Een exploratie van principes voor beleid, zelforganisatie en solidariteit voor cultuur aan gene zijde van de Covid-crisis
MULTIFILE
In deze paper verkennen we de rol van creatieve broedplaatsen als puntbronnen van stedelijke vernieuwing. Broedplaatsen voorzien in toegankelijke werkruimte en leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de culturele infrastructuur van de stad. Maar broedplaatsen zijn meer: hun kleinschalige, lokale werkwijze, met oog voor mens, materiaal en milieu maakt ze tot potentiële laboratoria voor maatschappelijk experiment. Broedplaatsen dragen bij aan leefbaarheid in buurten en creëren levendigheid in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Ze bieden werkervaringsplekken die helpen om kansenongelijkheid terug te dringen, verbinden bevolkingsgroepen met culturele uitwisseling en werken aan burgerschap door publieksactiviteiten en vrijwilligersparticipatie. Broedplaatsen opereren buiten de systeemwereld en stellen deze op de proef. Ze zijn anders georiënteerd en anders georganiseerd. In het licht van de huidige grote transitievraagstukken lijkt deze onconventionele inrichting een krachtige troef. Als creatieve vrijhavens zijn broedplaatsen in staat om bestaande structuren uit te dagen en nieuwe toekomsten te verbeelden. Om deze impact in de volle breedte te waarderen schieten geïsoleerde outputindicatoren vaak tekort. De waarde van een broedplaats is meer dan de optelsom van bijdragen die ze levert aan sectorale deelbelangen maar zit juist in de verbinding. Het gaat niet alleen om direct meetbare opbrengsten, maar ook om indirecte en langetermijneffecten. Het ‘Waardenwiel’ is een nieuw instrument om greep te krijgen op deze meervoudige waardecreatie en een brug te slaan tussen de verbeeldingswereld en de systeemwereld. In deze paper bespreken we de theoretische uitgangspunten van het Waardenwiel en evalueren we de werking en toepasbaarheid ervan op basis van drie contexten waarin het model recentelijk is getest.
Cartoon report met Live drawings van Daniel -Danibal- Hentschel, tijdens workshop 'Co-Creating beyond green', Society 5.0 festival, Amsterdam. Een workshop georganiseerd door Marije Kanis, Astrid Lubsen, Annika Kuijper en Mark van Wees, in het kader van project Samen zichtbaar duurzaam.
MULTIFILE
Er is momenteel een enorme groei op het gebied van consumentenproducten om activiteiten en bewegingen te meten; zowel voor de fitnessindustrie (bv. Fitbit, Jawbone) als in de gaming wereld (bv Kinect, Wii). Bedrijven op het gebied van zorgtechnologie vragen zich af of zij producten en diensten kunnen ontwikkelen op basis van deze technologie. In dit project richten we ons specifiek op de vraag van de bedrijven of met deze producten het valrisico van ouderen kan worden ingeschat. De incidentele metingen in een klinische omgeving kunnen dan worden vervangen door continue metingen in het dagelijks leven. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd betreft het bepalen van de nauwkeurigheid, robuustheid en acceptatie van technologie om in realistische omgevingen (hier: woonomgeving en ziekenhuisom-geving) de bewegingskenmerken van ouderen te meten. Het onderzoek wordt ingericht rond de onderzoeksvraag: Hoe kunnen technologieën voor bewegingsregistratie die zich hebben bewezen in een labsetting worden ingezet in de woonomgeving en in het ziekenhuis, ten behoeve van het inschatten van val-risico bij ouderen? Het onderzoek zal worden uitgevoerd in twee parallel lopende cases: valrisico meten in de woon-omgeving en valrisico meten in het ziekenhuis. In beide gevallen wordt een living lab aanpak ge-volgd: de technologische oplossingen van de MKB worden op iteratieve wijze, in de praktijk , be-studeerd en verder ontwikkeld. Ook de inbedding van de technologie in het zorgproces wordt in het onderzoek meegenomen. De kennis die wordt opgedaan zal worden gebruikt door de participerende MKB in nieuwe pro-ducten en diensten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team bestaande uit de Hogeschool van Amsterdam (Domein Digitale Media en Creatieve Industrie en Domein Gezond-heid), de Vrije Universiteit (Bewegingswetenschappen), het AMC (Geriatrie), zorgaanbieders Cor-daan en Amsta en de participerende MKB. De resultaten zullen worden gepresenteerd op twee publieke seminars, in vakbladen en op we-tenschappelijke conferenties.
