Het strategisch project Citizen Science for a Healthy Lifestyle is gestart op 1 november 2019. Het project had als doel: kennis, ervaring, scholing en internationalisering op het thema Citizen Science for Healthy Lifestyle bevorderen. Deze strategische fonds heeft op concrete wijze vorm en inhoud gegeven aan de visie en doelen van het CoE HA. Deze aanvraag heeft mede geleid tot het benoemen van Citizen Science als belangrijke enabler/versneller binnen de visie van het CoE HA. In jaar 1 lag het accent op scholing (expert conference/workshop etc.) en de opzet van een 3-tal pilots. In jaar 2 werd de opgedane kennis en ervaring verwerkt in ontwikkelde onderwijs modules Citizen Science. De Hanzehogeschool stelt zich tot doel waarde en impact te cre ren in Noord-Nederland, met de inzet van onderwijs, onderzoek en innovatie. De strategie van het Centre of Expertise Healthy Ageing (CoE HA) belicht drie thema’s: 1) gelijkheid en participatie in gezondheidszorg, 2) gezonde leefstijl en omgeving, en 3) kwetsbaarheid en passende zorg. Zowel als onderzoek/innovatiestrategie en als middel om burgers en gemeenschappen te betrekken, speelt Citizen Science for health een belangrijke rol in het mogelijk maken en versnellen van processen binnen de drie thema’s. Citizen Science kan gedefinieerd worden als een vorm van onderzoekssamenwerking en co-creatie die burgers betrekt bij onderzoek en innovatie om concrete vraagstukken aan te pakken, en die dus vereist dat niet-professionele bijdragers onderdeel van de samenwerking zijn.Belangrijkste resultaten:• Citizen Science is mede door deze strategische fonds aanvraag en van de drie enablers geworden in de nieuwe CoE HA strategische koers 2021-2026;• Opstart pilots van Living Lab Beweegvriendelijk Vinkhuizen, Living Lab Oldambt Tijd voor Toekomst en Meer Gezonde Jaren Appingedam. Mede door blijvende investering en honorering van Living Labs Sport en Bewegen van ZonMw; Het gaat hier om een netwerksubsidie (8 maanden), lokale verankering (12 maanden) en experiment subsidie (5 maanden);• Integratie Citizen Science in Erasmus+ capacity building project Sustainable Wellbeing (SUSWELL);• Ontwikkeling SPRONG-aanvraag op het thema Citizen Science (deadline 31 mei 2022);• Diverse scholingsactiviteiten en workshops (master HAP, bachelor, docent-onderzoekers van de Healthy Ageing schools, studiedagen) hebben in 2020, 2021 en 2022 plaatsgevonden;• Studie tweedaagse over Citizen Science gehouden voor studenten en docent-onderzoekers CoE HA en KC Noorderruimte;• Samenwerking met Stanford University en Our Voice: Citizen Science for Health Equity network gerealiseerd;• Positioning statement Citizen Science geschreven in NL en EN;• Lid geworden van European Citizen Science Association (ECSA);• Scholingsmateriaal ontwikkeld voor studenten en docent-onderzoekers van de vijf schools vallend onder Healthy Ageing;• Ontwikkeling NWO-subsidie aanvraag maatschappelijk verdien vermogen over citizen-student Science voor studenten welzijn tijdens en na de Corona pandemie (deadline voorjaar 2022);• Postdoc aanstelling Citizen Science vanuit het CoE HA.• Met de Citizen Science scholingsactiviteiten zijn in totaal 270 bachelor studenten, 145 master studenten, 279 docent-onderzoekers, 109 professionals en 180 burgers bereikt verspreid over de verschillende pilots.Aanbevelingen:• Mede op basis van de impact van praktijkgericht onderzoek op praktijk, onderwijs en onderzoek (PRIME-model pagina 29), doorgaan met onderwijs en praktijk ontwikkelingen. De bijdrage aan het wetenschappelijke/onderzoeksdomein op Citizen Science verdient dekomende jaren extra aandacht;• Mede op basis van bevindingen visitatie terugkoppeling CoE HA (6-7 april 2022), verder doorontwikkelen tot herkend en erkend expertisecentrum op Citizen Science in de context van (publieke) gezondheidsdomein;• De komende jaren verder investeren in mensen en middelen in Citizen Science zodat het een van de leidende aanpakken wordt binnen onderwijs-onderzoek binnen het CoE HA zodat de Hanze zich ontwikkelt tot een expertisecentrum (o.a. m.b.v. SPRONG);• Komende jaren verder kennis en expertise ontwikkelen op Citizen Science door eigenonderzoek (promovendi/postdocs) en scholing;• Citizen Science integreren in relevante onderzoeksprojectaanvragen;• Citizen Science verder integreren in de drie inhoudelijke thema’s van het CoE HA;• Citizen Science onderwijsmodules en scholingen implementeren in het onderwijs van studenten (bachelors, masters) en bij- en nascholing van docent-onderzoekers.
