Korte promotievideo voor het doen van een afstudeeronderzoek of stage op de Klimaatproeftuin op BuildinG. Daarin vertellen studenten van Built Environment over hun onderzoeken die ze daar gedaan hebben.
YOUTUBE
Op 20 januari 2022 sprak mr. dr. Bart Wernaart zijn lectorale rede “Building value-based technology together" uit. Aansluitend werd Bart geïnstalleerd als lector Moral Design Strategy binnen Fontys Hogeschool Economie en Communicatie. Op deze website een verslag van alle onderdelen van die dag.
LINK
Het onderwerp van het onderzoek is het zoeken naar een geschikte contractvorm voor scholenbouw. Hierbij worden twee contractvormen vergelijken: het Living Building Concept (LBC) en de Open Oproep.Het LBC wil de bouw laten werken zoals de gewone consumentenmarkt. De expertise en de oplossingen worden gezocht bij de aanbieder en de vrager heeft de keuze heeft uit verschillende concepten. De Open Oproep gaat uit van een professionele opdrachtgever die vanaf het begin voor een goed lopend proces zorgt.De doelstelling was om het LBC en de Open Oproep te vergelijken aan de hand van vijf criteria: maatschappelijke kosten, faalkosten, flexibiliteit, integrale samenwerking en duurzaamheid. Hierbij werd de vraag gesteld hoe beide vormen scoren op de gestelde criteria. Het LBC is aan de hand van literatuur en interviews onderzocht. De Open Oproep is onderzocht aan de handvan de procedure zoals deze in Nederland gebruikt gaat worden, welke is opgesteld door Stichting Scholenbouwmeester Noord Nederland.De belangrijkste conclusies zijn dat het LBC en de Open Oproep veel van elkaar verschillen. Beide vormen hebben een ander uitgangspunt. Het LBC laat de expertise aan de kant van de aanbieder, en wil door marktwerking en concurrentie er voor zorgen dat de aanbieders zich onderscheiden. De Open Oproep probeert het opdrachtgeverschap te professionaliseren door een Schoolschap met expertise de opdrachtgever bij te laten staan.Een ander verschil is de toepassing van de vormen. Het LBC kan bij verschillende projecten worden toegepast, maar er bestaan nog geen partijen die werken volgens het LBC. De Open Oproep richt zich puur op scholenbouw, waardoor de markt voor deze procedure beperkt is. Daarbij is de Open Oproep nog niettoegepast in Nederland en is met het LBC slechts één pilot-project geweest, waardoor zowel het LBC als de Open Oproep niet getoetst kunnen worden aan de hand van praktijkvoorbeelden.Het antwoord op de hoofdvraag: Op welke manier Is het Living Building Concept, binnen de context van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van aanbestedingsvormen en verbeterde afstemming van actoren in hetbouwproces een goed alternatief voor een Open Oproep bij scholenbouw?, is samenvattend: Het LBC zoekt de oplossing aan de kant van de aanbieder en de Open Oproep zoekt de oplossing aan de kant van de vrager. Beide vormen zijn goede oplossingen, maar hierdoor scoren ze wel verschillend op de onderzoekscriteria, waarbij de kanttekening geplaatst moet worden dat beide vormen nieuw, in ontwikkeling en nog niet getoetst zijn.Studentenonderzoek in het kader van het thema Duurzaam bouwen.
