Aanleiding Gemeenten zijn in hoge mate afhankelijk van digitale systemen. Als deze systemen onbedoeld uitvallen of aangevallen worden, kan dit grote gevolgen hebben voor de dienstverlening aan burgers en/of de interne bedrijfsvoering. Recente gevallen zoals de aanvallen op de gemeente Lochem (2019) en Hof van Twente (2020), en de Citrix-kwetsbaarheid (2019) hebben duidelijk gemaakt dat cyberincidenten grote impact kunnen hebben, niet te voorkomen zijn en zelfs kunnen uitmonden in een cybercrisis. Gemeenten moeten zich voorbereiden op cybercrises waarbij zij zelf het slachtoffer zijn. Daarnaast kunnen gemeenten geconfronteerd worden met de fysieke gevolgen die ontstaan wanneer een organisatie gevestigd in de gemeente getroffen wordt door een cyberaanval. Denk hierbij aan een ziekenhuis dat door een aanval haar ICT niet meer kan gebruiken en daardoor de deuren moet sluiten. In een dergelijk geval zijn gemeenten betrokkenen en zullen zij samen met de veiligheidsregio(‘s) moeten acteren om de problemen in het fysieke domein aan te pakken. In dit verkennende onderzoek gaan we nader in op het fenomeen cybercrisis binnen gemeenten waarbij we onderscheid maken tussen cybercrisis waarbij gemeenten (1) slachtoffer zijn of (2) betrokkene. Onderzoeksdoelen en vragen Cybercrises in het algemeen en binnen de gemeentelijke context in het bijzonder zijn nog maar beperkt beschreven in de (wetenschappelijke) literatuur. Het hoofddoel van het onderzoek is om inzicht te verschaffen in de ervaringen die gemeentelijke medewerkers hebben met cybercrisis als ‘slachtoffer’ en ‘betrokkene’ en hoe zij kijken naar de rollen en uitdagingen die er zijn. Het hoofddoel is opgesplitst in twee hoofdvragen: (1) Welke uitdagingen ervaren gemeenten bij (de voorbereiding op) cybercrisis die de gemeentelijke organisatie raken? En (2) Welke uitdagingen ervaren gemeenten bij (de voorbereiding op) cybercrisis die plaatsvinden bij organisaties gevestigd in de gemeente en (kunnen) leiden tot problemen in het fysieke domein? Methoden van onderzoek Er is een literatuurstudie uitgevoerd die als basis heeft gediend voor semigestructureerde interviews. In de periode van 1 juli tot 1 december 2020 hebben 22 interviews plaatsgevonden met medewerkers van 18 verschillende gemeenten. Het merendeel van respondenten was werkzaam als Chief Information Security Officer (CISO) (N = 15), Adviseur Openbare orde en Veiligheid (AOV) (N = 9) en Adviseur informatiebeveiliging (N = 6). Beantwoording hoofdvragen De grootste uitdagingen voor gemeenten bij (de voorbereiding op) cybercrisis die de gemeentelijke organisatie raken zijn: (1) tijdens de warme fase verwacht men van de CISO soms een leidinggevende rol in plaats van de dagelijkse adviserende rol, (2) informatie gaat veelal sneller via informele kanalen dan via de formele kanalen, (3) CISOs gebruiken de crisiskennis van AOV-ers onvoldoende (4) (voorbereiding op) cybercrisis is nog te veel een IT-feestje, (5) oefenen is belangrijk maar gebeurt nog te weinig, en (6) kleine gemeenten hebben geen draaiboeken of crisisplannen, grote gemeenten wel. Gemeenten hebben nauwelijks ervaring met cybercrises die de gemeentelijke organisatie raken. De grootste uitdagingen voor gemeenten bij (de voorbereiding op) cybercrisis die plaatsvinden bij organisaties gevestigd in de gemeente zijn: (1) er is binnen gemeenten en veiligheidsregio’s weinig cyber-expertise en kennis van de CISO wordt niet benut, (2) gemeenten worstelen met hun rol bij een dergelijke crisissituatie, (3) de rolverdeling tussen de gemeente en veiligheidsregio is onduidelijk bij een dergelijke crisissituatie, en (4) gemeenten vinden dat organisaties allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor respons en mitigatie. Geen van de respondenten heeft ervaring opgedaan met een cybercrisis bij een organisatie gevestigd in de gemeente. Conclusie De eerste conclusie is dat gemeenten beperkt voorbereid zijn op cybercrisis en onvoldoende zicht hebben in hoeverre bestaande plannen en niet-geformaliseerde werkwijzen voldoende zijn om de impact van cybercrisis te kunnen beperken, mede omdat er niet wordt geoefend. De tweede conclusie is dat nog een wereld te winnen is bij een actievere samenwerking tussen CISOs en AOV-ers. De derde conclusie is dat deelnemende gemeenten nog geen ervaring hebben met cybercrisis waarbij ze enkel ‘betrokkene’ zijn. De belangrijkste theoretische bijdrage is dat we geen aanwijzingen hebben gevonden dat de generieke literatuur over crisisbeheersing niet van toepassing zou kunnen zijn op cybercrisis. Dit onderzoek is uitgevoerd onder een beperkt aantal gemeenten. Om een rijker en completer beeld te krijgen van cybercrisis bij gemeenten, adviseren we om een vervolgonderzoek uit te zetten bij meer gemeenten, bijvoorbeeld in de vorm van een vragenlijstonderzoek. Ander vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het meten van de mate van voorbereiding van gemeenten op cybercrisis, slimme manieren waarop gemeenten hun voorbereiding kunnen verbeteren en op cyberincident- en cybercrisisevaluaties.
