Lukt het om de schoonheid van het beroep van leraar weer zichtbaar te maken? Lukt het om vanuit het beroep een professioneel tegenwicht te bieden aan de eisen die de maatschappij stelt? En lukt het om leraren meer mogelijkheden te bieden om professioneel te groeien en hun rol te ontwikkelen? Mascha Enthoven, lector De Pedagogische Opdracht, benadert in haar lectorale rede deze vragen door de (pedagogische) opdracht van het onderwijs te formuleren binnen de invloed van het betrokken handelen van de leraar. Binnen dat wat de professionaliteit van de leraar kenmerkt: het continu - op basis van je ervaringen, kennis en intuïtie - inschatten wat het juiste is om te doen. Zij pleit daarom voor vertrouwen en ruimte voor leraren en schoolteams: vertrouwen en ruimte om gezamenlijk het individuele handelen van de leraar te ondersteunen, te verantwoorden en te ontwikkelen. De wens van het werkveld voor meer onderzoekende scholen en lerende netwerken biedt kansen. Mits we bij de ontwikkeling van deze scholen en netwerken sterker het primaire onderwijsproces als bron benutten. En op voorwaarde dat we het ondersteunen van het betrokken handelen van de leraar als doel hebben. Door de focus op het betrokken handelen van de leraar in onderzoek als bron, maar ook als doel te nemen, geven we een scherpere richting aan het onderzoekend vermogen in lerarenopleidingen. Het onderzoekend vermogen staat dan in het teken van de ontwikkeling van betrokken handelen. We kunnen bedachtzaamheid over dit handelen organiseren. En we kunnen deze collectieve bedachtzaamheid ondersteunen met behulp van kennis- en vaardigheden op het gebied van onderzoek. Het werkveld en de lerarenopleidingen vormen in deze ontwikkeling een krachtig collectief. Het model voor ‘de Pedagogiek als Betrokken handelingswetenschap’ wordt gebruikt als een uitwerking van dit krachtig collectief.
In dit boekje staat samen leren centraal. Door samen te leren kunnen mensen zichzelf en de context waarvan zij deel uitmaken, veranderen of verbeteren. Een groep mensen die samen leren noemen we een leergemeenschap. Er zijn verschillende soorten leergemeenschappen. Zo kan een team van basisschoolleraren of opleiders een leergemeenschap vormen. Ook een groep leerlingen of studenten kan, samen met de groepsleraar dan wel met de opleider een leergemeenschap zijn. Er is nog weinig bekend over hoe dat samen leren in leergemeenschappen verloopt en hoe er concreet vorm aan gegeven kan worden. In deze lacune wil dit boekje voorzien. Overigens gebruiken we de termen 'samen leren' en 'collectief leren' door elkaar. De inhoud van deze publicatie is tot stand gekomen op basis van het onderzoek naar collectief leren dat door het lectoraat Kantelende Kennis van de Educatieve Federatie Interactum in de periode 2008-2011 is uitgevoerd in basisscholen en lerarenopleidingen. In een lectoraat wordt praktijkgericht onderzoek gedaan, onderzoek dat nadrukkelijk als doel heeft een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de onderwijspraktijk. In het lectoraat Kantelende Kennis werkten drie lectoren en een 'kenniskring' van vijftien lerarenopleiders (de kenniskringleden) uit vijf pabo's samen. Het lectoraatsonderzoek laat zien hoe motiverend maar ook hoe weerbarstig collectief leren soms kan zijn. Door middel van collectief leren kun je samen belangrijke opbrengsten tot stand brengen, maar succes is niet vanzelfsprekend. Deze publicatie bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt collectief leren in een theoretisch kader geplaatst. Vervolgens formuleren we in het tweede deel op basis van het onderzoek een aantal conclusies ten aanzien van het samen leren van leerlingen en leraren, van studenten en hun opleiders en van teams in scholen en lerarenopleidingen. Aan deze conclusies worden overwegingen gekoppeld, die bij het vormgeven van samen leren in de onderwijspraktijk van belang kunnen zijn. Ten slotte wordt in het derde deel stilgestaan bij het effect van samen leren op de motivatie van de deelnemers en de toepasbaarheid van de in het lectoraat ontwikkelde cyclus voor collectief leren. In de teksten zijn geanonimiseerde voorbeelden verweven uit de school- en opleidingspraktijk.
De gemeente Utrecht zet de komende jaren in op het versterken van collectief werken in de ondersteuning voor kinderen en gezinnen met opgroei- en opvoedvragen (Gemeente Utrecht, 2024). De reden hiervoor is de toenemende druk op de jeugdzorg. Veranderingen in het zorgaanbod zijn nodig om kosten, werkdruk en wachtlijsten te beperken. Verder is er sprake van een cultuuromslag in het denken over het jeugddomein, die mogelijk versneld is door de druk op de jeugdzorg. Deze cultuuromslag wordt gekenmerkt door een focus op de pedagogische basis (versterken van het eigen netwerk) en normaliseren (niet meer direct labelen en diagnosticeren, maar proberen het binnen het normale te blijven, accepteren dat een zekere lijdensdruk bij het leven hoort).
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
Agriculture; Macro-Micro-Macro perspective; Public goods and Public bads; Collective action; Commons; Opposite concerns; Farmers and Peasants; Anthropology
Jonge ontwerpers kunnen een belangrijke rol spelen in de omslag naar een circulaire economie. Juist daar ontstaan experimenten met biobased - en restmaterialen. Deze potentieel interessante materiaal- en techniekideeën sterven echter een stille dood vanwege het ontbreken van faciliteiten voor technisch testen en practice proven bewijslast van de gebruikersbeleving. In de bouw is ‘verkoopbaarheid’ een belangrijke drijfveer. Sebastian Guzman, Rik Maarsen, Basse Stittgen en Marianne Cuypers zijn jonge ontwerpers van nieuwe biobased materialen. Het kunstenaarscollectief Biobased creations/New Heroes wil de door hun ontwikkelde materialen toepassen in het paviljoen Exploded View dat een onderdeel wordt van de Floriade in Almere (2022). Met deze Kiem willen we de materialen gaan testen op aantoonbare bouwkundige kwaliteiten (klimaatkamer; druk- en trekbanken) en onderzoeken hoe ze verbeterd worden met behulp van persen met hoge drukkrachten en hoge temperaturen. De Hogeschool van Amsterdam werkt hierbij samen met mkb-er NPSP dat is gespecialiseerd in het maken van bio-composieten. NPSP stelt haar technologie en kennis ter beschikking – en test tegelijkertijd de constructieve kwaliteiten en ontwerpmogelijkheden van uit rioolslib gewonnen wc-papier als bouwmateriaal. Er wordt ontwerpend onderzoek uitgevoerd. Op basis van een verkennend onderzoek van de materialen worden prototypes gemaakt die worden getest. De testresultaten leiden (eventueel) tot materiaalverbeteringen en/of andere toepassingsmogelijkheden die weer tot nieuwe prototypes leiden et cetera. Het doel is om van deze materialen modulaire systemen te ontwerpen waardoor demontage en het toepassen elders gemakkelijker wordt. Het Floriade-paviljoen is niet alleen een demonstratie van de mogelijkheden van deze nieuwe biobased materialen maar geeft de mogelijkheid om te onderzoeken hoe de materialen door de bezoekers worden beoordeeld. Hiertoe wordt de HvA technologie en kennis van neuro-architectuur ingezet. Voor de doorontwikkeling tot volwaardige bouwproducten beogen we een RAAK MKB aan te vragen – om de slag van de biobased bouwmaterialen naar architecten en ontwerpers te maken.