DOCUMENT
Leren met de Stad (LmdS) is een programma van Hogeschool Leiden (HL), Universiteit Leiden (UL), gemeente Leiden (GL) en mboRijnland (mboR) dat studenten de kans biedt om samen met bewoners en lokale organisaties te werken aan maatschappelijke vraagstukken uit de stad. Dit leren met maatschappelijke impact heeft als kenmerk dat studenten leren in een rijke leeromgeving die overeenkomt met de toekomstige praktijk. Dit is relevant voor de stad, voor de student en voor het onderwijs en onderzoek. Het hoofddoel van LmdS voor de komende jaren is om de methodiek van LmdS te implementeren in alle faculteiten en colleges van de betrokken kennisinstellingen. Dit betekent een opschaling van studentenaantallen, van onderwijs en onderzoeksprogramma's en van netwerkpartners. Om dit te bereiken zet LmdS de ontwikkelde methodiek en de opgebouwde infrastructuur in: een fysieke locatie in de stad, LmdS|Op Locatie (LmdS|OL) en de Leergemeenschap STAD (LGS), platform voor kennisuitwisseling en communitybuilding tussen kennisinstellingen en stad. De afgelopen jaren heeft LmdS succes geboekt en impact gemaakt. In deze nieuwe fase zetten de samenwerkende partners in op inbedding van de LmdS-methodiek in onderwijs en onderzoek van de kennisinstellingen: van innovatie naar geïntegreerde werkwijze. Onderdeel van deze overgang van project naar programma is het verankeren van LmdS in de reguliere organisatiestructuur van de kennisinstellingen. LmdS gaat door op de ingeslagen weg en introduceert drie nieuwe ontwikkelingen: implementatie van LGS, toetreding van mboR tot het consortium en de verbinding met faculteiten via kennismakelaars. Deze aanvraag is gericht op bovengenoemde inbedding en opschaling en zet in de komende hoofstukken uiteen hoe LmdS invulling geeft aan deze ambities. Van strategische plannen naar te nemen stappen, resulterend in een activiteitenoverzicht met de bijbehorende trajectorganisatie. De City Deal Kennis Maken (CDKM) subsidie is hierbij nodig om de stappen van onderwijsinnovatie naar regulier aanbod en van project naar programma te kunnen zetten.
In kleine kernen in krimpgebieden in Nederland is sprake van bereikbaarheidsproblemen. Voorzieningen zoals scholen en winkels verdwijnen en openbaar vervoer is vaak onrendabel. Dit kan gevolgen hebben voor de leefsituatie in kleine kernen. Vraagafhankelijke digitale mobiliteitssystemen vormen een kansrijke oplossing voor de bereikbaarheidsproblematiek van kleine kernen. Het succesvol matchen van vervoersvragen van inwoners met zowel professioneel als particulier aanbod biedt mogelijkheden voor een fijnmazige oplossing in tijd en ruimte voor mobiliteit van inwoners van kleine kernen. Er bestaat een aantal uitdagingen voor het realiseren van dergelijke mobiliteitssystemen die mobiliteitsdiensten combineren, van leenfiets en taxi tot openbaar vervoer en meerijden met een dorpsgenoot. Juist voor kleine kernen speelt het particuliere aanbod een belangrijke rol door een tekort aan openbaar vervoer. Het type mobiliteitssyteem dat geschikt is voor kleine kernen is daarom sterk socio-technisch van aard. Dit zorgt voor extra uitdagingen. Om een mobiliteitssysteem voor kleine kernen te realiseren moet daarom een aantal organisatorische, vervoerskundige, en technische vraagstukken geadresseerd worden. Netmobil richt zich op het oplossen van deze vraagstukken. Organisatorische vragen gaan onder meer over community-building in kleine kernen en samenwerking tussen aanbieders. Vervoerskundige vragen gaan over de analyse van de individuele vervoersvraag en het beschikbare en/of mogelijke aanbod, onder andere op basis van databronnen (‘big data’). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de analyse van de actuele en de potentiele vervoersbehoefte voor verschillende mobiliteitsdiensten. Technische vraagstukken gaan over het vinden van vraag/aanbod-matches op basis van dynamische data en over manieren om mens en technologie optimaal te laten samenwerken aan het succesvolle matches. Netmobil beoogt een vraagafhankelijk mobiliteitssysteem gebaseerd op bestaande componenten van projectpartners aangevuld met componenten die nieuw worden ontwikkeld op basis van de genoemde vragen. Het systeem wordt getest en geëvalueerd binnen twee pilots waarvoor de regio Achterhoek als living lab dient.