A year later, in 2013, the Westerkwartier Area Cooperative was established – a new form of cooperation at the regional level, involving hundreds of dairy farmers, other SMEs, Terra MBO as the representative of the knowledge institutions in the region, the National Forest Service in the Netherlands (‘Staatsbosbeheer’), the Groningen Countryside Association (‘Landschapsbeheer Groningen’) and, later on, the De Zijlen healthcare institution. A year later, this initiative was followed by the establishment of the Southwest Drenthe Area Cooperative, another formalised multi-stakeholder cooperative on a large scale, bound together by a shared agenda. The members of these two new cooperatives sought to bring together and strengthen local and sectoral initiatives at the regional level. Because of their close cooperation with knowledge institutions, they hoped that practice-based research would yield a lot of results. At the many evening meetings and during workshops, spirited debates were held about new concepts such as bio-based economy, new concepts in food and health, alternative methods of energy production, but also ways of improving the quality of life in the region, strengthening the tourism industry and creating jobs for young people. Those involved were all too aware that the existing educational and research institutes and government agencies, and the organisational structures used by businesses, tend to do more harm than good, which led to the call for Next Education, Next Governance and Next Business. It became apparent from these discussions that there were many knowledge questions to be explored, and the need arose for a permanent link with the knowledge institutions through the establishment of a separate professorship focused on sustainable and cooperative entrepreneurship for the benefit of the entrepreneurs involved as well as for the education sector, the government and the general public. This is how the Sustainable Cooperative Entrepreneurship professorship came about, as part of the Sustainable Financial Management professorship chaired by Dr Margreet Boersma at Hanze University of Applied Sciences Groningen’s School of Financial and Economic Management. I am honoured to be giving this new professorship shape, and I would like to point out that I will not be doing this on my own – I am only the figurehead of a very substantial group of innovative and ambitious entrepreneurs, students, lecturers, public servants, citizens and colleagues. The Innovation Army is marching. And if you are not a part of it yet, now is the time to get involved!
To facilitate energy transition, in several countries regulators have devised ‘regulatory sandboxes’ to create a participatory experimentation environment for exploring revision of energy law. These sandboxes allow for a two-way regulatory dialogue between an experimenter and an approachable regulator to innovate regulation and enable new socio-technical arrangements. We focus on the Dutch Energy Experimentation Decree (EED) that invites homeowners’ associations and energy cooperatives to propose projects prohibited by extant regulation. In order to localize, democratize and decentralize energy provision, local experimenters can, for instance, organise peer-to-peer supply and determine their own tariffs for energy transport.
Cooperatives are special because the members not only own the cooperative, but also patronize it. CEO’s decision has an impact on the overall members’ interests. Understanding how CEOs differ from members regarding their evaluations on cooperative performance and what causes the differences, is valuable for CEOs to best serve the members. This paper evaluates the difference between CEO and member evaluation regarding their cooperatives, and further examines the role of governance in predicting the evaluations and differences in evaluations, based on a set of first-hand data containing Chinese agricultural cooperatives (240 CEOs and 543 members). Cooperative performance is measured by three indicators: member profitability, social influence in the local community, and overall performance. The results show that members have higher scores than CEOs regarding member profitability and overall performance, while CEOs have a higher evaluation regarding social influence. “This is an Accepted Manuscript of an article published by Taylor & Francis in 'The Social Science Journal' on 27 Jan. 2020 available online: https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1016/j.soscij.2019.01.006. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/xiao-peng-20466772/
MULTIFILE
Project goals: Come up with solutions for combined seismic strengthen- ing and sustainability measures based on social boundary conditions Gain insight in homeowners' willingness to move into action for sustainability measures Explore and expand the role of local energy cooperatives in the strengthening operation and sustainability measures. Using a bottom-up approach by co-creation with local stakeholders The project focuses on the social boundary conditions for taking action on sustainability measures in the earthquake region, in particular the willingness of homeowners to invest in their houses and to take action collectively as a community. In cooperation with local energy cooperatives and local stakeholders we will be able to create realistic and achievable solutions based on peoples' needs and preferences.
