Het doel van de klinische forensische zorg, of meer specifiek de tbs-maatregel, is het beveiligen van de maatschappij; op korte termijn door iemand uit de maatschappij te halen en op langere termijn door behandeling gericht op het verlagen van risicofactoren en het opbouwen of versterken van beschermende factoren. In de media verschijnen met enige regelmaat kritische verhalen over de forensische zorg, meestal naar aanleiding van een ernstig incident, zoals een delict gepleegd door een tbs-patiënt op verlof. De vraag die daarbij steeds wordt opgeworpen, is hoe effectief de tbs-maatregel en behandeling in de forensische zorg is. Het is logisch dat er maatschappelijke onrust ontstaat bij ernstige incidenten en de opgeworpen vragen vanuit de maatschappij zijn terecht. Toch is enige nuancering hier op zijn plaats, aangezien recidive tijdens forensische behandeling uitzonderlijk is. Zo werd in een recent onderzoek met gegevens van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) gevonden dat slechts bij 0,15% van de 15.050 positief beoordeelde verlofaanvragen sprake was van een ongeoorloofde afwezigheid met recidive. Verder blijkt al jaren uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) dat ernstige recidive na ontslag uit de forensische zorg, met name de tbs, relatief laag is, in ieder geval aanzienlijk lager dan na een gevangenisstraf. Hierbij dient aangetekend te worden dat de cijfers lastig te vergelijken zijn vanwege belangrijke verschillen tussen de groepen. De recidivecijfers tijdens en na forensische zorg zijn dus relatief gunstig, maar een delict kan enorme impact hebben en het zo veel mogelijk voorkomen van recidive blijft het ultieme doel van de behandeling in de forensische zorg. Het is nog onduidelijk wat precies bijdraagt aan recidivereductie en hoe behandeleffectiviteit of behandelsucces gedefinieerd kan worden.
DOCUMENT
In Nederland krijgrn mensen die een delict hebben gepleegd iet alleen een straf, zij worden ook actief begeleid naar een leven zonder criminaliteit. Hierin speelt de reclassering een belangrijke rol. Deze organisatie helpt onder meer mensen die een gevangenisstraf hebben uitgezeten of een tbs-behandeling hebben gehad. Ook kan begeleiding door de reclassering worden opgelegd om een straf of maatregel te vermijden. Cliënten onder toezicht van de reclassering kampen vaak met diverse problemen, zoals werkloosheid, verslaving psychische problemen of een licht verstandelijke beperking. Ook worstelen zij vaak met schulden. Tot dusver weten we echter nog maar weinig over schulden bij cliënten van de reclassering. Hoeveel en welke soort schulden hebben zij eigenlijk? Welke factoren spelen een rol bij de instandhouding van schulden? En wat hebben cliënten nodig om te werken aan een toekomst vrij van delicten én schulden? De afgelopen jaren deed ik onderzoek naar schulden van reclasseringscliënten. Ook wilde ik weten hoe de reclassering haar doelgroep hierin het beste kan begeleiden. In dit proefschrift magazine deel ik de belangrijkste bevindingen.
LINK
"Achtergrond: Verlof is een essentieel onderdeel van behandeling in het kader van de tbs-maatregel. Van oudsher leiden deze verloven tot zorgen over de veiligheid. Doel: Onderzoeken hoe vaak tbs-patiënten niet (op tijd) van verlof terugkeren en hoe vaak zij tijdens een ongeoorloofde afwezigheid (OA) een delict plegen. Daarnaast onderzoeken we of patiënt- of delictkenmerken een OA kunnen voorspellen. Methode: Alle OA’s van 2009-2020 werden in kaart gebracht. Daarnaast analyseerden we patiëntkenmerken van 11.525 verlofaanvragen tussen 2010 en 2018 afkomstig uit het registratiesysteem van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT). Resultaten: Bij 2,5% van de verlofaanvragen in 2009-2020 was er een OA en bij 0,15% een OA met een recidive. Patiënten met een cluster B-persoonlijkheidsstoornis, een aan middelen gebonden stoornis, stemmingsstoornis, aandachtsstoornis, brandstichting of een ernstig geweldsdelict als indexdelict hadden een significant hogere kans op een OA. Deze relaties waren echter zeer zwak. De HKT-risicofactor ‘overtreding voorwaarden’ was tevens een significante, maar zeer zwakke voorspeller voor OA. Conclusie: Een OA is een zeldzame gebeurtenis. Hoewel enkele patiënt- en delictkenmerken gerelateerd waren aan een OA is het verband zwak en het voorspellen van een OA moeilijk."