DOCUMENT
Toukomst (Gronings voor toekomst) maakt deel uit van Nationaal Programma Groningen (NPG), het nationale investeringsprogramma voor de provincie Groningen. Burgerparticipatie vormt de kern van het Toukomstproject dat de inwoners van Groningen uitnodigt om mee te bouwen aan de toekomst van de provincie. Zo is er 100 miljoen euro van het NPG fonds gereserveerd voor door burgers ingediende projectvoorstellen. Er is bovendien een burgerpanel ingesteld dat de projectideeën beoordeelt en advies uitbrengt over hun financiering. Daarnaast dienen de door burgers ingediende ideeën als basis voor het Toukomstbeeld, de toekomstvisie die als leidraad moet dienen voor de andere NPG programma’s en projecten. Het voorliggende onderzoek evalueert het functioneren van het Toukomstpanel en analyseert het uitgebrachte advies. Het onderzoek naar de ontvangst van het advies door de overheid loopt nog en zal na de zomer beschikbaar komen. In deze samenvatting gaan we kort in op (1) de samenstelling van het panel, (2) de ervaringen van de panelleden, (3) de inbedding van het panel binnen NPG en (4) de kenmerken van het uitgebrachte Toukomstadvies. Hoofdstuk 7 bevat een meer uitgebreide samenvatting, conclusies en aanbevelingen voor burgerpanels.(1) Het Toukomstpanel bestaat uit 20 leden die door loting zijn geselecteerd uit een groep inwoners van Groningen die zich als kandidaatsleden hadden aangemeld. Bij de loting van 14 leden is rekening gehouden met postcodegebied, sekse en leeftijd. Daarnaast zijn zes leden ingeloot die werkzaam zijn in de zorg, het onderwijs, bij de politie, een geloofsgemeenschap, in de landbouw en het bedrijfsleven. Er is voor deze aanpak gekozen om de samenstelling zo divers mogelijk te laten zijn. Het panel omvat leden uit verschillende delen van Groningen waarvan de meesten ervaring hebben met vrijwilligerswerk maar niet eerder aan een burgerpanel hebben deelgenomen. Het panel is wat leeftijd betreft gevarieerd samengesteld, maar bevat meer mannelijke dan vrouwelijke leden en veel leden met een hogere opleiding (HBO en WO). Dit is overigens meestal het geval bij burgerpanels. Gevraagd naar hun motivatie geven de panelleden aan dat ze zich sterk verbonden voelen met hun leefomgeving en graag actief bij willen dragen aan een betere toekomst voor Groningen.(2) Het panel is 15 keer bij elkaar geweest om de door Groningse inwoners ingediende projectvoorstellen en ideeën te bespreken. Ze werden daarbij ondersteund door een onafhankelijke voorzitter en een aantal daarvoor vrijgestelde werknemers van het NPG bureau. Daarnaast hebben experts informatie gegeven over de inhoud van de ingediende voorstellen en het panel geadviseerd over de organisatie van de projecten en hun financiële onderbouwing. De projectbeoordelingen zijn het resultaat van de discussies tussen de panelleden die in verschillende rondes verliepen; daarbij zijn de online verzamelde publieksbeoordelingen meegewogen maar heeft de argumentatie binnen het panel de doorslag gegeven. De leden zijn tevreden met het functioneren van het panel al was het meer en zwaarder werk dan men verwachtte. Men is trots op het bereikte resultaat en zou graag een adviserende rol blijven spelen tijdens de implementatie van het advies.