InleidingRuimte voor Nieuwe Energie is een RAAK-project dat wordt uitgevoerd in het kader van het project Energie+Dorp. In het onderzoek wordt gekeken hoe grotere, complexe projecten door lokale initiatieven worden uitgevoerd.In Nederland is in snel tempo een nieuwe decentrale energiesector aan het ontstaan, bestaande uit nieuwe en jonge Decentrale Energie Bedrijven (DEB) en hun netwerk van toeleverende bedrijven. Deze nieuwe groep van MKB bedrijven wil met dit onderzoeksproject grotere technologische innovaties op het gebied van lokale duurzame energie succesvol realiseren. Het gaat hierbij om kapitaalintensieve en complexe technologische innovatie op het gebied van lokale energie zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld, en de integratie daarvan in het lokale energie systeem.Voor DEB is schaalvergroting belangrijk; toename van het aantal participanten en klanten maakt een toename in productie van lokale energie noodzakelijk, en ook het aantrekken van meer kapitaal en andere resources is daarbij van belang. Tegelijkertijd ziet een groep meer gevestigde MKB toeleveranciers een nieuwe markt op het gebied van lokale energie ontstaan. Samen willen deze bedrijven innovatieve technologische projecten van grotere omvang realiseren.De nieuwe ontstane groep van DEB is niet los te zien van een recente en veel belovende maatschappelijke ontwikkeling; de opkomst van de participatiesamenleving waarin burgers zich verenigen om zelf naar eigen behoefte de collectieve goederen en diensten te organiseren. De nieuwe DEB komen over het algemeen voort uit deze lokale bewegingen en ontwikkelen zich momenteel tot professionele en uiterst innovatieve MKB bedrijven. Het is voor DEB een enorme stap om na kleinschalige activiteiten, zoals collectieve inkoopacties voor zonnepanelen en het doorverkopen van hernieuwbare energie ineens een windmolen of warmtenet te realiseren. Nu DEB een schaalsprong willen maken, zijn ze op zoek naar kennis en kunde om ook grote en complexe technologische projecten met succes te kunnen realiseren.Ruimte voor Nieuwe EnergieIn toenemende mate nemen bewoners en gebruikers van gebouwen het initiatief in eigen hand op het gebied van de energievoorziening. Mensen worden prosumers (naast consumer van energie is men ook producer) die zich verenigen in collectieven. De afgelopen jaren zijn er honderden lokale energie initiatieven (LEI's) opgericht waar bewoners en gebruikers van gebouwen de krachten bundelen om lokale energieproductie m.b.v. zonnepanelen, windmolens of biomassa te realiseren, en gezamenlijk maatregelen nemen voor energiebesparing[1]. Het gebied van de noordelijke provincies telt momenteel tientallen LEI's en wordt frequent aangehaald als voorbeeldregio met interessante organisaties zoals Grunneger Power en NLD. De laatste jaren is er door onderzoek vanuit het Kenniscentrum NoorderRuimte inzicht gegenereerd in de aard en het functioneren van deze LEI's en de doelstellingen die ze op lokaal niveau willen realiseren (van der Schoor & Scholtens 2015; van der Blonk et al. 2013).Deze ontwikkelingen sluiten ook aan bij de ambities van veel gemeenten in Noord-Nederland om energieneutraal te worden, werkgelegenheid te genereren en de uitvoering van deze beleidsdoelstellingen voornamelijk bij bewoners, gebruikers van gebouwen en lokale ondernemers neer te leggen. Het opzetten van een eigen lokale duurzame energievoorziening heeft daarnaast ook nog andere voordelen voor lokale gemeenschappen:* duurzaam geproduceerde energie* betrokkenheid van burgers bij de eigen energievoorziening* meer voorzieningszekerheid* werkgelegenheid, en impuls voor de lokale economieVraagstellingWat zijn de lessen die kunnen worden getrokken uit al gerealiseerde grote, complexe projecten van andere DEB met betrekking tot succes- en faalfactoren? Hoe kunnen de verschillende actoren het beste worden ingezet, en in welke fase? Wat voor aanbevelingen kunnen worden gegeven om de kans op succes te vergroten?DoelDoelstelling van het project is een bijdrage te leveren aan het succesvol realiseren van complexe en kapitaalintensieve technologische innovatie op het gebied van lokale energie (zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld) en dit te integreren in het lokaal energie systeem van een dorp, regio of stadswijk. Met