DOCUMENT
Het belang van goede samenwerking in de begeleiding van cliënten in de forensische zorg is evident. Wanneer professionals binnen de forensische zorg goed met elkaar en met hun cliënt kunnen samenwerken, is de kans op succesvolle afronding van een behandeltraject aanzienlijk groter dan wanneer dit niet het geval is. Hoe komt het dan toch dat effectieve samenwerking vaak zo lastig te realiseren is in de dagelijkse praktijk? In dit artikel wordt uiteengezet door welke partners in de forensische zorg wordt samengewerkt en welke knel‐ punten en succesfactoren daarbij een rol spelen. Tot slot worden enkele aanbevelingen gedaan voor verbeteringen op gebied van samenwerking in de forensische zorg..
DOCUMENT
Fortuna Sittard wordt sinds twee jaar in financieel en bestuurlijk opzicht geleid door Isitan Gün, een Turkse econoom op wiens cv wordt vermeld dat hij na een carrière in de financiële wereld belandde bij de topclub Galatasaray S.K. In het kielzog van deze Turkse ondernemer streek nog een aantal Turkse zakenlieden in Zuid-Limburg neer, onder wie de 25-jarige accountant die club en geldschieter aan elkaar koppelde en nu verantwoordelijk is voor de boekhouding, en een nieuwe directeur voetbal en scout spelers. Interessant is ook de aanwezigheid van de (voormalige?) eigenaar van het Turkse spelersagentschap PMH Management & Consulting. Voormalig staat hier met opzet tussen haakjes en met een vraagteken vermeld. Volgens Gün is de bewuste zaakwaarnemer namelijk al tijden niet meer bij het agentschap betrokken, maar uit informatie van de Turkse Kamer van Koophandel blijkt dat zijn naam nog steeds wordt onder de kop ‘Management & Staf’ wordt vermeld. Het feit dat hierboven de spelerscarrousel bij Roda en de mogelijke betrokkenheid van een spelersmakelaar bij Fortuna expliciet zijn genoemd, heeft een reden. Ondanks het feit dat bij beide clubs geen aanwijzingen bestaan dat de investeringen die zijn gedaan een wederrechtelijke herkomst hebben, is uit de literatuur bekend dat bij het witwassen van crimineel geld in het professionele voetbal de transfer van spelers een belangrijk vehikel is. In dit artikel staat deze thematiek centraal. Na een korte uiteenzetting van de redenen waarom het professionele voetbal zich bij uitstek leent voor het witwassen van crimineel vermogen via de transfermarkt, wordt ingezoomd op de vraag welke mogelijkheden bestaan om dammen tegen dit fenomeen op te werpen. Daarbij wordt in het bijzonder aangehaakt bij de maatregelen die van lidstaten worden verwacht in het kader van de inmiddels vijfde anti-witwasrichtlijn. Bediscussieerd zal worden welke mogelijkheden de in Nederland bij witwasbestrijding en -preventie betrokken partijen hebben om malafide praktijken in het voetbal tegen te gaan en in hoeverre en op welke wijze zij daarvan gebruikmaken. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/pietersteenwijk/
MULTIFILE
Achtergrond Het is bekend dat gestructureerde instrumenten voor taxatie van het kortetermijnrisico bijdragen aan het voorspellen van fysiek agressief gedrag bij patiënten in de acute psychiatrie. Doel Onderzoeken of de Brøset Violence Checklist (BVC), een instrument voor de inschatting van fysieke agressie op korte termijn, kan bijdragen aan het voorspellen van fysieke agressie-incidenten binnen de forensische psychiatrie en onderzoeken hoe het gebruik van de BVC wordt ervaren. Methode Tweemaal per 24 uur op min of meer