(3) De in het Toukomstadvies opgenomen projecten moeten voldoen aan de ambities en financieringsvoorwaarden van het NPG-programmakader. Ook wat de besluitvorming over het advies en de projecten betreft, volgt Toukomst de NPG regels. Dat betekent dat de onafhankelijkeToukomst, de dromen en daden van inwoners voor de toekomst van Groningen › 4beoordelingscommissie van NPG het bestuur adviseert over het Toukomstadvies, het daarop gebaseerde programmaplan en de individuele projecten. Dan beslissen eerst het NPG bestuur en daarna Provinciale Staten over de toekenning van de financiële middelen. Zo is het door burgers gedragen Toukomstproject ingebed in de formele bestuurlijke en politieke structuren en processen. Deze inbedding moet voor legitimatie zorgen en een soepele implementatie van het Toukomstadvies. Het markeert tevens de grenzen van de zeggenschap en autonomie van het Toukomstpanel.(4) Kenmerkend voor het Toukomstadvies is de wens om in kunst, cultuur en landschap te investeren. Door aandacht en zorg te geven aan het culturele erfgoed en het Groningse landschap wil men de vrijetijdseconomie versterken, met nadruk op kleinschaligheid en authentieke beleving. Maar men beschouwt kunst, cultuur en landschap ook als bron van trots en een gevoel van thuis wat initiatief van onderop motiveert en voedt. Het panel wil verder net als de overheid investeren in onderwijs en armoedebestrijding, de transitie van de landbouw en een toekomstbestendige duurzame economie.Al met al is het Toukomstpanel als democratisch experiment geslaagd. Er ligt een advies dat door alle leden wordt gedragen en dat voortkomt uit veelvuldige gesprekken die met veel inzet en een groot verantwoordelijkheidsgevoel zijn gevoerd. Men was dankbaar voor de informatie die experts verstrekten maar verweerde zich ook tegen te veel beïnvloeding. Het panel was gevarieerd voor wat betreft de woonplaats, leeftijd en beroep van de leden maar bevatte wel duidelijk meer mannen dan vrouwen en veel leden met een hogere opleiding. Toch verwijzen de leden herhaaldelijk naar de diversiteit van perspectieven en standpunten die de discussie voedden en besluitvorming verrijkten. De panelleden maken zich wel zorgen over de ontvangst van het advies door de overheid en de implementatie van de projecten.De legitimiteit van het advies is op de volgende manieren gewaarborgd. Ten eerste volgt het Toukomstproject het formeel vastgestelde kader van NPG. Daarnaast biedt het Toukomstpanel veel inzicht in het besluitvormingsproces en de argumentatie die tot aanname of afwijzing van projecten heeft geleid. De bijeenkomsten zijn professioneel begeleid om de inbreng van iedereen veilig te stellen en om de leden van de nodige informatie te voorzien. Ten slotte is de besluitvorming over de implementatie van het Advies Toukomst ingebed in de reguliere politieke structuren en processen.
