Special Heroes heeft als doel om de beoefening van sportieve activiteiten door leerlingen in het speciaal onderwijs te bevorderen. Na een succesvolle pilot, hebben Gehandicaptensport Nederland, NOC*NSF en de Landelijke Vereniging voor Cluster 3-scholen (LVC3) vanaf 2009 het programma Special Heroes verder uitgerold. Om te evalueren hoe het programma is verlopen, is bij de start en aan het eind van de programmaperiode onderzoek uitgevoerd onder cluster 3-scholen van het speciaal onderwijs (SO en VSO). Deze scholen zijn gespecialiseerd in onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke of lichamelijke handicap, een meervoudige handicap en aan langdurige zieke leerlingen. Dit rapport gaat in op de eindsituatie bij de cluster 3-scholen en hun leerlingen, zoals we vaststelden medio 2012 (1-meting). Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten onder deelnemende scholen (n=34) en ouders/leerlingen (n=3.004). Daarnaast is kwalitatief onderzoek uitgevoerd bij tien scholen (interviews met vakleerkrachten, trainers, leerlingen en ouders) en bij programmamedewerkers van Special Heroes (7 bijeenkomsten). Tussentijds is een vragenlijst afgenomen onder sportaanbieders (n=136). Het rapport beschrijft de behaalde resultaten van Special Heroes op organisatieniveau en op het niveau van de einddoelgroep (cluster 3-leerlingen).
DOCUMENT
Background: The concept of Functional Independence (FI), defined as ‘functioning physically safe and independent from other persons, within one’s context”, plays an important role in maintaining the functional ability to enable well-being in older age. FI is a dynamic and complex concept covering four clinical outcomes: physical capacity, empowerment, coping flexibility, and health literacy. As the level of FI differs widely between older adults, healthcare professionals must gain insight into how to best support older people in maintaining their level of FI in a personalized manner. Insight into subgroups of FI could be a first step in providing personalized support This study aims to identify clinically relevant, distinct subgroups of FI in Dutch community-dwelling older people and subsequently describe them according to individual characteristics. Results: One hundred fifty-three community-dwelling older persons were included for participation. Cluster analysis identified four distinctive clusters: (1) Performers – Well-informed; this subgroup is physically strong, well-informed and educated, independent, non-falling, with limited reflective coping style. (2) Performers – Achievers: physically strong people with a limited coping style and health literacy level. (3) The reliant- Good Coper representing physically somewhat limited people with sufficient coping styles who receive professional help. (4) The reliant – Receivers: physically limited people with insufficient coping styles who receive professional help. These subgroups showed significant differences in demographic characteristics and clinical FI outcomes. Conclusions: Community-dwelling older persons can be allocated to four distinct and clinically relevant subgroups based on their level of FI. This subgrouping provides insight into the complex holistic concept of FI by pointing out for each subgroup which FI domain is affected. This way, it helps to better target interventions to prevent the decline of FI in the community-dwelling older population.
DOCUMENT
Severe mental illness (SMI) imposes a significant burden on individuals, resulting in long-lasting symptoms, lower social functioning and impaired physical health. Physical activity (PA) interventions can improve both mental and physical health and care workers can serve as healthy role models. Yet, individuals with SMI face barriers to PA participation. This study evaluated the effects of Muva, and assessed if mental health worker’s (MHW) characteristics were associated with clients’ change in social functioning. Muva, an intervention package primarily created to increase PA of people with SMI, places a special focus on MHWs as they might play a key role in overcoming barriers. Other PA barrier-decreasing elements of Muva were a serious game app, lifestyle education, and optimization of the medication regime. Method: This study is a pragmatic stepped wedge cluster controlled trial. Controls received care as usual. Mixedeffects linear regressions were performed to assess changes in the primary outcome social functioning, and secondary outcomes quality of life, psychiatric symptoms, PA, body mass index, waist circumference, and blood pressure. Results: 84 people with SMI were included in three intervention clusters, and 38 people with SMI in the control cluster. Compared to the control condition, there was significant clinical improvement of social functioning in interpersonal communication (p=<0.01) and independent competence (p=<0.01) in people receiving Muva. These outcomes were not associated with MHW’s characteristics. There were no changes in the other outcome measures. Conclusions: Muva improved social functioning in people with SMI compared to care as usual.
