemoplossen en ondernemen een prominente plaats hebben. Een veelbelovend aanknopingspunt om het techniekonderwijs breder en aantrekkelijker te maken is het ontwerpproces. Met name de bespreking van voorlopige ideeën met de klant, met behulp van taal, beelden, schetsen en objecten, vormt een interessant gebied, dat sterk beroep doet op creatieve en communicatieve vaardigheden, waarover echter vanuit didactisch oogpunt nog te weinig bekend is om dit goed naar po- en vo-onderwijs te vertalen. Om dit onderwijs goed en aansprekend vorm te geven is het gewenst dat po- en v(mb)o-docenten, die zelf geen ontwerpers zijn, meer inzicht verwerven in de authentieke communicatiepraktijken van technische ontwerpers in interactie met gebruikers en klanten, en dat zij kunnen beschikken over geschikte (video)-voorbeelden die kunnen dienen als model om met hun leerlingen te bespreken. Het doel van dit project is om zulke authentieke praktijken te verzamelen in mbo- en TU-ontwerpersopleidingen en deze voor docenten en leerlingen te ontsluiten in de vorm van good-practices met uitleg en voorbeeldmatige instructies. Dit project levert als eindproduct een catalogus van good-practices van ontwerpcommunicatie (presentaties en dialoog) in het onderwijs met bijbehorende genre-kenmerken, feedbacksuggesties en beoordelingscriteria. Na dit project volgt de stap om samen met po- en vmbo-docenten te onderzoeken hoe deze good-practices gebruikt kunnen worden om hun technische ontwerponderwijs te verrijken.
Lab-on-a-Chip (LOC) devices worden op dit moment voor het overgrote deel in de wetenschap toegepast, in laboratoria met apparatuur die daar gebruikelijk is. LOC-devices hebben echter een grote potentie buiten de laboratoria, in bijvoorbeeld Point-Of-Care Testing situaties in de gezondheidszorg, en het verrichten van metingen ter plaatse t.b.v. de voedsel- en watersector. Ook in andere applicatievelden zoals forensisch recherchewerk, en environmental monitoring kunnen LOC devices een enorme impact hebben. Voorwaarde is wel dat zij hanteerbaarder, goedkoper en robuuster worden, en qua productiewijze minder gecompliceerd. De ontwikkeling van de huidige LOCs vereist een aanzienlijke investering om tot een werkend en betrouwbaar product te komen. Traditioneel wordt hierbij gebruikt gemaakt van kostbare fotolithografische technieken in combinatie met chemisch etsen in zogenoemde cleanrooms. Dit maakt de initiële drempel voor nieuwe toepassingen extreem hoog. Daarnaast is de apparatuur om deze chips aan te sluiten, aan te sturen en een meting te verrichten in veel gevallen zeer specialistisch en daardoor blijft de inzet van deze technologie beperkt tot een goed geoutilleerd lab. Met het LOC2Use project van Saxion lectoraten NanoBio en Industrial Design in samenwerking met het bedrijfsleven wordt beoogd om de LOC-technologie uit het lab te halen, door technologische toepassingen te ontwikkelen op basis van meer toegankelijke technologie. Vertrekpunt voor de toepassingen zijn de use-cases, die in samenwerking met stakeholders en MKB-partners in verschillende toepassingsgebieden worden opgesteld. Beoogd resultaat is een catalogus vol met getoetste technische oplossingen, gekoppeld aan de eisen uit de use-cases. Aan de hand van de gevonden technologische oplossingen worden een viertal illustratieve cases uitgewerkt. En worden er uit de catalogus een aantal bruikbare technologische bouwstenen geselecteerd voor rapid prototyping en kleine series microfluidic devices in een FabLab omgeving, een eerste stap in de richting van een LOC-fieldlab. Met dit project wordt LOC betaalbaar en breder toepasbaar voor het MKB.
Jonge ontwerpers voelen steeds meer verantwoordelijkheid om duurzame keuzes te maken en grondstoffengebruik te verminderen met hun ontwerpen. Tegelijkertijd belanden in de Nederlandse productie-industrie waardevolle, constante reststromen nog altijd op de stortplaats. Tijdens gesprekken met producenten is gebleken dat zij wel willen verduurzamen, maar onvoldoende tijd en financiële ruimte hebben. Daardoor is de vindbaarheid van hun reststromen gering en er is op dit moment geen online database waar deze reststromen eenvoudig gedeeld en gevonden kunnen worden. WasteBase wordt de B2B-marktplaats voor lokale post-productie reststromen. Het online platform brengt ontwerpers en producenten met elkaar in contact om waardevolle reststromen te hergebruiken in nieuwe ontwerpen. De samenwerkingen die voortkomen uit het platform dragen direct bij aan het behalen van de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Alle materialen worden vooraf gescreend en er is transparantie in de mate van circulariteit en duurzaamheid van elk aangeboden materiaal. De materialen worden toegevoegd aan een overzichtelijke catalogus waarin de belangrijkste technische eigenschappen van elk materiaal staan vermeld. Voorafgaand aan deze aanvraag is onderzoek gedaan naar de wensen van ontwerpers en producenten voor het platform en is een eerste reeks reststromen in kaart gebracht. Met deze gegevens is een eerste clickable ontwikkeld, te vinden op WasteBase.eu. De HBO Take-Off subsidie zal gebruikt worden voor het ontwikkelen van een bèta-versie van dit platform om de aannames uit het onderzoek te valideren. Deze zal getest worden door beide eindgebruikers; de jonge ontwerpers en de producenten uit de Nederlandse productie-industrie. Voor het bouwen van dit platformprototype is al contact gelegd met verschillende back-end developers. Het team heeft tijdens de opleiding Industrial Design Engineering meermaals het probleem uit alinea één zelf ervaren. Zij beschikken dankzij deze opleiding over de benodigde materialenkennis, hebben ervaring in de realisatie van producten gemaakt van reststromen en ervaren zelf de noodzaak om dit plan te realiseren.