MULTIFILE
Toukomst (Gronings voor toekomst) maakt deel uit van Nationaal Programma Groningen (NPG), het nationale investeringsprogramma voor de provincie Groningen. Burgerparticipatie vormt de kern van het Toukomstproject dat de inwoners van Groningen uitnodigt om mee te bouwen aande toekomst van de provincie. Zo is er 100 miljoen euro van het NPG-fonds gereserveerd voor door burgers ingediende projectvoorstellen. Er is bovendien een burgerpanel ingesteld dat de projectideeën beoordeelt en advies uitbrengt over hun financiering. Daarnaast dienen de door burgers ingediende ideeën als basis voor het Toukomstbeeld, de toekomstvisie die als leidraad moet dienen voor de andere NPG-programma’s en projecten. Het voorliggende onderzoekevalueert het functioneren van het Toukomstpanel en analyseert het uitgebrachte advies. Het bekijkt ook hoe het advies door de onafhankelijke beoordelingscommissie, het NPG-bestuur en Provinciale Staten wordt ontvangen. In deze samenvatting gaan we kort in op (1) de samenstelling van het panel, (2) de ervaringen van de panelleden, (3) de inbedding van het panel binnen NPG,(4) de kenmerken van het uitgebrachte advies en (5) de ontvangst van het advies door de bovengenoemde partijen. Hoofdstuk 7 bevat een meer uitgebreide samenvatting, conclusies en aanbevelingen voor Toukomst en burgerpanels in het algemeen.(1) Het Toukomstpanel bestaat uit 20 leden die door loting zijn geselecteerd uit een groep inwoners van Groningen die zich als kandidaatsleden hadden aangemeld. Bij de loting van 14 leden is rekening gehouden met postcodegebied, sekse en leeftijd. Daarnaast zijn zes leden ingeloot die werkzaam zijn in de zorg, het onderwijs, bij de politie, een geloofsgemeenschap, in de landbouw en het bedrijfsleven. Er is voor deze aanpak gekozen om de samenstelling zo divers mogelijk te laten zijn. Het panel omvat leden uit verschillende delen van Groningen waarvan de meesten ervaring hebben met vrijwilligerswerk maar niet eerder aan een burgerpanel hebben deelgenomen. Het panel is wat leeftijd betreft gevarieerd samengesteld, maar bevat meermannelijke dan vrouwelijke leden en veel leden met een hogere opleiding (HBO en WO). Dit is overigens meestal het geval bij burgerpanels. Gevraagd naar hun motivatie geven de panelleden aan dat ze zich sterk verbonden voelen met hun leefomgeving en graag actief bij willen dragen aan een betere toekomst voor Groningen. (2) Het panel is 15 keer bij elkaar geweest om de door Groningse inwoners ingediende projectvoorstellen en ideeën te bespreken. Ze werden daarbij ondersteund door een onafhankelijke voorzitter en een aantal daarvoor vrijgestelde werknemers van het NPG-bureau. Daarnaast hebben experts informatie gegeven over de inhoud van de ingediende voorstellen enhet panel geadviseerd over de organisatie van de projecten en hun financiële onderbouwing. De projectbeoordelingen zijn het resultaat van de discussies tussen de panelleden die in verschillende rondes verliepen; daarbij zijn de online verzamelde publieksbeoordelingen meegewogen maar heeft de discussie binnen het panel de doorslag gegeven. De leden zijn tevreden met het functioneren van het panel al was het meer en zwaarder werk dan men verwachtte. Men is trotsop het bereikte resultaat en zou graag een adviserende rol blijven spelen tijdens de implementatie van het advies. (3) De in het advies opgenomen projecten moeten voldoen aan de ambities en financieringsvoorwaarden van het NPG-programmakader. Ook wat de besluitvorming over het advies en de projecten betreft, volgt Toukomst de NPG- regels. Dat betekent dat de onafhankelijkebeoordelingscommissie van NPG het bestuur adviseert over het advies Toukomstpanel, het daarop gebaseerde programmaplan en de individuele projecten. Dan beslissen eerst het NPGbestuur en daarna Provinciale Staten over de toekenning van de financiële middelen. Zo is het door burgers gedragen Toukomstproject ingebed in de formele bestuurlijke en politiekestructuren en processen. Deze inbedding moet voor legitimatie zorgen en een soepele implementatie van het advies. Het markeert tevens de grenzen van de zeggenschap en autonomie van het Toukomstpanel.