Onderzoeksrapport Internationaal onderzoek heeft inzicht opgeleverd in de belangrijkste ethische uitdagingen waarmee sociale professionals geconfronteerd werden bij aanvang van de covid-19-pandemie: • Dienen professionals de richtlijnen van overheden en instellingen op te volgen of is het beter om te vertrouwen op het eigen professionele oordeelsvermogen? • Hoe kunnen professionals een verantwoorde afweging maken tussen direct contact en digitaal contact met dienstengebruikers? • Hoe kunnen in geval van schaarste op verantwoorde wijze prioriteiten worden gesteld in de dienstverlening? • Hoe kunnen conflicterende belangen van dienstengebruikers en van professionals en anderen op een goede manier tegen elkaar worden afgewogen? • Hoe kan goede zelfzorg voor professionals worden gehandhaafd tijdens de emotionele belasting door stress en onveiligheid vanwege een crisissituatie? Aanvullend onderzoek door middel van een enquête onder Nederlandse sociale professionals laat zien dat deze uitdagingen in verschillende mate vóórkomen. Terwijl meer dan 70% van de respondenten de beperkingen in direct contact met dienstengebruikers als belastend heeft ervaren, heeft minder dan 30% het moeten stellen van prioriteiten als belastend ervaren. De belasting door tekortschietende mogelijkheden voor goede zelfzorg varieert tussen 30 en 70%, afhankelijk van het aspect dat aan de orde wordt gesteld. In grote lijnen blijken de professionals met name behoefte te hebben aan direct contact - vooral met dienstengebruikers, maar ook met collega’s – en verder aan goede richtlijnen en randvoorwaarden voor hun werkzaamheden.
Aanleiding Sinds kort nemen zorgprofessionals en onderzoekers in Nederland initiatieven om mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) zo lang mogelijk te laten functioneren in de eigen thuissituatie. Een manier om dit te doen is de inzet van zogenoemde Functional Assertive Community Treatment (FACT) teams. Deze teams gebruiken voornamelijk verbale interventies. Maar mensen met een LVB hebben moeite met het verwerken van verbale informatie. Vaktherapie kan juist met non-verbale en ervaringsgerichte methodieken goed aansluiten bij deze groep. Dit innovatieprogramma richt zich op de vraag van vaktherapeuten hoe en in welke vorm zij, in of rondom FACT LVB-teams, mensen met een LVB kunnen helpen. Doelstelling Het doel van de deelnemers aan het project is de zorg en ondersteuning van mensen met een LVB in de eigen thuissituatie (buurt/wijk) te verbeteren. Liefst zodanig dat deze mensen minder vaak hoeven te worden (her)opgenomen in een behandelcentrum. Het doel van het project is om de meerwaarde vast te stellen van de inzet van vaktherapie in of rondom FACT LVB teams bij het realiseren van deze ambitie. Het project is gefaseerd opgebouwd. In de eerste fase worden de vaktherapeutische behandelvormen bepaald. Vervolgens worden efficiënte interprofessionele werkwijzen en een vaktherapeutische behandel- & ondersteuningsroute vastgesteld, en ten slotte wordt het project geëvalueerd. Beoogde resultaten Het project biedt resulteert in een handreiking voor professionals om interprofessioneel samen te werken in de wijk voor mensen met LVB. Binnen het onderwijs levert het project een bijdrage aan een minor 'Wijkgerichte zorg & ondersteuning'. Het biedt een leerwerkplaats LVB voor studenten vaktherapie en aanpalende gebieden. De handreiking wordt geïmplementeerd in de opleidingen die opleiden tot vaktherapeut. Zogenaamde 'battles', waarin interprofessioneel samenwerken aan problemen vanuit de praktijk en het beste idee bekroond wordt met een stimuleringsprijs, zorgen voor verdere ontwikkeling. Publicaties in vakliteratuur zorgen voor verspreiding van de projectresultaten. De deelnemers aan het project zullen aansluiting zoeken bij symposia - regionaal, nationaal en internationaal - en bijeenkomsten buiten en binnen het netwerk om de resultaten aan een breed publiek te presenteren.