DOCUMENT
Communicatieprofessionals geven aan dat organisaties geconfronteerd worden met een almaar complexere samenleving en daarmee het overzicht verloren hebben. Zo’n overzicht, een ‘360 graden blik’, is echter onontbeerlijk. Dit vooral, aldus diezelfde communicatieprofessionals, omdat dan eerder kan worden opgemerkt wanneer de legitimiteit van een organisatie ter discussie staat en zowel tijdiger als adequater gereageerd kan worden. Op dit moment is het echter nog zo dat een reactie pas op gang komt als zaken reeds in een gevorderd stadium verkeren. Onderstromen blijven onderbelicht, als ze niet al geheel onzichtbaar zijn. Een van de verklaringen hiervoor is de grote rol van sociale media in de publieke communicatie van dit moment. Die media produceren echter zoveel data dat communicatieprofessionals daartegenover machteloos staan. De enige oplossing is automatisering van de selectie en analyse van die data. Helaas is men er tot op heden nog niet in geslaagd een brug te slaan tussen het handwerk van de communicatieprofessional en de vele mogelijkheden van een datagedreven aanpak. Deze brug dan wel de vertaling van de huidige praktijk naar een hogere technisch niveau staat centraal in dit onderzoeksproject. Daarbij gaat het in het bijzonder om een vroegtijdige herkenning van potentiële issues, in het bijzonder met betrekking tot geruchtvorming en oproepen tot mobilisatie. Met discoursanalyse, AI en UX Design willen we interfaces ontwikkelen die zicht geven op die onderstromen. Daarbij worden transcripten van handmatig gecodeerde discoursanalytische datasets ingezet voor AI, in het bijzonder voor de clustering en classificatie van nieuwe data. Interactieve datavisualisaties maken die datasets vervolgens beter doorzoekbaar terwijl geautomatiseerde patroon-classificaties de communicatieprofessional in staat stellen sociale uitingen beter in te schatten. Aldus wordt richting gegeven aan handelingsperspectieven. Het onderzoek voorziet in de oplevering van een high fidelity ontwerp en een handleiding plus training waarmee analisten van newsrooms en communicatieprofessionals daadwerkelijk aan de slag kunnen gaan.
Ons voorstel ‘Biobased Sustainable Aviation Fuel’, richt zich op het ontwikkelen van een nieuwe productieroute voor sustainable aviation fuels (SAFs). Hiermee wordt invulling gegeven aan de behoefte van de luchtvaartindustrie om alternatieve productieroutes voor SAF te ontwikkelen. Deze behoefte komt voort uit het verplicht bijmengen van SAF in conventionele kerosine. Ook hebben bestaande routes voor SAFs te maken met oplopende tekorten in grondstoffen. De productieroute in dit project maakt gebruik van vetzuren, waarmee een veelheid van afvalstromen kan worden verwerkt naar brandstoffen. De vetzuren uit dit project worden geproduceerd door ChainCraft uit organische reststromen via fermentatie. ChainCraft is begonnen als startup vanuit Wageningen Universiteit en heeft bewezen per jaar ongeveer 2000 ton vetzuren te kunnen produceren. Met een chemische reactie worden deze vetzuren omgezet naar ketonen. Dit wordt ketonisatie genoemd. Deze ketonen kunnen opgewerkt worden naar SAF, maar kunnen ook andere chemische toepassingen hebben, zoals het vervangen van palmolie. Het keton dat ontstaat is dus een tussenproduct waarmee verschillende markten bedient kunnen worden. Dit is van belang voor ChainCraft dat nieuwe markten voor haar vetzuren wil ontsluiten. De belangrijkste te ontwikkelen stap in deze productieroute is de verbetering en optimalisatie van de ketonisatiereactie. Dit wordt gedaan door de Hogeschool Rotterdam bij het CoE HRTech, binnen het cluster Verduurzaming Industrie en de opleiding Chemische Technologie. Bij de ketonisatiereactie ontstaat calciumhydroxide als bijproduct. Door dit terug te voeren naar het fermentatieproces kunnen de integrale proceskosten verlaagd worden en de milieu impact gereduceerd. Deze verbeterde fermentatie wordt door ChainCraft geanalyseerd. De te verwachten milieubesparing is 67% minder broeikasgasemissies ten opzichte van petrochemische kerosine. De te verwachten productiekosten zijn vergelijkbaar met gangbare SAFs. Naast ChainCraft en de Hogeschool Rotterdam wordt het voorstel gesteund door SkyNRG. SkyNRG is sinds 2010 de wereldwijde leider op het gebied van SAFs.