(4) Kenmerkend voor het advies Toukomstpanel is de wens om in kunst, cultuur en landschap te investeren. Door aandacht en zorg te geven aan het culturele erfgoed en het Groningse landschap wil men de vrijetijdseconomie versterken, met nadruk op kleinschaligheid en authentieke beleving. Maar men beschouwt kunst, cultuur en landschap ook als bron van trots en een gevoel van thuis wat initiatief van onderop motiveert en voedt. Het panel wil verder net alsde overheid investeren in onderwijs en armoedebestrijding, de transitie van de landbouw en een toekomstbestendige duurzame economie.(5) Het Advies Toukomstpanel en het Toukomstprogrammaplan zijn positief ontvangen door zowel de onafhankelijke beoordelingscommissie en het NPG- bestuur als door de Provinciale Staten. Het programmaplan is in juli 2021 officieel aangenomen. Men is doorgaans enthousiast over de inhoud van de plannen en trots op het goed verloop van dit ambitieuze project. Wel maaktmen zich enige zorgen over de aansluiting van Toukomstprojecten bij andere projecten en partijen. Om versplintering te voorkomen vindt men het belangrijk de uitvoering van de plannen zorgvuldig vorm te geven hetgeen de juiste aandacht en ondersteuning vergt. Daarnaast wil men de uitkomsten en het proces monitoren en evalueren. Tegelijk wil men de initiatiefnemers niet telang te laten wachten en gauw van start laten gaan om hun energie te behouden.Al met al is het Toukomstpanel als democratisch experiment geslaagd. Er ligt een advies dat door alle leden wordt gedragen en dat voortkomt uit veelvuldige gesprekken die met veel inzet en een groot verantwoordelijkheidsgevoel zijn gevoerd. Men was dankbaar voor de informatie die experts verstrekten maar verweerde zich ook tegen te veel beïnvloeding. Het panel was gevarieerdvoor wat betreft de woonplaats, leeftijd en beroep van de leden maar bevatte meer mannen dan vrouwen en veel leden met een hogere opleiding. Toch verwijzen de leden herhaaldelijk naar de diversiteit van perspectieven en standpunten die de discussie voedden en besluitvorming verrijkten. De panelleden maakten zich wel zorgen over de ontvangst van het advies door deoverheid en de implementatie van de projecten. De legitimiteit van het advies is op de volgende manieren gewaarborgd. Ten eerste volgt het Toukomstproject het formeel vastgestelde kader van NPG. Daarnaast biedt hetToukomstpanel veel inzicht in het besluitvormingsproces en de argumentatie die tot aanname ofafwijzing van projecten heeft geleid. De bijeenkomsten zijn professioneel begeleid om de inbrengvan iedereen veilig te stellen en om de leden van de nodige informatie te voorzien. Ten slotte is de besluitvorming over de implementatie van het Advies Toukomst ingebed in de reguliere politieke structuren en processen. Deze inbedding was essentieel voor het positieve ontvangst van het advies door de gevestigde politieke partijen. Daarnaast waren zowel de onafhankelijkebeoordelingscommissie en het NPG-bestuur als de meerderheid van de Provinciale Statenenthousiast over de inhoud van het advies en trots op het goede verloop van het Toukomstproject.
