De impact van COVID-19 op het beroepsonderwijs is enorm, zo blijkt uit recente consultaties en studies van de Inspectie van het Onderwijs, het Nederlands Jeugdinstituut, Cedefop, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en uit onderzoek onder Nederlandse studenten en docenten in het mbo en hbo (Grijpstra-Hanekamp et al., 2020; Rutten, 2020; Custers et al., 2020). Het beroepsonderwijs (mbo en hbo) is sterk verweven met de beroepspraktijk. Beroepspraktijkvorming, stages, leerbedrijven, werkplekleren en uiteenlopende leeromgevingen op de grens tussen school en beroepspraktijk vormen een belangrijk deel van een beroepsopleiding. Daar ontstaan nu problemen: er zijn minder stageplekken beschikbaar, praktijkleren is lastig omdat moeilijk afstand kan worden gehouden. Dit roept de vraag op: zijn er online en op 1,5 meter afstand nog wel voldoende mogelijkheden voor leren handelen in een complexe en dynamische beroepspraktijk?
DOCUMENT
Deze literatuurstudie, geschreven als onderdeel van een vijftal studies naar verschillende fasen in het EU-beleidsproces, behandelt de fase van beleidsvorming door de Europese Commissie (EC). Hierin staat de vraag centraal wat de belangrijkste voorwaarden zijn voor effectieve beïnvloeding in deze fase van het EU-beleidsproces door EU-lidstaten en in het bijzonder door Nederland. In de literatuurstudie is met name literatuur tussen 2016 en 2023 behandeld, die op één of andere wijze kan bijdragen aan inzicht in de manier waarop actoren, en in het bijzonder lidstaten, invloed kunnen uitoefenen op beleidsvorming door de EC. De belangrijkste inzichten die volgen uit de literatuurstudie zijn: • Dat het effectief kan zijn om vroegtijdig een breed scala aan beleidsmakers en andere actoren, zowel nationaal als op EU-niveau, te betrekken bij een gestructureerde en gecoördineerde inzet om beleidsformulering te beïnvloeden. Hierbij zouden dan zo veel mogelijk EU-niveau actoren, zoals koepelorganisaties en implementatie-organisaties betrokken moeten worden. • Dat het een positief effect kan hebben op effectiviteit om zo veel mogelijk samen te werken als regering en oppositie in een eensluidend standpunt naar het EU-niveau, en ook samen te werken met regeringen en parlementen in andere lidstaten. • Dat voldoende menskracht, met name wat betreft coördinatie van inzet en contacten met zowel EC als Europees Parlement (EP), kan bijdragen aan een effectievere beleidsbeïnvloeding. Daarbij helpt het als nauw contact met vertegenwoordigers in expertgroepen wordt gehouden en zwaarder gekwalificeerde personen afgevaardigd worden, zodat zij in de groepshiërarchie binnen expertgroepen een leidende rol kunnen spelen. • Dat het effectief kan zijn om bij het bepalen van de boodschap en beïnvloedingsstrategie, in deze vroegtijdige fase, rekening te houden met de motivaties en belangen van (individuele ambtenaren binnen) de EC en andere lidstaten, en er een EU-wijd belang wordt gepresenteerd. • Dat strategisch nadenken over het proces en de keuzes rond consultatie-instrumenten effectiviteit zou kunnen vergroten Over veel thema’s kon geen uitsluitend wetenschappelijk onderbouwd antwoord gegeven worden vanuit de bestaande literatuur op dit moment, en is aanvullend onderzoek nodig om geïnformeerde uitspraken te kunnen doen over de rol van lidstaten en van Nederland in het bijzonder.
MULTIFILE
Uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met noot.
DOCUMENT
Welke invloed heeft de “versluierende” verplaatsing van de politiek naar internationale netwerken op informatie en grip van politici? Hoe blijft het Binnenhof een zichtbaar knooppunt in het ingewikkelde besluitvormingsweb van EU en nationale staten? Politicoloog Bastiaan Rijpkema stelt in een opiniestuk in de NRC cruciale vragen aan de orde (NRC, 30 augustus 2019). Maar als het gaat om de vraag naar de organisatie van Europese democratie zijn Tweede en Eerste Kamer al een stap verder. De “aanzetten” waartoe het artikel oproept, zijn ruimschoots voorhanden. Nu komt het aan op politieke daadkracht. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/mendeltje/
MULTIFILE
Onzichtbaar voor de klant drukken bureaus vaktechniek een steeds zwaarder stempel op controles, jaarrekeningen en audits. Dat komt de kwaliteit ten goede, maar de autonomie van de accountant lijdt eronder. Het vraagt stuurmanskunst van vaktechniek om de lakens uit de delen, zonder accountants in de gordijnen te jagen.