Kunststoffen zijn onmisbaar in onze samenleving, en het gebruik van kunststoffen heeft de afgelopen decennia een enorme vlucht genomen. Dit mede door de veelzijdigheid van het materiaal en de vele toepassingsmogelijkheden. Tegelijkertijd zorgen kunststoffen voor een behoorlijke milieudruk door het gebruik van fossiele grondstoffen, CO2-emissies en zwerfafval en microplastics. Een van de maatschappelijke opgaves is om het ontwerp van kunststof toepassingen circulair te maken, en de beschikbare hoeveelheid plastics maximaal te recyclen. Dit sluit aan bij Europees en nationaal beleid, en bij de strategie van een investeringsbereid cluster van bedrijven, overheden en kennisinstellingen in Noord-Nederland.De SPRONG groep, bestaande uit de hogescholen NHL Stenden, Hanze Hogeschool en Van Hall Larenstein vertegenwoordigen samen met Rijksuniversiteit Groningen en het Nationaal Testcentrum Plastics de kennisinstellingen in dit cluster. Deze organisatie verbinden kennis met de zo’n 100 praktijkorganisaties en maatschappelijk organisaties. De SPRONG groep werkt al geruime tijd samen rond dit onderwerp en zit momenteel in ontwikkelingsfase 3. Met dit trajectvoorstel wil de SPRONG groep zich de komende jaren doorontwikkelen naar een Krachtige SPRONG groep. Dat betekent:• Versterken en doorontwikkelen inhoudelijk profiel en profilering• Sterkere coördinatie op onderzoeken en projecten, ontwikkeling doorlopende leerlijn in verbondenheid met onderzoek• Sterkere benutting van en dienstverlening in het netwerk, en door ontwikkeling van netwerk: nationaal en EU• Doorontwikkeling kwaliteitsverbetering en -borging voor groep en i.c.m. Design Based Research• Impact meten en vooral ook makenEen SPRONG komt na een impuls. Daarom zorgen we met dit traject voor een impulsteam in aanvulling op de betrokken onderzoekers en andere stafleden. Het impulsteam bestaat uit een onderzoekscoördinator, projectcoördinator en een projectontwikkelaar die we vanuit deze SPRONG financieren.Met de lectoraten, het consortium en netwerk werken we de komende vier jaar aan een maatschappelijk relevant transdisciplinair onderzoeksprogramma op basis van Design Based Research, een actie- en investeringsagenda kwaliteitsanalyses en labfaciliteiten en aan een stevige interne en externe profilering. Daarnaast gaan we aan de slag met een PhD/Postdoc programma, verbinden we de beroepspraktijk en verkennen we de oprichting van een Practoraat. Ons kwaliteitsbeleid gaan we verder integreren en op SPRONG groep nivo komen we met kwaliteitsrichtlijnen waarmee we hoge kwaliteit garanderen en de integratie met DBR borgen. Tenslotte gaan we impact meten, en belangrijker nog IMPACT MAKEN.