DOCUMENT
Background: A large number of people participate in individual or unorganized sports on a recreational level. Furthermore, many participants drop out because of injury or lowered motivation. Potentially, physical activity–related apps could motivate people during sport participation and help them to follow and maintain a healthy active lifestyle. It remains unclear what the quality of running, cycling, and walking apps is and how it can be assessed. Quality of these apps was defined as having a positive influence on participation in recreational sports. This information will show which features need to be assessed when rating physical activity–related app quality. Objective: The aim of this study was to identify expert perception on which features are important for the effectiveness of physical activity–related apps for participation in individual, recreational sports. Methods: Data were gathered via an expert panel approach using the nominal group technique. Two expert panels were organized to identify and rank app features relevant for sport participation. Experts were researchers or professionals in the field of industrial design and information technology (technology expert panel) and in the field of behavior change, health, and human movement sciences who had affinity with physical activity–related apps (health science expert panel). Of the 24 experts who were approached, 11 (46%) agreed to participate. Each panel session consisted of three consultation rounds. The 10 most important features per expert were collected. We calculated the frequency of the top 10 features and the mean importance score per feature (0-100). The sessions were taped and transcribed verbatim; a thematic analysis was conducted on the qualitative data. Results: In the technology expert panel, applied feedback and feedforward (91.3) and fun (91.3) were found most important (scale 0-100). Together with flexibility and look and feel, these features were mentioned most often (all n=4 [number of experts]; importance scores=41.3 and 43.8, respectively). The experts in the health science expert panels a and b found instructional feedback (95.0), motivating or challenging (95.0), peer rating and use (92.0), motivating feedback (91.3), and monitoring or statistics (91.0) most important. Most often ranked features were monitoring or statistics, motivating feedback, works good technically, tailoring starting point, fun, usability anticipating or context awareness, and privacy (all n=3-4 [number of experts]; importance scores=16.7-95.0). The qualitative analysis resulted in four overarching themes: (1) combination behavior change, technical, and design features needed; (2) extended feedback and tailoring is advised; (3) theoretical or evidence base as standard; and (4) entry requirements related to app use. Conclusions: The results show that a variety of features, including design, technical, and behavior change, are considered important for the effectiveness of physical activity–related apps by experts from different fields of expertise. These insights may assist in the development of an improved app rating scale.
LINK
BackgroundStroke is a major cause of disability globally, with high recurrence rates despite the implementation of secondary prevention strategies. Promoting physical activity and reducing sedentary behaviour are critical to mitigate these risks. Collaborative research approaches, including citizen science, offer promising methods for developing more effective and sustainable interventions by leveraging patient insights and lived experiences across different research stages.ObjectivesThis scoping review explored the application of citizen science approaches in developing interventions targeting physical activity and sedentary behaviour for people with stroke.MethodsFollowing Arksey and O’Malley’s framework and the PRISMA-ScR checklist, five databases were searched. We included empirical studies involving stroke patients in research on physical activity or sedentary behaviour interventions. Data was extracted on terminology, collaboration methods, and participant roles and analysed using the Participation Matrix framework. Methodological rigor was assessed using the CASP qualitative checklist.ResultsFourteen studies were included, most published after 2020 and originating from diverse countries. Terms like “co-design,” “co-creation,” and “patient and public involvement” were prevalent, but “citizen science” was not explicitly mentioned. Methods for active involvement of stroke patients included focus groups, workshops, and advisory panels. Stroke patients primarily participated as advisors or partners during intervention design, with minimal involvement in early research stages, data analysis, or dissemination. Researchers predominantly held decision-making roles.ConclusionsCitizen science in stroke research is still developing, with limited patient involvement across research phases. Expanding the depth and scope of patient involvement could enhance the relevance and long-term impact of interventions.
DOCUMENT
Overcoming Challenges in local green H2 economies Organizer: Dr Beata Kviatek, Jean Monnet Chair in Sustainable EU Economy, Centre of Expertise Energy / International Business School / Hanze University of Applied Sciences Groningen, the Netherlands One of the main pathways of the current energy transition includes development of regional green hydrogen economy, usually based in the so-called hydrogen valleys. The development of regional green hydrogen economies enables to green up regional industry and mobility, brings new business opportunities for local and regional businesses, redirects regional investments and financial streams, and proposes new avenues for regional education, knowledge, and research institutions. However, the complexity of regional transformation towards green hydrogen economy, poses challenges that require a close cooperation between different local and regional stakeholders at multiple levels, including national and European. What are these challenges in developing regional green hydrogen economies here, in the northern part of the Netherlands, and in other regions of Europe and what are the new pathways to overcome challenges in regional green hydrogen economies? – is the main question of the proposed panel discussion that will involve academics, policy makers, and practitioners from the northern part of the Netherlands as well as some European regions.
