Nederland heeft de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal zijn. Dit staat ook hoog op de agenda in het bedrijfsleven en bij consumenten maar vereist grote inspanning. Bedrijven kunnen een belangrijke rol spelen in het verlagen van de CO2-uitstoot van consumenten. Er zijn diverse initiatieven die bedrijven kunnen nemen om consumenten bewust te maken van hun CO2-uitstoot, maar ze moeten die ook accepteren. Welke initiatieven zullen de consumenten omarmen en welke niet? Welke consumenten gaan het verschil maken?
MULTIFILE
In het funderend onderwijs wordt de basis gelegd voor de kennissamenleving. Het is belangrijk dat kinderen van jongs af aan leren zichzelf aan te sturen wanneer ze leerzame activiteiten ondernemen. In de kinderopvang, vve en onderbouw basisonderwijs wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van zelfsturing ('executieve functies') bij jonge kinderen en is spel een belangrijke activiteit. Maar onderzoek wijs uit dat de cognitieve ontwikkeling tegenvalt. In veldonderzoek articuleren professionals grote handelingsverlegenheid om de nieuwsgierigheid van kinderen en hun spel te gebruiken voor de cognitieve ontwikkeling in directe samenhang met de ontwikkeling van de executieve functies. Vanaf groep 3 basisschool, wanneer het accent verschuift van 'spel' naar 'leren', ligt de aansturing grotendeels in handen van de leerkracht en ervaren kinderen geen noodzaak meer te plannen of het gedrag te reguleren. Hierdoor betrekken kinderen hun nieuwsgierigheid en exploratiedrang niet meer op leertaken. Deze ongewenste verschoolsing lijkt zich door te zetten naar de kleuters en de peuters. In dit project willen de onderzoekspartners onder leiding van het lectoraat Leiderschap in Onderwijs en Opvoeding van Windesheim inzichten en tools ontwikkelen om deze handelingsverlegenheid weg te nemen door samen met professionals in opvang en basisonderwijs rijke spelsituaties te ontwerpen en te onderzoeken, die een beroep doen op specifieke executieve functies en waar expliciet aandacht is voor leren, met name wat betreft taalontwikkeling, aanvankelijk rekenen en het beter begrijpen van de wereld van wetenschap en technologie. Het project richt zich op professionals die kinderen begeleiden in de leeftijd van 3 tot 7 jaar. Hierbij is aandacht voor de belangrijke overgangen van peuter- naar kleutergroep en van de kleuters naar groep 3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van vier lectoraten van de hogescholen Windesheim, Saxion en Stenden in samenwerking met 16 locaties voor kinderopvang en basisonderwijs in Flevoland, Drenthe, Friesland en Overijssel
Vogels verspreiden zaden, bestuiven planten en ruimen de natuur op; ze zijn onmisbaar voor een gezond ecosysteem. Van groot maatschappelijk belang is het beschermen van bedreigde dieren; biodiversiteit zorgt voor een gezond klimaat in Nederland. Voor de bescherming van vogels worden nesten gedetecteerd en geregistreerd. Boeren worden vervolgens geïnformeerd over de aanwezigheid van nesten op hun land zodat ze de nesten niet vernietigen tijdens hun agrarische werkzaamheden. Boeren worden in Nederland gecompenseerd voor de bescherming van nesten waardoor economische belangen samenkomen met het behoud van de natuur. In dit project wordt met behulp van technologische innovatie de samenwerking tussen boeren en natuur- en vogelbescherming verstevigd: drones worden gecombineerd met artificiële intelligentie om in samenwerking met vrijwilligers de monitoring van nesten uit te voeren. Dit helpt de Bond Friese VogelWachten (BFVW) om met het huidige aantal vogelwachters meer nesten te kunnen opsporen, de natuur doordat meer detectie leidt tot hogere broedsucces van vogels, en de boer kan met de drone meer financiële compensatie bemachtigen. Het consortium bestaat uit BFVW, NHL Stenden Lectoraat Computer Vision & Data Science en het drone bedrijf Aeroscan, die gezamenlijk de technische haarbaarheid willen onderzoeken om de business-case te ondersteunen. Met deze technologie kan de BFVW efficiënter en vooral effectiever nesten in kaart brengen. In de toekomst worden de resultaten van dit project breder ingezet door dit consortium. Binnen natuurbehoud en biodiversiteit zijn er veel andere uitdagingen waarvoor de, in dit project ontwikkelde, kennis ingezet kan worden.
Amsterdam worstelt in toenemende mate met het veranderende gebruik van stedelijke consumptieruimten, waar consumeren en recreëren tegelijkertijd plaatsvinden met werken en wonen. Dit gemengde karakter is een belangrijke stedelijke kwaliteit, maar draagt in veel gebieden bij aan disbalans. Dit uit zich door een eenzijdig aanbod van winkels en horeca, nijpende drukteproblematiek, of juist teruglopende bezoekersaantallen en leegstand. Door de corona lockdowns werd de bestaande disbalans in veel consumptiegebieden nog verder versterkt. Wij begrijpen deze stedelijke consumptieruimten als een ‘commons’: een gemeenschappelijke bron die vrij toegankelijk is voor uiteenlopende belanghebbenden. Hierbij is afstemming nodig, om tot een duurzaam beheer van de gemeenschappelijke bron te komen. Gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende belanghebbenden is handelingsverlegenheid om tot collectieve actie te komen en meer grip te krijgen op de situatie. De centrale vraag van dit project is daarom: Welke processen en instrumenten bevorderen of belemmeren urban commoning om te komen tot een stabiele ontwikkeling van stedelijke consumptieruimten? Deze (oorspronkelijke) onderzoeksvraag blijkt al te saillanter naar aanleiding van de coronapandemie, waarbij een al wankel evenwicht in stedelijke consumptieruimten verder uit disbalans is geraakt, met alle gevolgen van dien op relevante structuren en verhoudingen. Aan de hand van twee deelonderzoeken i) verklaren we de onderliggende mechanismen die ontwikkeling en samenwerking belemmeren en ii) ontwikkelen we manieren om deze processen te beïnvloeden. Door deze processen te onderzoeken, ontwikkelt dit project een nieuw, praktisch handelingsperspectief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en gebiedsontwikkelaars. We dragen ook bij bestuurskundige, politicologische en sociaal geografische wetenschappelijke kennis. De RAAK-Impuls wordt ingezet voor verlenging van onderzoekstijd, ter compensatie van enerzijds de belemmeringen op het onderzoek wegens de pandemie en anderzijds (het integreren van) de veranderende context in het onderzoek.