In this paper I describe the ways in which the communication discipline can make a hidden crisis transparent. For this purpose I examine the concept of crisis entrepreneurship from a communication point of view. Using discourse analysis, I analyse the discursive practices of crisis entrepreneurs in the domain of education in the Netherlands. This paper is part of my Ph.D. project in which I examine the dilemmas encountered by crisis entrepreneurs and the interactional solutions they choose in addressing a crisis. In my Ph.D. project I have analysed how crisis entrepreneurs use discursive practices: (1) to show the factuality of the problem. For example, the way the problem is presented is too theoretical and is not a problem in reality; (2) to present the credibility of the messenger as an authentic, legitimate spokesman. Crisis entrepreneurs may be accused of wanting to attract attention to their own cause; (3) to create the accountability for the problem and the solution. For example, crisis entrepreneurs can be accused of nursing personal grievances or of drawing attention to the issue without actively attempting to solve it. The conclusion is that a communication professional is able to recognize a problem raised by crisis entrepreneurs. Knowledge of interactional dilemmas helps communication professionals understand the potential of crisis entrepreneurs.
Bedrijven bevinden zich tegenwoordig vaak in een keten. Een keten kan worden beschouwd als een verzameling organisaties die een virtueel netwerk delen waar informatie, diensten, goederen of geld doorheen stroomt. Hierbij staan ICT-systemen veelal centraal. Deze afhankelijkheid werkt in de hand dat cyber-gerelateerde risico’s een opmars maken binnen ketens. Niet elke ketenorganisatie beschikt echter over de middelen en kennis om zichzelf te beschermen: om tot sterke ketens te komen is informatiedeling tussen ketenorganisaties over actuele dreigingen en incidenten van belang. Een doel van dit verkennend onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC), is om inzicht te bieden in de succesfactoren van informatiedeling-initiatieven op het gebied van cyberveiligheid. Met deze kennis kan het NCSC haar accounthouders en adviseurs helpen om de doelgroepen positief te motiveren om actie te nemen ter versterking van ketenweerbaarheid. Tevens wordt met dit onderzoek beoogd om aanknopingspunten voor vervolgonderzoek te identificeren. Het identificeren van succesfactoren vond plaats op basis van een literatuurstudie en gestructureerde interviews met in totaal zes leden uit drie verschillende bestaande informatiedeling-initiatieven rondom cybersecurity: het Managed Service Provider (MSP) Information Sharing and Analysis Centre (ISAC), Energie ISAC en de securitycommissie van de Nederlandse Energie- Data Uitwisseling (NEDU). Alle respondenten zijn informatiebeveiligingsexperts die hun organisatie vertegenwoordigen in de samenwerkingsverbanden. In totaal zijn 20 succesfactoren geïdentificeerd. Deze factoren zijn vervolgens gecategoriseerd tot vier thema’s die bijdragen aan een succesvolle informatiedeling. De thema’s zijn samen te vatten als teamfactoren, individuele factoren, managementfactoren en faciliterende factoren. De vier meest genoemde succesfactoren zijn: ● Expertise: Leden met onderscheidende en gespecialiseerde kennis bevorderen de informatiedeling en zijn ondersteunend aan het individuele leerdoel van de leden. ● Vertrouwen: Vertrouwen is een essentiële voorwaarde voor de bereidheid om samen te werken en informatie te delen. Tijd is hierin een cruciale factor: tijd is nodig voor vertrouwen om te ontstaan. ● Lidmaatschapseisen: Expliciete en impliciete lidmaatschapseisen zorgen voor een selectie op geschikte deelnemers en faciliteren daarmee het onderling vertrouwen. ● Structurele opzet: Een samenwerking dient georganiseerd te zijn volgens een structuur en met een stabiele bezetting van voldoende omvang. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het identificeren van strategieën voor het opstarten van samenwerkingsverbanden en het over de tijd behouden van enthousiasme onder de leden in de informatiedeling-initiatieven rondom cybersecurity. Ook onderzoek naar de eigenschappen of kwaliteiten van de voorzitter en hoe deze bijdragen aan het succesvol initiëren en onderhouden van een samenwerkingsverband zijn genoemd. Ook is nog onvoldoende duidelijk hoe gedeelde of juist onderscheidende expertise van de leden bijdraagt aan succes van de informatiedeling-initiatieven. Verder is er behoefte aan kennis over hoe de samenwerking tussen ketenpartners op het gebied van cyberveiligheid buiten bestaande samenwerkingsverbanden is ingericht. Denk hierbij aan een uitbreiding van de huidige studie, maar met een focus op kleinere bedrijven die deel uitmaken van ketens, maar waarbij IT niet de corebusiness is, aangezien die volgens respondenten als risicovol worden gezien voor de keten.
