Het competentiemanagement-instrument is ontwikkeld in het kader van het onderzoeksproject Zorgarbeidsinnovatie, een samenwerkingsverband tussen de Kenniscentra Arbeid en CaRES van de Hanzehogeschool Groningen, het Zorg Innovatie Forum, het netwerk Zorgarbeidsinnovatie en de V&VN. Het project is mede mogelijk gemaakt door subsidie van SIAA-RAAK. Het onderzoek bestaat uit een deelproject over Overdrachten en een deelproject over Duurzame inzetbaarheid. De doelstelling van het deelproject Duurzame inzetbaarheid is het vergroten van het instrumentarium van de leidinggevenden in de zorg op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Onder leidinggevenden verstaan we iedereen die leiding geeft aan een team, afdeling of kleine locatie. In het vervolg gebruiken we de termen teamleider en leidinggevende door elkaar. Het deelproject Duurzame inzetbaarheid bestaat uit een drietal deelprojecten: • Competentiemanagement op teamniveau • Werkdrukbeheersing op teamniveau • Werk- en taakverdeling op teamniveau Dit instrument richt zich op het eerste onderdeel, competentieontwikkeling op teamniveau. Competentiemanagement is een thema dat in de zorg een prominente plek inneemt. Zeker voor de ontwikkeling van duurzaam HRM–beleid is dit een belangrijk onderwerp. Het instrument beoogt leidinggevenden in de zorg in staat te stellen om op een relatief eenduidige en eenvoudige manier de competentieniveaus waarop teamleden hun taken uitvoeren in kaart te brengen. Vervolgens kunnen aan de hand daarvan maatregelen worden genomen om de competentieniveaus van teamleden te verhogen. Bovendien is competentiemanagement een onderwerp dat door leidinggevenden samen met hun team aangepakt kan en moet worden. Daarvoor is dit instrument bedoeld. Het instrument wordt door dus teamleiders zelf toegepast. Hiermee wordt de afhankelijkheid van externe onderzoekers verkleind. Het project competentieontwikkeling op teamniveau is uitgevoerd in nauwe samenwerking met organisaties in de zorg (Zorggroep Meander, Zorggroep Lentis en Ommelander Zorg Groep). In een aantal pilotprojecten bij deze zorgorganisaties hebben teamleiders op het terrein van thuiszorg, intramurale ouderenzorg en ziekenhuiszorg meegewerkt. • Zij hebben toelichting ontvangen op het basisidee van het instrument, op de gedachtegang die aan het instrument ten grondslag ligt en op de aard van het instrument. • Zij zijn geïnstrueerd in de uitvoering van het instrument met hun team. • Zij hebben het instrument gebruikt en hebben gerapporteerd over de resultaten. • Zij hebben feedback gegeven op de gehanteerde werkwijze. • Naar aanleiding van de bevindingen in de pilots is deze handleiding geschreven. In die zin is het een instrument dat ontwikkeld is voor, door en met de teamleiders en wij zijn hen voor hun medewerking uitermate dankbaar. De teamleiders die hebben meegedaan aan het project zijn enthousiast over de bruikbaarheid van het instrument.
DOCUMENT
Zowel overheid als bedrijfsleven (en dan met name het MKB) verwachten van het hoger beroepsonderwijs dat het zich ontwikkelt tot een kennisproducent. Een centrale rol hierbij spelen de lectoren met hun kenniskringen. Zij zijn binnen het hbo eerstverantwoordelijk voor de kennisontwikkeling en de kenniscirculatie. In dit artikel verkennen we via een interview met dr. Ruud Klarus de mogelijkheden en grenzen van lectoraten. Welke kennis kunnen en willen lectoren produceren? Op welke wijze slagen zij er in deze kennis praktijkrelevant te laten zijn? En bieden hogescholen wel een goede omgeving voor de productie van praktijkrelevante kennis?
DOCUMENT
Lean Production (LP) can be regarded as a design approach in search of a theoretical foundation. In this paper we show that Lowlands’ Sociotechnical Design Theory (STSL) could function as such a foundation. To reach this goal, we first describe STSL as a system theoretical reformulation of Original Sociotechnical Theory (OSTS). Then, we introduce the Toyota Production System as the origin of LP and the challenge it poses for the academic field of organization design. This academic field should (1) assess LP’s success, (2) generalize it by embedding it in more abstract concepts and theories in order to be able to (3) re-specify it for different manufacturing and non-manufacturing contexts. Next, we give an exposition of STSL as a structural design approach based on developments in system theory. At last, we reformulate lean production in STSL terms and so show that LP is a subcase within the more general theory of STSL. We discuss the merits of both approaches and clarify some misunderstandings of lean both outside and inside the lean community. Embedding LP in the more general language of STSL should enable us to discover similarities and differences, to start a process of mutual learning, to integrate diverse design approaches in a theory of organizational design and to add content to redesign proposals of for example the health care system as proposed by Porter and Teisberg (2006) and Christensen et al. (2009). We quote extensively from the lean literature (to convince our sociotechnical friends) and embed both STSL and LP in the broader literature on organization design. We hope this adds a new perspective to the one given in the Operations Management literature on LP. Again, mutual learning is the goal.
