Background Conventional medical management, while essential, cannot address all multifaceted consequences of Parkinson’s disease (PD). This pilot study explores the potential of a co-designed creative arts therapy on health-related quality of life, well-being, and pertinent non-motor symptoms.
MULTIFILE
Empirical studies in the creative arts therapies (CATs; i.e., art therapy, dance/movement therapy, drama therapy, music therapy, psychodrama, and poetry/bibliotherapy) have grown rapidly in the last 10 years, documenting their positive impact on a wide range of psychological and physiological outcomes (e.g., stress, trauma, depression, anxiety, and pain). However, it remains unclear how and why the CATs have positive effects, and which therapeutic factors account for these changes. Research that specifically focuses on the therapeutic factors and/or mechanisms of change in CATs is only beginning to emerge. To gain more insight into how and why the CATs influence outcomes, we conducted a scoping review (Nstudies = 67) to pinpoint therapeutic factors specific to each CATs discipline, joint factors of CATs, and more generic common factors across all psychotherapy approaches. This review therefore provides an overview of empirical CATs studies dealing with therapeutic factors and/or mechanisms of change, and a detailed analysis of these therapeutic factors which are grouped into domains. A framework of 19 domains of CATs therapeutic factors is proposed, of which the three domains are composed solely of factors unique to the CATs: “embodiment,” “concretization,” and “symbolism and metaphors.” The terminology used in change process research is clarified, and the implications for future research, clinical practice, and CATs education are discussed.
Art therapy is widely used and effective in the treatment of patients diagnosed with Personality Disorders (PDs). Current psychotherapeutic approaches may benefit from this additional therapy to improve their efficacy. But what is the patient perspective upon this therapy? This study explored perceived benefits of art therapy for patients with PDs to let the valuable perspective of patients be taken into account. Using a quantitative survey study over 3 months (N = 528), GLM repeated measures and overall hierarchical regression analyses showed that the majority of the patients reported quite a lot of benefit from art therapy (mean 3.70 on a 5-point Likert scale), primarily in emotional and social functioning. The improvements are concentrated in specific target goals of which the five highest scoring goals affected were: expression of emotions, improved (more stable/positive) self-image, making own choices/autonomy, recognition of, insight in, and changing of personal patterns of feelings, behaviors and thoughts and dealing with own limitations and/or vulnerability. Patients made it clear that they perceived these target areas as having been affected by art therapy and said so at both moments in time, with a higher score after 3 months. The extent of the perceived benefits is highly dependent for patients on factors such as a non-judgmental attitude on the part of the therapist, feeling that they are taken seriously, being given sufficient freedom of expression but at the same time being offered sufficient structure and an adequate basis. Age, gender, and diagnosis cluster did not predict the magnitude of perceived benefits. Art therapy provides equal advantages to a broad target group, and so this form of therapy can be broadly indicated. The experienced benefits and the increase over time was primarily associated with the degree to which patients perceive that they can give meaningful expression to feelings in their artwork. This provides an indication for the extent of the benefits a person can experience and can also serve as a clear guiding principle for interventions by the art therapist.
Veel mensen met een spierziekte, ook wel neuromusculaire aandoeningen (NMA) genoemd, hebben een hulpvraag over conditie, en worden hiervoor begeleid door een fysiotherapeut. Door een gebrek aan richtlijnen ervaren fysiotherapeuten problemen met toepassing van aerobe training in de dagelijkse praktijk en is er een grote steunbehoefte m.b.t. het voorschrijven van training. De B-FIT trainingswijzer voorziet in deze behoefte door fysiotherapeuten praktische handvatten te bieden voor het voorschrijven van gepersonaliseerde aerobe training in de eigen leefomgeving. Na een succesvolle pilotstudie wordt de B-FIT trainingswijzer gebruikt in academische ziekenhuizen en revalidatiecentra in de 3e en 2e lijn in Nederland. B-FIT wordt echter beperkt toegepast door fysiotherapeuten in de 1e lijn, waar veel mensen met een NMA onder behandeling zijn. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken, waaronder een gebrek aan kennis over NMA in de 1e lijn (door de zeldzaamheid van aandoeningen), en moeizame kennisoverdracht van de 2e/3e lijn naar de 1e lijn en vice versa. Er is meer inzicht nodig in mogelijke andere belemmerende en bevorderende factoren voor betere implementatie van B-FIT in de eigen leefomgeving onder begeleiding van een fysiotherapeut in de 1e lijn. Met een Community of Practice zullen deze factoren in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt de B-FIT trainingswijzer doorontwikkeld voor optimale toepassing in de 1e lijn, en in een pilotstudie onderzoeken we de bruikbaarheid en evalueren we de tevredenheid onder fysiotherapeuten en patiënten. In dit project wordt een bestaand consortium met onderzoekers, revalidatieartsen en fysiotherapeuten vanuit universitair medische centra en revalidatiecentra en vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging (Spierziekten Nederland) en beroepsvereniging (KNGF), verder uitgebreid met fysiotherapiepraktijken in de 1e lijn (MKB) en docenten van hogescholen. Dit project draagt bij aan verbeterde NMA zorg en verbeterde samenwerking tussen fysiotherapeuten in de 1e lijn en zorgprofessionals in de 2e/3e lijn (juiste zorg op de juiste plek), die hier allen van profiteren.
Zorg op maat voor patiënten met het post-intensive care syndroom: Dankzij verbeteringen in de zorg overleven steeds meer Intensive Care (IC) patiënten een levensbedreigende ziekte. De keerzijde is dat steeds meer patiënten met langdurige lichamelijke en mentale klachten als gevolg van het Post-Intensive Care Syndroom (PICS) uit het ziekenhuis worden ontslagen. Positieve gezondheid: een nieuw concept met focus op de kracht en eigen regie van mensen: In 2012 introduceerde arts onderzoeker Huber een nieuwe definitie van gezondheid, namelijk “Gezondheid als het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven”. Het concept Positieve gezondheid bevordert persoonsgerichte zorg en sluit goed aan bij wat voor de patiënt belangrijk is. Patiënten na een IC opname willen thuis een eigen regie kunnen voeren: De meeste patiënten met PICS ontvangen na ontslag uit het ziekenhuis fysiotherapie bij een 1e lijns fysiotherapeut. Deze ontvangen niet alle noodzakelijke informatie van het ziekenhuis over het ziekteverloop van de patiënt en zijn onvoldoende bekend met de gevolgen van PICS. Feitelijk heeft het zorgveld te maken met een nieuw ziektebeeld waarvoor nog geen revalidatiebehandeling bestaat. De diversiteit aan klachten worden niet op een juiste manier geïnterpreteerd en/of in een logische volgorde geadresseerd in een behandelplan. Bij PICS komen de dimensies van het concept van Huber naar voren en zal de zorgverlener – primair de fysiotherapeut - in overleg met de patiënt de terreinen moeten identificeren waarop ondersteuning noodzakelijk is. Het doel van dit RAAK project is om in een Community of Practice van professionals, studenten en patiënten een transmuraal fysiotherapieprogramma te ontwikkelen om patiënten die met PICS naar huis worden ontslagen optimaal te ondersteunen. Aan het einde van het project is een fysiotherapieprogramma ontwikkeld voor PICS en geïmplementeerd volgens het concept ‘Positieve gezondheid’. Daarnaast is kennis over de behandeling van patiënten met PICS gedissemineerd binnen de 1e lijns fysiotherapie en het (post)HBO onderwijs.