DOCUMENT
Lower levels of news use are generally understood to be associated with less political engagement among citizens. But while some people simply have a low preference for news, others avoid the news intentionally. So far little is known about the relationship between active news avoidance and civic engagement in society, a void this study has set out to fill. Based on a four-wave general population panel survey in the Netherlands, conducted between April and July 2020 (N = 1,084) during a crisis situation, this research-in-brief investigates the development of news avoidance and pro-social civic engagement over time. Results suggest that higher news topic avoidance results in higher levels of civic engagement. The study discusses different explanations for why less news can mean more engagement.
DOCUMENT
The energy transition requires the transformation of communities and neighbourhoods. It will have huge ramifications throughout society. Many cities, towns and villages have put together ambitious visions about how to achieve e.g. energy neutrality, zero-emission or zero-impact. What is happening at the local level towards realizing these ambitions? In a set of case study’s we investigate the following questions: How are self-organized local energy initiatives performing their self-set tasks? What obstacles are present in the current societal set-up that can hinder decentralized energy production? In our cases local leadership, vision, level of communication and type of organisation are important factors of the strength of the ‘local network’. (Inter)national energy policy and existing energy companies largely determine the ‘global’ or outside network. Stronger regional and national support structures, as well as an enabling environment for decentralized energy production, are needed to make decentralized sustainable energy production a success.
DOCUMENT
Our approach is multi-actor and solution driven: • We study global problems with the people directly involved in those problems. • We study what those people do, how they do it, and how their practices can be improved. • This allows us to unpack global governance into more local practices of new and underrepresented actors, and • to develop new collaborative solutions to global problems through communities of practice • using research methods such as interviews, surveys, focus discussion groups, archival work, and citizen science
DOCUMENT
Citizen participation in local renewable energy projects is often promoted as many suppose it to be a panacea for the difficulties that are involved in the energy transition process. Quite evidently, it is not; there is a wide variety of visions, ideologies and interests related to an ‘energy transition’. Such a variety is actually a precondition for a stakeholder participation process, as stakeholder participation only makes sense if there is ‘something at stake’. Conflicting viewpoints, interests and debates are the essence of participation. The success of stakeholder participation implies that these differences are acknowledged, and discussed, and that this has created mutual understanding among stakeholders. It does not necessarily create ‘acceptance’. Renewable energy projects often give rise to local conflict. The successful implementation of local renewable energy systems depends on the support of the local social fabric. While at one hand decisions to construct wind turbines in specific regions trigger local resistance, the opposite also occurs! Solar parks sometimes create a similar variation: Various communities try to prevent the construction of solar parks in their vicinity, while other communities proudly present their parks. Altogether, local renewable energy initiatives create a rather chaotic picture, if regarded from the perspective of government planning. However, if we regard the successes, it appears the top down initiatives are most successful in areas with a weak social fabric, like industrial areas, or rather recently reclaimed land. Deeply rooted communities, virtually only have successful renewable energy projects that are more or less bottom up initiatives. This paper will first sketch why participation is important, and present a categorisation of processes and procedures that could be applied. It also sketches a number of myths and paradoxes that might occur in participation processes. ‘Compensating’ individuals and/or communities to accept wind turbines or solar parks is not sufficient to gain ‘acceptance’. A basic feature of many debates on local renewable energy projects is about ‘fairness’. The implication is that decision-making is neither on pros and cons of various renewable energy technologies as such, nor on what citizens are obliged to accept, but on a fair distribution of costs and benefits. Such discussions on fairness cannot be short cut by referring to legal rules, scientific evidence, or to standard financial compensations. History plays a role as old feelings of being disadvantaged, both at individual and at group level, might re-emerge in such debates. The paper will provide an overview of various local controversies on renewable energy initiatives in the Netherlands. It will argue that an open citizen participation process can be organized to work towards fair decisions, and that citizens should not be addressed as greedy subjects, trying to optimise their own private interests, but as responsible persons.
DOCUMENT