Dit lectoraat wil zich inzetten om NAH meer bekendheid te geven, algemeen maatschappelijk, in het beroepsonderwijs, maar ook in de zorg (ook onder professionals is NAH relatief onbekend en worden omvang en gevolgen van NAH onderschat). Het wil investeren in het beter begrijpen en beïnvloeden van participeren en het wil de gevolgen van NAH voor jongeren in kaart brengen, evenals de gevolgen voor het gezin. Op zoek naar factoren die bepalend zijn voor herstel, hoe komt het dat (bij een vergelijkbaar letsel) jongere A het redelijk doet en loopt B vast? Dit lectoraat wil participatieproblemen van jongeren met NAH gaan onderzoeken, dit is in Nederland niet eerder gedaan, en hierbij aansluiten bij recent onderzoek bij volwassenen, waaruit voorlopig blijkt dat vaardigheden als probleemoplossend vermogen en aanpakgedrag (coping) en gezins - en omgevingsfactoren participatiekansen sterk bepalen.
Kinderen zijn beduidend zwaarder en minder actief dan vroeger. Docenten Lichamelijke Opvoeding (LO) zouden een belangrijke rol kunnen spelen in het ombuigen van deze trends, onder andere door zich meer te richten op de motorische vaardigheid van kinderen, een belangrijke voorspeller van een meer actieve leefstijl op latere leeftijd. Uit de Nulmeting Bewegingsonderwijs (Reijgersberg et al., 2013) komt naar voren dat niet duidelijk is in hoeverre docenten LO bijdragen aan de motorische vaardigheid van kinderen. Om hier meer inzicht in te krijgen is behoefte aan een valide, betrouwbaar en praktisch toepasbaar meetinstrument. In dit artikel wordt ingegaan op het meten van de motorische vaardigheid binnen de context van de lichamelijke opvoeding met een nieuw meetinstrument: het Athletic Skills (AS)-beweegparcours.
BACKGROUND: Previous research indicates the start of primary school (4-5-year-old) as an essential period for the development of children's physical activity (PA) patterns, as from this point, the age-related decline of PA is most often observed. During this period, young children are exposed to a wider variety of environmental- and social contexts and therefore their PA is influenced by more diverse factors. However, in order to understand children's daily PA patterns and identify relevant opportunities for PA promotion, it is important to further unravel in which (social) contexts throughout the day, PA of young children takes place.METHODS: We included a cross-national sample of 21 primary schools from the Startvaardig study. In total, 248 children provided valid accelerometer and global positioning (GPS) data. Geospatial analyses were conducted to quantify PA in (social) environments based on their school and home. Transport-related PA was evaluated using GPS speed-algorithms. PA was analysed at different environments, time-periods and for week- and weekend days separately.RESULTS: Children accumulated an average of 60 min of moderate-to-vigorous PA (MVPA), both during week- and weekend days. Schools contributed to approximately half of daily MVPA during weekdays. During weekends, environments within 100 m from home were important, as well as locations outside the home-school neighbourhood. Pedestrian trips contributed to almost half of the daily MVPA.CONCLUSIONS: We identified several social contexts relevant for children's daily MVPA. Schools have the potential to significantly contribute to young children's PA patterns and are therefore encouraged to systematically evaluate and implement parts of the school-system that stimulate PA and potentially also learning processes. Pedestrian trips also have substantial contribution to daily MVPA of young children, which highlights the importance of daily active transport in school- and parental routines.