Traditionally, the construction industry in New Zealand and in other countries has seen a low productivity and a low track record for successful innovations (Fairweather, 2010). The industry also lags in sustainability (e.g. Nemry, 2008) when seen from a broader or lifecycle perspective. This has a negative impact on private and government spending, on quality and health/wellbeing, and on the environment.This paper posits that the construction industry needs non-incremental (disruptive or discontinuous, i.e. modular, architectural, system or radical) sustainable technology innovations to make drastic improvements in sustainability. Such innovations are often procured (acquired) and (co-) developed by small entrepreneurial firms thus introducing such innovations into the construction and building industry. However it is unclear exactly how entrepreneurial small firms procure non-incremental sustainable technology innovations.
LINK
Traditionally construction industries in New Zealand and abroad have a low track record for successful sustainable innovations. This has a negative impact on private and government spending, and on quality, society and the environment. This conceptual paper posits that the construction industry needs non-incremental (i.e. architectural, system, radical, modular) sustainable technology innovations to make drastic improvements. Such innovations often come from entrepreneurial (small) firms from other industries or at the beginning of supply chains and must be procured and adopted further into such chains. However, after an extensive literature review it remains unclear how entrepreneurial firms procure non-incremental sustainable technology innovations for the construction industry. The paper focuses on procurement activities of entrepreneurial firms in the New Zealand context. These activities interact with (internal and external) innovation activities for an optimal firm performance. They are affected by clusters of internal and external variables.The paper discusses extant literature, a conceptual framework, main propositions, research aims and the choice for a focus group method. It is part of a doctoral project.Paper, presented at ACERE 2015 in Adelaide Australia.
DOCUMENT
Gezondheidsberoepen: Coconstructie in actie is een hoofdstuk uit het boek: Sociale constructie : Een uitnodiging tot het cocreëren van onze toekomst / Loek Schoenmakers, Diana Baas Dit boek gaat over ons sociaal constructief vermogen om met elkaar samen te leven in een meervoudige wereld en zo samen een betere en hoopvolle toekomst te creëren.
LINK
Cocreatie in organisatie en bestuur is een hoofdstuk uit het boek Sociale constructie : Een uitnodiging tot het cocreëren van onze toekomst / Loek Schoenmakers, Diana Baas Dit boek gaat over ons sociaal constructief vermogen om met elkaar samen te leven in een meervoudige wereld en zo samen een betere en hoopvolle toekomst te creëren.
LINK
Taal: Instrument voor het construeren van werelden is een hoofdstuk uit het boek: Sociale constructie: Een uitnodiging tot het cocreëren van onze toekomst / Loek Schoenmakers, Diana Baas Dit boek gaat over ons sociaal constructief vermogen om met elkaar samen te leven in een meervoudige wereld en zo samen een betere en hoopvolle toekomst te creëren.
LINK
De stad Goes is het bloeiende middelpunt van de regio “De Bevelanden”. Met diverse uitbreidingswijken blijft Goes groeien. Eén van deze wijken is woningbouwlocatie het “Goese Diep” gepland op het huidig industrieterrein de Houtkade. De huidige bedrijven gevestigd op dit industrieterrein zijn watergebonden. Dit wil zeggen dat de bedrijfsvoering afhankelijk is van aan- en afvoer via het water. De watergebonden bedrijven zullen op termijn moeten verhuizen naar een alternatieve locatie. In 2006 is gestart met de ontwikkeling van de eerste woningen op een voormalig deel van het industrieterrein en zijn er diverse vooronderzoeken uitgevoerd naar alternatieve locaties voor de te verplaatsen bedrijven. Door de crisis in de bouwsector is de ontwikkeling gestagneerd totdat in 2016 het project nieuw leven is ingeblazen. De noodzaak om de nog aanwezige bedrijven te verplaatsen is hierdoor weer actueel geworden. Uit de vooronderzoeken die in 2006 zijn uitgevoerd is gebleken dat de betrokken bedrijven, onder voorwaarden, bereid zijn om te verhuizen. In de vervolgonderzoeken zijn verschillende alternatieve