LINK
De laatste jaren zijn tal van nieuwe ontmoetingsplekken ontstaan, geholpen door een portie 'burgerkracht', ondernemerszin en soms ook gemeentelijk beleid. Dit is maar goed ook, want veel ontmoetingsplekken zijn belangrijke haarvaten van de samenleving. De Wmo-werkplaats Rotterdam, waarin het lectoraat Dynamiek van de Stad participeert, heeft de laatste jaren dit thema op verschillende manieren onderzocht. Daarbij is constant ingespeeld op vragen 'van onderop' uit Rotterdam en beleids- en praktijkontwikkelingen 'van bovenaf'. Met bijeenkomsten, artikelen, workshops, consultaties en praktijkonderzoek is steeds ingespeeld op actuele ontwikkelingen in een snel veranderend sociaal domein. Door gebruik te maken van concepten als sociaal kapitaal, publieke vertrouwdheid en zelforganisatie is bijgedragen aan een scherper beeld van de praktijk en aan wat we van nieuwe ontmoetingsplekken wel en niet kunnen verwachten.
DOCUMENT
In een eerder artikel introduceerden we de Toolkit en bijbehorende training 'Proactieve palliatieve zorg in de GGZ' en de stappen 1 en 2 ervan. Doel is de palliatieve zorg te laten aansluiten bij de zorgbehoeften van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) en hun naaste(n). In dit artikel belichten we de stappen 3, 4 en 5 uit de Toolkit.
DOCUMENT
In Nurse Academy verscheen het volgende artikel met Martine Lammertink van PsyQ / Parnassia Groep als eerste auteur:Lammertink, M. & van Meijel, B. (2014). Het cultureel interview. Nurse Academy GGZ, 3, 32 - 35. Ook Robert Meijburg, opleider Parnassia Groep, en Diana Polhuis, Hoofdopleider GGZ-VS, leverden een bijdrage aan dit artikel, waarvoor dank. Nurse Academy hanteert echter als beleid dat er max twee auteur aan een artikel worden gekoppeld. In de geestelijke gezondheidszorg in Nederland zien hulpverleners steeds meer mensen van verschillende etnische en culturele achtergronden. In deze gevalsbeschrijving wordt bekeken hoe de hulpverlener door middel van het zogeheten ‘cultureel interview’ de culturele achtergrond van de patiënt ziet en vanuit dit perspectief de behandeling kan vormgeven. Na het lezen van dit artikel kunt/weet u: – het belang van aandacht voor en kennis over de culturele achtergrond van de patiënt – het belang van cultureel interview – de opbouw van het cultureel interview
DOCUMENT
Het thema van het VNG-jaarcongres 2018 in Maastricht is ‘Over grenzen’. Nederlandse politici en bestuurders moeten grenzen durven te verleggen. Niet zelden is dit een landsgrens, die in de regio heel wat dichter bij is dan in Den Haag. Meer dan de helft van de provincies grenst aan het buitenland en landsgrensoverschrijdende samenwerking is dus aan de orde van de dag. Nationale of EU-regels en subsidies kunnen helpen beleidsdoelstellingen te verwezenlijken die op regionaal of lokaal niveau belangrijk worden gevonden. Maar grensoverschrijdend beleid stuit in de praktijk ook op andere, ‘Europese’ grenzen. Zo ontdekt een ondernemer te laat dat Duitsland EU-richtlijnen anders interpreteert dan Nederland. Dan weer stelt nieuwe Brusselse wetgeving aanbestedingseisen, of hebben Europese besluiten een negatieve impact op grensregio’s of op de visserij. Bij onbegrijpelijke, onuitvoerbare of botsende regels wordt er een spanning ervaren tussen Europees gemeenschappelijk beleid en Nederlandse decentralisatie. Dit essay focust op de grip op die Europese Unie (EU) als bestuurlijke uitdaging. doi: 10.5553/Bw/016571942018072002005 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/mendeltje/
DOCUMENT
Waar doen ze het toch van? Deze vraag stellen veel mensen zich als de buren (weer) een nieuwe auto kopen. Hoewel de vraag mogelijk een negatieve klank heeft, is het antwoord vaak verrassend positief. Hoe komen mensen aan geld en hoe gaan ze ermee om? Welke bronnen boren ze aan om aan geld te komen? Gaat het om werk, een eigen onderneming, een uitkering? Of zijn mensen creatiever door deze mogelijkheden te combineren? Of door op een meer informele manier inkomen te verwerven? Zien we iets over het hoofd? Laten cijfers waarover we beschikken de gehele werkelijkheid van de stad en de samenleving zien? De cijfers van bijvoorbeeld het CBS of de gemeente Den Haag geven een beeld, maar hoe betrouwbaar zijn deze cijfers? De werkelijkheid is mogelijk grilliger dan we denken te weten. Het kan zijn dat mensen in het dagelijks leven meer en andere inkomstenbronnen hebben dan die in de statistieken voorkomen. Beleid en dienstverlening zijn echter wel op deze cijfers gestoeld. Flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt – vooral voor degenen die aangewezen zijn op de tijdelijke banen – tot een grillig en dynamisch inkomenspatroon. Inkomen uit loondienst, ondernemen en uitkeringen lopen steeds meer door elkaar. Er wordt steeds meer gecombineerd en nieuwe, hybride vormen van ondernemen zien we om ons heen. Vraag is of we die nieuwe werkelijkheid in beeld kunnen brengen. Om te weten of mensen inderdaad werk en ondernemen combineren of op andere manieren aanvullend inkomen proberen te verwerven, is besloten ze dat te vragen. Hiervoor vond onderzoek plaats in de buurt Laak Noord in de gemeente Den Haag in 2014/2015.
DOCUMENT