dit project willen de partijen in het consortium een bijdrage leveren aan het versnellen van de transitie naar duurzame lokale energie in Nederland..OnderzoeksresultatenEr zijn vier projecten die als case in het onderzoek opgenomen zijn. Deze vier cases zijn geselecteerd in samenwerking met het netwerk van DEB en toeleverende MKB bedrijven:1) Project Noorderplantsoen (Groningen) energieneutraal (Grunneger Power);2) Project Duurzame Energie via lokale initiatieven (NLD);3) Project Molenstroom (Reggestroom);4) Project Zonnestroom voor verschillende doelgroepen (Trynergie).Het overkoepelende doel van het onderzoek is het versnellen van de transitie naar duurzame lokale energie in Nederland, door bij te dragen aan het succesvol realiseren van complexe en kapitaalintensieve technologische innovatie op het gebied van lokale energie (zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld) en dit te integreren in het lokaal energie systeem. Concreter uitgewerkt richting de opzet van het onderzoeksprogramma zijn drie sub-doelen geformuleerd.1) Inzicht krijgen in welke actoren en factoren een belangrijke rol spelen bij het realiseren van complexe technologische innovaties op het gebied van lokale energie.2) Vanuit deze kennis bijdragen aan het realiseren van 4 concrete en real-life succesvolle technologische innovaties op het gebied van lokale energie.3) Het aantal en de succeskans van technologische innovaties op het gebied van lokale energie in Nederland vergroten door de inzichten en resultaten van het onderzoek openlijk te delen.ValorisatieGedurende de derde fase van het onderzoek worden de resultaten van het onderzoek beschreven, verspreid naar MKB bedrijven in het werkveld, en gepubliceerd in relevante media en wetenschappelijke tijdschriften (werkpakket 7). In het schema van Yin (zie Afb 6. Case Study Method (Yin, 2013)) heet deze fase 'Analyze and Conclude'. Nadat alle vier case studies zijn afgerond dienen de resultaten en conclusies bepaald te worden en met elkaar vergeleken om tot case-overstijgende conclusies en inzichten te komen. Dit zal worden uitgewerkt in een eindrapport over de case studies. Deze case study inzichten kunnen vervolgens leiden tot finale aanpassingen van het model van factoren en actoren wat dan inmiddels in de vier cases is getoetst. Deze finale versie van het model gecombineerd met de empirische toetsing in de case studies wordt vervolgens beschreven in een wetenschappelijk artikel voor publicatie in een internationaal journal. Daarnaast worden de opgedane inzichten ook verwoord in als richtlijnen en adviezen in een Handboek voor Decentrale Energie Bedrijven over welke factoren en actoren van belang zijn voor het realiseren van grote complexe projecten op het gebied van lokale energie, en hoe die te implementeren in de eigen projecten. Handboek wordt verspreid via websites en kanalen van de samenwerkingspartners in het consortium.Er zijn vier projecten die als case in het onderzoek opgenomen zijn. Deze vier cases zijn geselecteerd in samenwerking met het netwerk van DEB en toeleverende MKB bedrijven:1. Project Noorderplantsoen (Groningen) energieneutraal (Grunneger Power);2. Project Duurzame Energie via lokale initiatieven (NLD);3. Project Molenstroom (Reggestroom);4. Project Zonnestroom voor verschillende doelgroepen (Trynergie).Het overkoepelende doel van het onderzoek is het versnellen van de transitie naar duurzame lokale energie in Nederland, door bij te dragen aan het succesvol realiseren van complexe en kapitaalintensieve technologische innovatie op het gebied van lokale energie (zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld) en dit te integreren in het lokaal energie systeem. Concreter uitgewerkt richting de opzet van het onderzoeksprogramma zijn drie sub-doelen geformuleerd.1. Inzicht krijgen in welke actoren en factoren een belangrijke rol spelen bij het realiseren van complexe technologische innovaties op het gebied van lokale energie.2. Vanuit deze kennis bijdragen aan het realiseren van 4 concrete en real-life succesvolle technologische innovaties op het gebied van lokale energie.3. Het aantal en de succeskans van technologische innovaties op het gebied van lokale energie in Nederland vergroten door de inzichten en resultaten van het onderzoek openlijk te delen.