locaties vergeleken. De meest geschikte locatie die aan de voorwaarden van de bedrijven voldoet is het “Goese Sas”. Gelegen aan het havenkanaal achter de sluis Goese Sas biedt de noordelijke variant de meeste mogelijkheden voor zowel de bedrijven als de initiatiefnemer gemeente Goes. De projectlocatie voor de nieuwe haven ligt achter een regionale waterkering op te verwerven landbouwgronden. Om de nieuwe haven geschikt te maken voor de bedrijven moet een kadeconstructie worden aangelegd. Voor de initiatiefnemer gemeente Goes is het van belang de economische meest voordelige kadeconstructie te realiseren. Daarnaast moet de kade-constructie voldoen aan de eisen van alle stakeholders. De eisen zijn vertaald naar een programma van eisen. Aan de hand van de eisen zijn drie geschikte varianten geselecteerd. De drie geselecteerde varianten zijn de L-muur, de damwand-constructie en het overbouwd talud. Alle kadeconstructies dienen geschikt te zijn voor het laden en lossen van schepen. De schepen worden gelost met een mobiele loskraan of een loskraan die op een kraanbaan staat opgesteld. Om de diverse kadeconstructies en de kraanbaan te dimensioneren zijn constructie berekeningen opgesteld. Met de gegevens uit de constructie berekening is een voorontwerp opgesteld en de wijze van uitvoering omschreven. Binnen afgebakende kaders is een raming opgesteld waarin de kosten voor realisatie, materialen en onderhoud en beheer voor de kadeconstructies zijn meegenomen. Per kadeconstructie is een prijs per strekkende meter bepaald. Op basis van kosten, bedrijfszekerheid en uitvoerbaarheid is de economisch meest voordelige voorkeursvariant, de damwandconstructie, geselecteerd. Het toepassen van de damwandconstructie in de haven is uitgewerkt waarbij een indicatie is gegeven van de totale realisatiekosten voor de haven.
DOCUMENT
In het artikel wordt aangetoond dat 'jeugd' en 'volwassenheid' sociale constructies zijn, die varieren met de wetenschappelijke en historische perspectieven van waaruit ze worden vormgegeven. Er wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste maatschappelijke veranderingen in de jeugdfase sinds de jaren vijftig van de afgelopen eeuw. Aan de hand hiervan wordt de jeugdsociologische constructie van jeugd als een steeds langer wordende fase zonder duidelijk begin- of eindpunt zichtbaar gemaakt. In het pedagogisch perspectief wordt geschetst hoe 'volwassenheid' als opvoedingsdoel door de tijd heen van inhoud verandert. Aan de hand van resultaten uit jeugdonderzoek wordt tenslotte geschetst wat 'jeugd' en 'volwassenheid' voor jongeren zelf betekenen.
DOCUMENT
Op 15 september verdedigde Jos van Helvoort, docent aan De Haagse Hogeschool, in de Amsterdamse Agnietenkapel zijn proefschrift over het beoordelen van informatievaardigheden in het hoger onderwijs. In het boek staat een door hem ontwikkelde ‘Scoringsrubriek voor Informatievaardigheden’ centraal. Met dit instrument kan de informatievaardigheid van studenten worden beoordeeld en kan feedback worden gegeven. Op verzoek van IP reflecteert Van Helvoort nader op de uitkomsten van het onderzoek en gaat hij in op de vraag hoe de scoringsrubriek in de toekomst toegepast kan worden in het onderwijs aan universiteiten en hogescholen.
DOCUMENT
Om zicht te krijgen op de bewijsvoering bij onderzoeksjournalistiek wordt onderzocht hoe onderzoeksjournalisten vaststellen wat er aan de hand is. De vraagstelling luidt: op welke manier maken onderzoeksjournalisten gebruik van hypothesen? Uit gesprekken met gerenommeerde Nederlandse onderzoeksjournalisten komt naar voren dat de vorming van een hypothese samenhangt met de constructie van het verhaal waarin deze onderzoeksjournalisten de resultaten van hun onderzoek presenteren. De journalist heeft niet eerst een idee en bedenkt daar vervolgens een verhaal bij, het is eerder andersom: de eisen van het verhaal bepalen de hypothese. Om te vertellen wat er aan de hand is, maakt de journalist vaak gebruik van een herkenbaar karakter dat een geloofwaardige dramatische ontwikkeling doorloopt. De journalist gaat op zoek naar een sleutelscène waarin de hypothese in essentie is vervat. Bij het vaststellen en naar buiten brengen van de hypothese houdt de journalist ook rekening met de interesse van het publiek. Tot slot bepalen ook de rolopvatting van de journalist en de aard van het medium waar hij voor werkt de inhoud van de hypothese.
DOCUMENT