DE MIDDENMANAGER EN ZIJN ZORGLOGISTIEKE PROBLEMEN VOOR PATIËNTEN MET EEN LAGE SES IN HET ZIEKENHUIS IN DE PERIODE VAN EEN CRISISSITUATIE RONDOM HET UITBREKEN VAN EEN PANDEMIE (COVID-19 VIRUS) Dit postdoc onderzoek richt zich op de zorglogistieke problemen van middenmanagers in ziekenhuizen na het uitbreken van een pandemie, bijvoorbeeld de COVID-19, de gevolgen binnen de zorg voor patiënten met een lage SES en mogelijke verbeteringen door middenmanagers voorgesteld en reeds ingevoerd. De coronacrisis treft lager opgeleiden harder, ondermeer vanwege onvoldoende digitale vaardigheden. Pandemieën zullen vaker voorkomen en oplossingen voor zorglogistieke problemen bij de COVID-19-uitbraak zullen wellicht ook in andere situaties met pandemieën van toepassing zijn. Maatregelen voor lager opgeleiden met weinig digitale vaardigheden zullen ook in andere situaties bruikbaar zijn. Zorglogistiek heeft als doel om de juiste zorg op de juiste plaats en tijd en tegen zo laag mogelijke kosten te leveren. Middenmanagers, nog veelal intern gericht, hebben een positie tussen uitvoerenden en Raad van bestuur. Er worden 15-20 semigestructureerde interviews uitgevoerd met middenmanagers in ziekenhuizen. Een verbeteroplossing wordt ontwikkeld in een experiment binnen de learning community in het CWZ-ziekenhuis in Nijmegen. De resultaten zijn een onderzoeksrapport, een artikel, inhoudelijk materiaal voor het onderwijs en de uitkomsten van een experiment. Het onderzoek past binnen de programmalijn Healthcare Logistic van het lectoraat Logistiek & Allianties van de HAN en het thema Duurzaam transport en intelligente logistiek van de Strategische onderzoeksagenda hbo 2016-2020 van de Vereniging Hogescholen. Het sluit aan bij het Zwaartepunt Health en lage SES van de HAN, specifiek bij de Programmalijn Werken aan herstel. De postdoc is werkzaam in de bachelor- en masteropleidingen in de domeinen bedrijfskunde en zorg en welzijn. De postdoc kan de verbinding leggen tussen de logistieke kennis en vaardigheden uit bedrijven naar de zorglogistiek in bachelor en masteropleidingen in de zorg en welzijn.
Achtergrond: In acute intensieve werksettings, waar de werkdruk al hoog was en er altijd impact is van indrukwekkende gebeurtenissen, zorgt COVID-19 voor toename van druk. Zorgprofessionals worden geconfronteerd met een nieuw en onbekend ziektebeeld, lopen risico op besmetting of om een besmettingsbron voor patiënten te zijn, communicatie met de patiënt is minder goed mogelijk, en zij krijgen te maken met een hogere werkdruk. Dit leidt tot een ongezonde werksituatie. De potentiële gevolgen hiervan zijn (post-traumatische) stress, burn-out en uitval. Er is daarom noodzaak om curatieve ondersteuning tijdens de crisis/indrukwekkende gebeurtenissen en preventieve ondersteuning ter voorbereiding op crisis/indrukwekkende gebeurtenissen en ter nazorg aan te bieden. Professionals uit het netwerk van Lectoraat Acute Intensieve Zorg werkzaam in de frontlinie vanuit ambulance, Spoedeisende Hulp (SEH), Acute Opname Afdelingen en Intensive Care geven aan moeite te hebben met het omgaan met de indrukwekkende situaties bij de COVID-19 crisis. Ze hebben gevraagd om een toolkit van werkzame interventies die kunnen worden ingezet om beter met deze situatie om te kunnen gaan om hiermee duurzame inzetbaarheid in, tijdens en na crisissituaties te vergroten. Het gaat hierbij om interventies gericht op curatieve en preventieve ondersteuning. Plan van aanpak: In dit project wordt ontwerpgericht onderzoek middels mixed methods design toegepast. In co-creatie met de praktijk ontwikkelen we een toolkit met bruikbare, zo mogelijk evidence based, interventies om zorgprofessionals te ondersteunen om om te gaan met indrukwekkende gebeurtenissen, gebaseerd op lessen uit de COVID-19 crisis. Deze toolkit dient ervoor om duurzame inzetbaarheid te ondersteunen en te vergroten. Vanuit de HAN werken de lectoraten Acute Intensieve Zorg en Human Resource Management nauw samen met beroepsverenigingen en publieke instellingen uit de acuut intensieve keten. Alle partners verspreiden ontwikkelde kennis en producten via hun netwerk.