vaste momenten werd voor alle patiënten die in 2019 verbleven op een crisisafdeling binnen een forensisch psychiatrisch centrum een BVC-score geregistreerd. De totaalscores van de BVC werden vervolgens gerelateerd aan fysieke agressie-incidenten. Daarnaast werden focusgroepen en interviews gehouden met sociotherapeuten om de ervaringen met het gebruik van de BVC te onderzoeken. Resultaten Uit de analyse kwam een significante voorspellende waarde van de BVC-totaalscore naar voren (AUC = 0,69; p < 0,01). Bovendien ervoeren de sociotherapeuten de BVC als gebruikersvriendelijk en weinig tijdsintensief. Conclusie De BVC heeft toegevoegde waarde voor de forensische psychiatrie. Dit geldt met name voor patiënten bij wie de primaire diagnose géén persoonlijkheidsstoornis betreft.
DOCUMENT
Inschatten van het risico van herhaald delictgedrag is steeds belangrijker in het forensisch sociale domein. In dit artikel wordt beschreven hoe de risicotaxatie het best vorm kan krijgen in de praktijk en wat de rol van de verpleegkundig specialist hierin kan zijn. Aan de hand van de casus over Kimberly wordt duidelijk hoe risicotaxatie gebruikt kan worden in de behandeling.
DOCUMENT
Aan patiënten opgenomen in de forensische zorg zit een steekje los. Maar volgens de publieke opinie ook aan de professionals, en in de processen hapert ook het een en ander. In haar oratie ging Vivienne de Vogel in op deze losse steekjes en hoe deze te herstellen zijn. Ze benadrukt daarbij het belang van onderzoek vanuit drie perspectieven: patiënten, professionals en processen. ‘Een geïntegreerd perspectief is nodig om de kwaliteit van de forensische zorg verder te verbeteren.’
DOCUMENT
Risicotaxatie – kortweg: het inschatten van de kans op grensoverschrijdend gedrag, of meer specifiek op delictgedrag, veelal met behulp van risicotaxatie-instrumenten – is een middel dat wijdverbreid wordt ingezet in de forensische keten. In dit artikel gaan wij allereerst in op de doelen van risicotaxatie en vervolgens kort op hoe risicotaxatie wordt uitgevoerd. Daarna bespreken we welke rol risicotaxatie heeft in twee onderscheiden fasen met uiteenlopende actoren in de forensische keten, te beginnen met het moment waarop een verdachte de forensische keten binnentreedt. Hierbij besteden we aandacht aan de huidige stand van zaken en enkele uitdagingen voor de toekomst. We ronden af met enkele overdenkingen over het middel risicotaxatie.
DOCUMENT
Review in het kader van COST Action IS1106 Working group 3 In the review below, we summarize resent empirical research about practising offender supervision in The Netherlands on six theme’s: 1. The roles, characteristics, recruitment and training of key actors in the delivery of offender supervision. 2. Interactions and relationships between key actors in the delivery of offender supervision and other relevant professionals. 3. The delivery/practice/performance of offender supervision. 4. The role of tools and technologies in the delivery of OS. 5. The management, supervision and/or regulation of practitioners and their practice. 6. Reflections / contextual issues Ongoing research is discussed in the descriptions of the different theme’s. We conclude with a short reflection about research on practising supervision in the Netherlands. The review is limited to studies about adults. Studies on community sentences have not yet been addressed, we will do this in the next version.
DOCUMENT