DIRECT measuring for C-Dutch is onderdeel van de samenwerking tussen het lectoraat Tactical Design van ArtEZ University of the Arts en het Nederlands Openluchtmuseum (NOM). In het onderzoek C-DUTCH werken we samen om historische kennis van de Nederlandse materiële en immateriële cultuur als inspiratiebron in te zetten voor ontwerpers die willen bijdragen aan een sociaal, ecologische en economisch duurzame samenleving. Drie ontwerpers hebben in dit kader concepten ontwikkeld om het thema duurzaamheid voor een groot publiek zichtbaar en ervaarbaar te maken. Echter stuitten zij hierbij op de vraag in hoeverre zij hun statements en claims m.b.t. duurzaamheid voldoende objectief kunnen onderbouwen. Een vraag die breder leeft binnen de creatieve sector; het ontbreekt zelfstandige ontwerpers aan toegankelijke, bruikbare en betaalbare tools om de duurzaamheid van hun ontwerpen op een goede manier te meten. Juist omdat het om een zeer complexe samenhang gaat van sociale, ecologische en economische aspecten, die allemaal in een ontwerp samenkomen, zijn bestaande methodes te beperkt. Er is behoefte aan meer integrale meetmethoden. Het RIVM ontwikkelt momenteel binnen het programma ‘Meten van Duurzaamheid’ methodes voor ontwerpers, zoals DIRECT. Uit gesprekken met het RIVM blijkt dat de huidige instrumenten onvoldoende bekend zijn bij de creatieve sector, maar ook nog moeilijk zijn in te zetten omdat ze slecht aansluiten op de dagelijkse ontwerppraktijk. ArtEZ, NOM, RIVM en ontwerpers onderzoeken daarom de vraag: Hoe kunnen we bestaande meetmethodes voor ecologische duurzaamheid verbeteren, doorontwikkelen en/of nieuwe methodes opzetten waarmee zelfstandige creatieve professionals op het gebied van productontwerp en mode/textiel wetenschappelijk onderbouwde statements en claims kunnen maken voor historische, actuele en nieuwe ontwerpen? Het project sluit aan bij het missiegebied ‘Energietransitie & Duurzaamheid’ en het programma Nederland Circulair 2050. Er is een directe relatie met de Key Enabling Methodologies van de creatieve industrie voor ‘Monitoring & Effectmeeting’ en met ‘Visie & Verbeelding’.
De wereld verandert snel en ingrijpend. Daarbij staan we voor complexe maatschappelijke opgaven. Deze opgaven spelen op alle niveaus: mondiaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal. De missiegedreven opgaven zijn complex en vragen om een slimme, doelgerichte en creatieve aanpak met inzet van verschillende disciplines. Met ons profiel ‘kwaliteit van (samen)leven in een stedelijke omgeving’ en de ontwikkeling van zwaartepunten op digitalisering, educatie, gezondheid & welzijn, duurzaamheid willen en kunnen we als hogeschool hieraan een bijdrage leveren en waar mogelijk regie nemen. De Impuls2020-financiering stelt ons in staat om verdere invulling te geven aan onze zwaartepunten en onze onderzoeksinfrastructuur een stap verder te brengen. De Impuls2020-financiering zetten wij daarom in via drie lijnen, allen ten behoeve van onze zwaartepuntvorming: • Lijn 1: Impuls geven aan netwerk en consortia (o.a. ten behoeve van onze SPRONG-consortia) • Lijn 2: Impuls geven aan onze onderzoeksinfrastructuur en de rol van de innovatielabs daarbij • Lijn 3: Impuls aan de verdere professionalisering van onze onderzoekers Om op ieder zwaartepunt een krachtige onderzoeksgroep te realiseren dat mede lading geeft aan de invulling van het zwaartepunt alloceren wij financiering voor verdere netwerk- en consortiumvorming van onze SPRONG-consortia. Door middel van een impuls aan onze innovatielabs kunnen wij onze Publiek Private Samenwerkingen verder kracht bijzetten en onze profilering in de regio versterken. Door het ontwikkelen van gezamenlijke handelswijzen voor blended en praktijkgericht onderzoek, met bijbehorende tools en professionalisering van onze onderzoekers hiertoe, versterken wij de cross-overs op onze vier zwaartepunten. Door het aanwenden van de Impuls2020-financiering via drie lijnen met focus op onze profilering, ondersteunen wij onze onderzoeksgroepen in hun verdere ontwikkeling naar krachtige onderzoeksgroepen en werken wij toe naar een hogeschooloverstijgende onderzoeksinfrastructuur.