DOCUMENT
Tijdschrift voor Human Resource Development met artikel van Teun van Aken (Lector Personeel en Arbeid. Fontys Hogeschool)
DOCUMENT
Keynote presentatie tijdens het HRM Praktijk Onderzoek Congres 14 november. Over het thema: 'De veranderende waarde(n) van werk: gevolgen voor HRMTrends in werk. Werk is veranderd en verandert nog steeds. Banen waar we 10 jaar geleden nog nooit van gehoord hadden, worden nu veelvuldig gevraagd, maar kunnen ook weer verdwijnen. De situatie op de werkvloer is niet meer te vergelijken met die van enkele decennia geleden. Er is veel meer variatie: meer vrouwen, allochtonen en parttimers, om maar eens wat te noemen. Organisaties werken tijdelijk samen aan projecten en hun medewerkers dus ook. Functies veranderen voortdurend. Hoe spelen organisatie in het algemeen en HRM in het bijzonder hier op in? Hoe bereid je medewerkers adequaat voor op voortdurende verandering? Welke consequenties hebben al die veranderingen voor het HRM beleid in organisaties?
DOCUMENT
Deze toolbox geeft concrete handvatten voor implementatie en toepassing om vraaggericht werken te integreren in gebiedsontwikkeling
MULTIFILE
Praktijkgericht onderzoek is wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met als primair doel om praktische impact in relevante werkvelden te realiseren. Praktische relevantie en methodische grondigheid zijn niet alleen abstracte eigenschappen van onderzoek, maar ook competentiedimensies die het praktijkgerichte onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs aandrijven. Bij methodische grondigheid gaat het in de kern om het vermogen de wetenschappelijke bewijskracht van het onderzoek te optimaliseren. Bij praktische relevantie om het vermogen te adviseren en interveniëren in de praktijk op basis van overtuigingskracht en het creëren van draagvlak. Deze twee dimensies verschillen wezenlijk van elkaar en vergroten de conceptuele helderheid binnen het praktijkgerichte onderzoek. Ze dragen zo bij aan betere demarcatie tussen theoriegericht en praktijkgericht onderzoek, betere integratie van onderzoeks- en beroepsonderwijs en betere verbinding tussen onderwijs in onderzoeksvaardigheden en lectoraatsonderzoek. Dit zal leiden tot een aanscherping van de methodologie, didactiek en het assessment van het praktijkgerichte onderzoek en daarmee tot verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering.
DOCUMENT
1e alinea column: Organisaties bestaan in feite omdat ze goedkoper dan de markt samenwerking organiseren. Dit eenvoudige gegeven ligt onder vrijwel alle analyses van de impact van Internet: Internet verlaagt de externe markttransactiekosten. Interne coördinatiekosten van de organisatie moeten dus naar beneden op straffe van verdampen van de organisatie. Dat dat proces in volle gang is getuigen de vele kostenbesparingsprogramma's en reorganisaties bij (grote) ondernemingen. Die zullen ook niet meer ophouden, voorspel ik je en uiteindelijk zullen de meeste corporates hele andere organisatie vormen krijgen, gebaseerd op P2P crowdsouring en zelfsturing. Hier trend 4 van 6.
LINK
When the Netherlands developed a national system of vocational education at the end of the 19th century, it was a direct answer to obvious shortcomings in the technical and trade professions (De Jonge, 1968). It concentrated on training craftsmen for the traditional, mainly agrarian economy, and technicians for the new, industrial economy. The training being offered was closely related to actual professional practices. In the first place, there was a very stable occupational structure, in which professional knowledge and skills did not become obsolete quickly. This, in turn, made it possible that education was -and remained - up-to-date. Secondly, almost all teachers were also experienced craftsmen, who only started teaching after a long career. The teachers learned actual professional practices through direct experience. In addition, students were also frequently familiar with actual practice, because the occupational structure was so stable: they knew exactly for which profession they were being trained. A stable occupational structure, a clear occupational orientation by the students, and teachers with extensive firsthand work experience ensured that vocational education was a powerful learning environment. For this reason, a dual system had hardly any added value. A consequence is that the apprenticeship system in the Netherlands - as opposed to almost all surrounding countries - had a lower status and fewer students than full-time education (Teerling & Bijveld, 1982).
DOCUMENT