Interprofessional collaboration and practice (IPCP) is considered the cornerstone for effective service delivery for children with speech language and communication needs (SLCN). Following Stutsky and Spence Laschinger’s framework, we investigated IPCP-related differences between Dutch and Norwegian professionals in a cross-national comparative survey study. The personal relational skills of communication, trust and situational factor support structures were related to interprofessional collaboration in both countries. Trust was a stronger predictor for the Dutch sample than the Norwegian sample. A moderated moderation analysis revealed that the relationship between IPCP and perceived team effectiveness is moderated by trust for the Dutch professionals but not for their Norwegian colleagues. Trust may play a vital role for interprofessional teams in the Dutch context because service delivery is mainly characterised by the pull-out intervention of specialised professionals. In the integrated early intervention context of Norway, emphasis on professional communication skills seems a fruitful strategy to enhance the effectiveness of teams. Early intervention service delivery may be strengthened by structural facilitation and building networks to develop trust across professionals and organisations, which supports the development of professional competence relevant to IPCP in early intervention service delivery.
“Empowering learners to create a sustainable future” This is the mission of Centre of Expertise Mission-Zero at The Hague University of Applied Sciences (THUAS). The postdoc candidate will expand the existing knowledge on biomimicry, which she teaches and researches, as a strategy to fulfil the mission of Mission-Zero. We know when tackling a design challenge, teams have difficulties sifting through the mass of information they encounter. The candidate aims to recognize the value of systematic biomimicry, leading the way towards the ecosystems services we need tomorrow (Pedersen Zari, 2017). Globally, biomimicry demonstrates strategies contributing to solving global challenges such as Urban Heat Islands (UHI) and human interferences, rethinking how climate and circular challenges are approached. Examples like Eastgate building (Pearce, 2016) have demonstrated successes in the field. While biomimicry offers guidelines and methodology, there is insufficient research on complex problem solving that systems-thinking requires. Our research question: Which factors are needed to help (novice) professionals initiate systems-thinking methods as part of their strategy? A solution should enable them to approach challenges in a systems-thinking manner just like nature does, to regenerate and resume projects. Our focus lies with challenges in two industries with many unsustainable practices and where a sizeable impact is possible: the built environment (Circularity Gap, 2021) and fashion (Joung, 2014). Mission Zero has identified a high demand for Biomimicry in these industries. This critical approach: 1) studies existing biomimetic tools, testing and defining gaps; 2) identifies needs of educators and professionals during and after an inter-disciplinary minor at The Hague University; and, 3) translates findings into shareable best practices through publications of results. Findings will be implemented into tangible engaging tools for educational and professional settings. Knowledge will be inclusive and disseminated to large audiences by focusing on communication through social media and intervention conferences.
Inclusief User Experience (UX)-ontwerpen is het creëren van digitale diensten die toegankelijk zijn voor zoveel mogelijk mensen, ongeacht hun fysieke of mentale beperkingen, gezondheidsproblemen, leeftijd, achtergrond of gebruikscontext. Niet alleen is er de afgelopen jaren steeds meer aandacht voor digitale inclusie en toegankelijkheid, er komen ook nieuwe wetten die de digitale inclusie en toegankelijkheid verplicht stellen. Toch zijn digitale inclusie en toegankelijkheid vaak slechts een bijzaak in het ontwerpproces. Meestal wordt een digitale dienst in eerste instantie ontworpen en ontwikkeld voor een gemiddelde gebruiker en pas daarna uitgebreid met toegankelijkheidsfuncties voor andere gebruikersgroepen. Er zijn veel normen, richtlijnen en methoden voor toegankelijk en inclusief ontwerpen, maar vereisen vaak tijdrovend gebruikers- en contextonderzoek, specialistische kennis en veranderingen in de ontwerpprocesorganisatie. UX-ontwerpbureaus en UX-ontwerpopleidingen ontberen beproefde best-practices om een inclusief ontwerp van digitale diensten te kunnen garanderen. Daardoor kunnen ze te weinig inspelen op maatschappelijke behoeften en zijn ze niet voldoende voorbereid op de aanstaande wetgeving. Met het voorgestelde onderzoek willen we een beter begrip ontwikkelen van factoren die de ontwerpers en ontwerpprocessen belemmeren bij het creëren van toegankelijke en inclusieve UX-ontwerpen. Daarmee willen we ook de basis leggen voor verder praktisch onderzoek naar welke combinaties van tools, methoden en ontwerpbenaderingen het beste werken voor het bereiken van inclusieve ontwerpresultaten in alledaagse ontwerppraktijkomstandigheden. Het project is opgedeeld in drie fasen. Het eerste deel van het project is een verkennend onderzoek binnen UX-ontwerponderwijs. De tweede fase omvat onderzoek naar processen van betrokken UX-ontwerpbureaus en vergelijking van procesobstakels in ontwerponderwijs en professionele ontwerpprocessen. In de derde fase worden de resultaten van fase één en twee vertaald naar richtlijnen, tool- en methode-ideeën en gezamenlijke vervolgonderzoeksagenda. De resultaten worden uiteindelijk ook benut voor verbetering en actualisatie van de curricula van digitale (ontwerp)opleidingen, zoals Communication and Multimedia Design (CMD), teneinde meer inclusieve ontwerpers op te leiden.
