Risicotaxatie gaat over het gestructureerd inschatten van het risico herhaald delictgedrag of ander ongewenst gedrag en is een belangrijke taak voor professionals die werken in het forensische sociale domein. Op verschillende momenten gedurende het forensische traject is een risicotaxatie gewenst of zelfs verplicht uit te voeren. Hierbij kan worden gedacht aan een adviesrapport van de reclassering bij een voorgeleiding aan de rechter, bij de start van een nieuwe forensische behandeling of bij een verlofbeslissing of verlengingsadvies van terbeschikkinggestelden. Ook binnen detentie wordt risicotaxatie steeds vaker ingezet.
Risicotaxatie – kortweg: het inschatten van de kans op grensoverschrijdend gedrag, of meer specifiek op delictgedrag, veelal met behulp van risicotaxatie-instrumenten – is een middel dat wijdverbreid wordt ingezet in de forensische keten. In dit artikel gaan wij allereerst in op de doelen van risicotaxatie en vervolgens kort op hoe risicotaxatie wordt uitgevoerd. Daarna bespreken we welke rol risicotaxatie heeft in twee onderscheiden fasen met uiteenlopende actoren in de forensische keten, te beginnen met het moment waarop een verdachte de forensische keten binnentreedt. Hierbij besteden we aandacht aan de huidige stand van zaken en enkele uitdagingen voor de toekomst. We ronden af met enkele overdenkingen over het middel risicotaxatie.
Met dit onderzoek is getracht een indruk te krijgen van de overtuigingen die er in de praktijk bestaan ten aanzien van effectief ingrijpen om de ontwikkeling van ernstig crimineel gedrag in de adolescentie te voorkomen. Bij dit onderzoek is aan alle kanten de breedte opgezocht. Er is gekeken naar een brede range van factoren die van invloed zijn op een antisociale ontwikkeling en naar een heel scala aan inter-venties dat hierop aan kan grijpen. Dit heeft een breed overzicht van mogelijke aangrijpingspunten en daarop aansluitende, beschikbare interventies opgeleverd. De bij de praktijk opgehaalde resultaten dui-den op grote overeenstemming tussen respondenten over de prioritering van beschikbare interventies. Daarbij zien de respondenten duidelijk meerwaarde, voor de gehele ontwikkelingsperiode, in het ver-sterken van goed opgroeien (universele preventie) nog vóór er sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag. In grote lijnen zijn respondenten het ook eens over het inzetten van interventies gericht op het bijsturen in reactie op zorgwekkende signalen (primaire preventie) of op het stoppen en ombui-gen van delictgedrag (secundaire preventie). Wel is de mate van overeenstemming daarvoor iets min-der groot dan bij universele preventie. Praktijkprofessionals, onderzoekers en ervaringsdeskundigen sluiten met hun keuze voor deze interventies vooral aan bij interventies gericht op Familie, Kind en School om bijtijds in te grijpen op een antisociale ontwikkeling. Voor het bij bewoners versterken van gedeelde opvattingen rondom prosociaal gedrag in hun buurt is minder support, maar in de literatuur zijn er duidelijke aanwijzingen die het belang ervan onderschrijven. Tenslotte toont de literatuurstudie de meerwaarde om interventies multimodaal in te zetten, maar de wijze waarop dit het meest effectief is vraagt om aanvullend onderzoek. De resultaten van dit onderzoek bieden houvast voor beleidskeuzes, zowel landelijk als meer regionaal en lokaal. In respons op gesignaleerde problemen kan als eerste stap, met de praktijkprofessionals, lo-kaal informatie verzameld worden over: • beschikbare interventies voor 0-15 jarigen, gericht op Kind, Familie, School en Buurtfactoren op de verschillende preventieniveaus; • de wijze waarop deze interventies gecombineerd en multimodaal ingezet kunnen worden, best passend bij gesignaleerde problemen. • de keuze van interventies die ingezet kunnen worden als een antisociale ontwikkeling persistent en in toenemende mate ernstig blijkt te zijn. Ook kan er meer kennis opgedaan worden in het combineren van erkende interventies met ondersteunende vormen van advies, belangenbehartiging en begeleiding op dagelijkse stress verhogende om-standigheden. Beperkingen van het onderzoek liggen in: • de brede spreiding van respondenten waardoor zij als beroep of functie niet representatief zijn; • de beknopte vertaalslag van de interventies naar vragen in het Delphi-onderzoek die respondenten ruimte bood tot interpretatie; • de beperkte mate waarin respondenten op elkaars uitslag konden reageren.
Het methodiekboek voor jongvolwassenen (JOVO), gebruikt door reclasseringswerkers en ontwikkeld in 2012, is toe aan een update. In deze doorontwikkeling sluiten we aan bij de kennisbasis van het reclasseringswerk zoals beschreven in het boek Werken in Gedwongen Kader. We leveren aanvullende theorieën, methoden, werkwijzen en actuele thematiek die specifiek zijn voor JOVO en die nauw zijn afgestemd met de huidige reclasseringspraktijk voor volwassenen.
De BW/MO sector (beschermd wonen en maatschappelijke opvang) heeft te maken met een toenemend aantal cliënten met een forensische titel. In tegenstelling tot reguliere cliënten dient bij forensische cliënten ook rekening gehouden te worden met risico op herhaling van delictgedrag en inperking van vrijheden. Er is behoefte aan een overzicht van best practices voor de begeleiding en zorg aan deze doelgroep.Doel We onderzoeken welke ervaringen er zijn opgedaan en welke werkmethodes en activiteiten er worden uitgevoerd. Door dit in kaart te brengen en te onderbouwen met wetenschappelijke kennis, ontwikkelen we een handreiking voor professionals. Daarbij integreren we kennis over het werken met forensische cliënten met de methodiek van krachtgericht werken. Resultaten Behalve een eindrapport leveren we een aantrekkelijk eBook op met concrete handvatten voor de praktijk, aangevuld met een factsheet en een filmpje. Looptijd 01 mei 2021 - 01 november 2022 Aanpak Het project vindt plaats in drie fases: We benaderen de 18 grootste BW/MO instellingen. Per instelling voeren we een gesprek met o.a. forensisch coördinatoren. Ook leveren instellingen gegevens aan waarmee de forensische doelgroep kan worden beschreven. Bij 6 instellingen organiseren we meeloopdagen. Ter afsluiting organiseren we voor alle instellingen een ‘forensisch carrousel’ waar ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Downloads en links
De BW/MO sector (beschermd wonen en maatschappelijke opvang) heeft te maken met een toenemend aantal cliënten met een forensische titel. In tegenstelling tot reguliere cliënten dient bij forensische cliënten ook rekening gehouden te worden met risico op herhaling van delictgedrag en inperking van vrijheden. Er is behoefte aan een overzicht van best practices voor de begeleiding en zorg aan deze doelgroep.