2e ed. Het vak Elektrische netwerken is een van de vakken in het elektrotechnisch onderwijs die een brug slaan tussen de exacte natuurkundige en wiskundige theorie, en de veelal niet-exacte werkelijkheid. Deze tweede editie van Elektrische netwerken is grondig herzien. De invalshoek is echter ongewijzigd: het accent ligt nog steeds op de praktische toepasbaarheid. Daarbij spelen ook simulatiepakketten een steeds grotere rol. Technisch inzicht en aansluiting bij de praktijk krijgen dan ook beduidend meer aandacht dan formele theoretische bewijsvoering. Elektrische netwerken bestaat uit drie delen: `basis', `verdieping' en `verbreding'. Het eerste deel begint bij de basiswetten van Kirchhoff en eindigt bij een eerste kennismaking met frequentiekarakteristieken en de complexe rekenwijze. Zo biedt dit deel de algemene basiskennis die iedere aankomende elektrotechnicus nodig heeft. Het tweede deel gaat dieper in op de complexe rekenwijze, tweepoorten, gestuurde bronnen en systematische berekeningsmethoden. Hoewel expliciet rekening gehouden is met de toenemende mogelijkheden van elektronische rekenmachines, is inzicht in de achterliggende theorie onmisbaar voor een juiste toepassing. Het derde deel ten slotte is bedoeld om het blikveld te verruimen. Hier komen onder andere Fourier en Laplace aan de orde, maar ook `technisch inzicht', gekoppelde ketens en lange leidingen. Het laatste hoofdstuk is een open uitnodiging om dit uitgestrekte terrein verder te verkennen; elektromechanische modelvorming en gyrators dienen als voorbeelden. Belangrijke kenmerken van dit boek zijn: o het is een prettig leesbare inleiding tot een belangrijk vakgebied; o het maakt duidelijk onderscheid tussen `basis', `verdieping' en `verbreding'; o het sluit goed aan bij de hedendaagse praktijk, inclusief computersimulatie; o het bevat een veelheid aan oefenopgaven, zowel open als meerkeuzevragen. Op de begeleidende website staan extra opgaven en aanvullend materiaal. Op cd-rom is een studentenversie van PSpice ) bijgevoegd.
DOCUMENT
Inaugurele rede lector Peter de Jong, Leeuwarden, 9 februari 2015. Vooraf aan de rede is er een symposium gehouden rondom het thema duurzame zuivelprocestechnologie. Het programma daarvan staat achterin dit boekje. Peter de Jong is bij Hogeschool VHL gestart als lector Zuivelprocestechnologie. Samen met studenten, docenten, projectingenieurs en bedrijven richt lector De Jong zich op de ontwikkeling en toepassing van innovatieve technologieën voor een duurzame productie bij zuivelbedrijven.
DOCUMENT
De toetswijzer is een handreiking aan onderwijsontwikkelaars, toetscommissies, docenten en management om inzicht te krijgen in de visie op begeleiden en beoordelen en toetsvormen, die gehanteerd kunnen worden in een competentiegerichte leeromgeving. Het nieuwe leren staat of valt met de sleutelactiviteiten begeleiden en (zelf)beoordelen. De student wordt ondersteund bij het opzetten van persoonlijke leerdoelen en het vertalen daarvan in een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP). Richtinggevend hiervoor is het beroeps- en competentieprofiel. Essentieel in het competentie denken is de scheiding tussen begeleiden en beoordelen of zoals de Onderwijsraad (2004) verwoordt een rollen-scheiding tussen opleiden en examineren . Dit heeft ingrijpende consequenties voor de inrichting van de toetsing. Wij adviseren om de keuze van toetsvormen te baseren op een methodemix vanuit het perspectief dat een mix van toetsvormen en functies van toetsing op diverse competentieniveaus de meeste garantie biedt voor een betrouwbare en valide uitspraak over de competenties van de student. Bij de keuze van toetsvormen speelt steeds de vraag of deze organiseerbaar en betaalbaar zijn en voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving zoals de accreditatie. Centrale sturing van toetsing is onvermijdelijk voor kwaliteitsborging, transparantie en flexibilisering van het leren. Het gezamenlijk zoeken naar een balans tussen optimum en haalbaarheid is in deze de uitdaging!
DOCUMENT
Er zijn verschillende vormen van vraagsturing mogelijk binnen competentiegericht onderwijs. Deze publicatie geeft aan welke mogelijkheden er zijn en gaat in op ontwikkelingen die bijdragen aan vraagsturing in het hoger beroepsonderwijs.
DOCUMENT
In deze rede zal ik vanuit het heden via de theorie en de wijze waarop theorie en praktijk verbonden zijn, een sprong maken naar de toekomst. Eerst zal ik een korte uiteenzetting geven over de positie van Nederland op het gebied van innovatie en ondernemerschap. Daarna zal ik een schets geven van het theoretische kader en de paradigma´s die naar mijn mening denken en doen in relatie tot innovatie en ondernemerschap bepalen. Tot slot wil ik een brug slaan naar de toekomst en de rol die het lectoraat Ondernemen en Innoveren (O&I) zal spelen om vernieuwing tot stand te brengen en het concept ondernemend innoveren vorm te geven.