Het publieke debat over issues in de huidige samenleving vindt permanent plaats. Publieke debatten kennen een golfbeweging en veranderen soms in een crisis. De gedigitaliseerde samenleving maakt de reactie van organisaties op issues vele malen ingewikkelder. In dit project staat de vraag centraal hoe communicatieprofessionals van publieke organisaties beter kunnen omgaan met publicitaire golfbewegingen van voortdurend debat, regelmatige issues en incidentele crises. Dit onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Doel In dit project bekijken we de online geruchtvorming en mobilisatie en de wijze waarop overheden hier mee omgaan. Het doel van het onderzoeksproject is: om inzicht te krijgen in organisatorische, interactionele, taalkundige aspecten van issuemanagement om bruikbare interventies te ontwikkelen Resultaten Het resultaat is een breed toepasbare aanpak voor communicatie bij issues die spelen in publieke organisaties. Deze aanpak wordt vertaald in een toolbox voor communicatieprofessionals en studenten communicatie. Inzichten laten nu al zien dat de data uit de 2 casussen informatie opleveren over framing vanuit de gemeenschap; de organisatie van de communicatie (Doen de juiste mensen de juiste dingen?) en inzichten óver de geruchtvorming. Het lectoraat heeft daarvoor een instrument ontwikkeld waarmee je patronen in online conversaties kunt ontdekken. Dit instrument hebben we ‘BEP’ genoemd. BEP staat voor Birds Eye Perspective. Het perspectief helpt die conversaties en eventueel daaropvolgende interacties op waarde te schatten. Je kunt inzichten uit BEP gebruiken om bewuster te zijn van de gevoeligheden en weerstanden in gesprekken die gaande zijn en aan te sluiten op wat leeft in het publieke debat. Dit stelt je in staat om in gesprek te blijven én de stap te kunnen maken naar een anticiperende communicatiestrategie.) Opgeleverde producten: Bekijk het ontwikkelde instrument via: https://husite.nl/bep/ Bekijk de slotsessie brochure Looptijd 01 februari 2021 - 01 april 2023 Aanpak In drie rondes worden vijf door de praktijkpartners ingebrachte cases onderzocht. De inzichten uit de eerste casus worden meegenomen in de volgende ronde, de gehanteerde methode blijft hetzelfde. Er wordt een combinatie gemaakt van interactieanalyse van: Online en offline data Interviews met professionals Focusgroepen met burgers. In de laatste ronde van het project worden de ontwikkelde inzichten gedeeld in de praktijk, het onderzoeksveld en het onderwijs. Voor de zomer 2021 worden 2 casussen geanalyseerd. de Schoorlse Duinen (waar bomenkap tot heftige speculaties in de media leidt) en het onderhoud aan bruggen (zoals de weg over de Merwedebrug die plots gesloten moest worden). Begin juni vindt het eerste ‘Vakgesprek’ plaats met het newsroomteam van Rijkswaterstaat, en afgevaardigden uit het beroepenveld: (beroepsvereniging Logeion, Academie voor Overheidscommunicatie), onze Communicatie-opleiding, én lectoren Cok Bakker (HU) en Els van der Pool (HAN). Annette Klarenbeek leidt het gesprek. Bekijk dit document dat een overzicht geeft van de aanpak en methodes in het project Studenten gezocht! Gedurende het project kunnen studenten een bijdrage leveren. Communicatiestudenten die betrokken willen zijn bij het vinden van innovatieve oplossingen voor issuemanagement in de gedigitaliseerde samenleving kunnen contact opnemen. Extra informatie Congres beroepspraktijk Training: Monitoring mobilization: A discursive psychological analysis of online mobilizing practices. Sneijder, P., Stinesen, B., Harmelink, M. & Klarenbeek, A The Discourse Analytical Glasses (DAG) Hoofdstuk wetenschappelijk handboek: Sneijder, P., Baukje, S., Harmelink, M. & Klarenbeek, A. (n.d.). The discourse of social movements: online mobilising practices for collective action. In: Demasi, Mirko A., Burke, Shani, Tileagă, Cristian (Eds.) (Scheduled for publication, 2021). Political Communication: Discursive Perspectives. (K/P