MULTIFILE
Deze publicatie is tot stand gekomen in het kader van een updateproject, waarbij een groot aantal technische voorlichtingspublicaties wordt aangepast aan de huidige stand der techniek. Hierbij heeft een nauwe samenwerking plaatsgevonden tussen de op de laatste pagina van deze publicatie vermelde partijen. Deze publicatie is een update van de publicatie "Construeren voor booglassen met robots" (VM 105, FME, 1997) en vormt samen met de publicaties "TI.07.39 - Eenvoudige mechanisatie bij het booglassen" en "TI.07.41 - Geavanceerde lasmechanisatie en sensoren", een overzicht met betrekking tot de automatisering van het lasproces. Al deze geupdate publicaties zijn, evenals de andere in dit updateproject vervaardigde en uitgegeven publicaties, als pdf-file vrij te downloaden vanaf de websites "www.verbinden-online.nl", "www.dunneplaat-online.nl" en via de websites van de deelnemende organisaties.
DOCUMENT
OBJECTIVES: To demonstrate that novice dosimetry planners efficiently create clinically acceptable IMRT plans for head and neck cancer (HNC) patients using a commercially available multicriteria optimization (MCO) system.METHODS: Twenty HNC patients were enrolled in this in-silico comparative planning study. Per patient, novice planners with less experience in dosimetry planning created an IMRT plan using an MCO system (RayStation). Furthermore, a conventionally planned clinical IMRT plan was available (Pinnacle(3)). All conventional IMRT and MCO-plans were blind-rated by two expert radiation-oncologists in HNC, using a 5-point scale (1-5 with 5 the highest score) assessment form comprising 10 questions. Additionally, plan quality was reported in terms of planning time, dosimetric and normal tissue complication probability (NTCP) comparisons. Inter-rater reliability was derived using the intra-class correlation coefficient (ICC).RESULTS: In total, the radiation-oncologists rated 800 items on plan quality. The overall plan score indicated no differences between both planning techniques (conventional IMRT: 3.8 ± 1.2 vs. MCO: 3.6 ± 1.1, p = 0.29). The inter-rater reliability of all ratings was 0.65 (95% CI: 0.57-0.71), indicating substantial agreement between the radiation-oncologists. In 93% of cases, the scoring difference of the conventional IMRT and MCO-plans was one point or less. Furthermore, MCO-plans led to slightly higher dose uniformity in the therapeutic planning target volume, to a lower integral body dose (13.9 ± 4.5 Gy vs. 12.9 ± 4.0 Gy, p < 0.001), and to reduced dose to the contra-lateral parotid gland (28.1 ± 11.8 Gy vs. 23.0 ± 11.2 Gy, p < 0.002). Consequently, NTCP estimates for xerostomia reduced by 8.4 ± 7.4% (p < 0.003). The hands-on time of the conventional IMRT planning was approximately 205 min. The time to create an MCO-plan was on average 43 ± 12 min.CONCLUSIONS: MCO planning enables novice treatment planners to create high quality IMRT plans for HNC patients. Plans were created with vastly reduced planning times, requiring less resources and a short learning curve.
DOCUMENT
OBJECTIVE: To determine the value of training for the Emergency Management of Severe Burns (EMSB) for medical and nursing staff working in emergency care as measured by their performance in a simulated burn incident online program.METHODS: An Internet-based questionnaire, which included a simulated burn incident, was developed. All of the medical and nursing staff in hospital emergency departments and ambulance services in the Netherlands were invited to complete this questionnaire. The effect of EMSB training on the individual's knowledge of and performance in the emergency management of a burn victim was evaluated because some of the respondents had participated in EMSB training, whereas others had not.RESULTS: Of the 280 responses received, 198 questionnaires were included in the analysis. The analyzed questionnaires were submitted by nurses (43%), ambulance workers (33%), and physicians (23%). Only 14% of the people in the study had participated in EMSB training, whereas 78% had received other or additional life support training and 22% of respondents had no additional life support training. Medical and nursing staff who had participated in EMSB training performed better in the following subjects: mentioning hypothermia as a focus of attention (70% versus 53%, p=0.085), correct use of hand size (70% versus 36%, p=0.001) and use of the correct hand percentage in the estimation of total body surface area (TBSA, 82% versus 57%, p=0.015), suspicion of no airway obstruction in an outdoor trauma (93% versus 63%, p = 0.002) and referral of functional area burns to a burn center (22% versus 8%, p = 0.04). However, both groups overestimated the TBSA (34% of the total group overestimated ≥ 20%) and did not know the correct formula for fluid resuscitation (87% of the total group).CONCLUSION: There is some evidence that medical staff members who have participated in EMSB training have a better knowledge of emergency management and are more effective in the management of a simulated burn case. However, both individuals who had participated in EMSB as well as those who had not participated in EMSB needed additional training in EMSB.
DOCUMENT
Deze publicatie benoemt 19 ontwerpprincipes die docenten kunnen gebruiken om hun lessen op innovatieve en didactische wijze te ondersteunen met onderwijstechnologie. Denk bijvoorbeeld aan co-constructie, simulatie of rollenspel. Dit overzicht kwam tot stand na systematisch literatuuronderzoek in het onderzoeksproject Designing and Evaluating Innovative Mobile Pedagogies. Het lectoraat Teaching, Learning & Technology participeerde in dit project met diverse internationale partners.
DOCUMENT