Het meeste vlees dat Nederlanders eten wordt niet duurzaam geproduceerd. Veel productie leidt tot overbemesting, kost veel water en gaat ten koste van de biodiversiteit en het landschap, terwijl dierenwelzijn niet per se is geborgd. Hogeschool Van Hall Larenstein participeerde binnen het onderzoek ‘Dierzaam’ van de Hogeschool Utrecht. Het project zocht naar marketingstrategieën die consumenten verleiden om over te stappen naar meer duurzaam geproduceerd vlees. In dit whitepaper beschouwt Van Hall Larenstein (VHL) de kansen in de keten vanuit het perspectief van de boer. Hiervoor bestudeerden onderzoekers literatuur en inspirerende voorbeelden. Meer aandacht voor dierenwelzijn zal leiden tot extensivering van de veehouderij. De milieubelasting van vlees wordt bepaald op veel criteria, de uitkomsten verschillen per diersoort en voor traditioneel of organische houderijsystemen. Over het algemeen zijn kip- en varkensvlees minder milieu belastend dan rundvlees. Echter, varkens en kippen eten weer meer granen die wereldwijd voor mensen belangrijk zijn en rundvee kan daarentegen op grasland leven. Voor de omschakeling naar duurzame vleesvee houderij is een systeemverandering nodig waar álle partijen een rol in hebben. De boer moet voldoen aan de vele normen en heeft deskundigheid nodig. Sociale media kunnen een transparante communicatie tussen boer en consument ondersteunen. De supermarkt en de slager kunnen het eigen assortiment kiezen en meer communiceren en informeren en de consument maakt uiteindelijk de keuze in de winkel. De overheid moet zich actiever opstellen in markt- en prijsbeleid. Boeren staan onder druk door enerzijds maatschappelijke eisen en aan de andere kant de kostprijs van duurzame productie. Een eerlijk en duurzaam verdienmodel voor de boer vereist een hogere vleesprijs, gecombineerd met betalingen van de boer voor maatschappelijke (ecosysteem)diensten.
MULTIFILE
Op 10 juli 2018 vond op Boerderij De Diek’n te Zeerijp in opdracht van Kenniscentrum Biobased Economy (KCBBE) van de Hanzehogeschool Groningen een schetsatelier plaats. Het atelier, dat onder leiding stond van landschapsarchitect Wim Boetze, was een pilot, beoogd om uitvoering te geven aan het Europese Interreg programma North Sea Periscope1. Hierin maken zes Noordzeelanden (Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zweden) een start voor een permanent innovatieplatform voor nieuwe duurzame ondernemersontwikkelingen (business opportunities) binnen de Noordzeeregio’s. Dit verslag is het product wat hieruit voort kwam.
This chapter is about the development of tourism in the Dutch Wadden Sea Region in combination with nature conservation. The main question is whether they have a common future. There are some future points stated:- Nature and landscape of the Wadden Sea are the main pull factors for the tourism development. - Future tourism development requires a clear strategy that is supported by various stakeholders- Raising awareness about the natural values results in more visitors and public support for nature conservation- The World Heritage status facilitates cooperation between local entrepreneurs and nature conservation organisationsOverall the conclusion can be drawn that, stimulated by the World Heritage status of the Wadden Sea and facilitated by a trilateral Sustainable Tourism Strategy, tourism development and nature conservation and can mutually benefit. Raising awareness about the natural values of the Wadden Sea will result in more visitors to the region and contributes to an emotional attachment to the protected area and public support for the conservation programs.
Wat is de mogelijke rol van lokale duurzame energiesystemen en –initiatieven in de overgang naar een duurzame samenleving? En hoe kunnen op lokale toepassing gerichte innovaties worden ontwikkeld en toegepast op een zodanige manier dat deze bij lokale systemen en initiatieven aansluiten?Deze vragen staan centraal in dit onderzoeksproject dat zich richt op innovaties die rekening houden met een grotere rol van burgers bij een duurzame energievoorziening. Het project behelst echter meer dan het verrichten van onderzoek. Het beoogt bouwstenen te leveren voor een duurzame samenleving waarin meer ruimte is voor lokale (burger)initiatieven. We stellen drie deelprojecten voor:1. een vergelijkende studie naar energiecoöperaties en vergelijkbare innovatieve initiatieven, binnen en buiten Nederland, in heden en verleden. Daarbij hopen we lering te kunnen trekken uit de succesvolle ervaringen in Denemarken en Oostenrijk en van innovaties door coöperatiesen collectieven in het verleden.2. een analyse van energie-innovaties die beogen aan te sluiten bij lokale energiesystemen. Concreet zal het onderzoek zich richten op speciale batterijen, ontwikkeld dor het bedrijf Dr.Ten, en een soort slimme grote zoneboiler, ontwikkeld door het gelijknamige bedrijf Ecovat.3. De ontwikkeling van drie scenario’s, gebaseerd op inzichten uit studies 1 en 2. De scenario’s zullen bijvoorbeeld inhoudelijk verschillen in de mate waarin deze geïntegreerd zijn in bestaande energiesystemen. Deze zullen worden ontwikkeld en besproken met relevante stakeholders.Het onderzoek moet leiden tot een nauwkeurig overzicht van de mate van interesse en betrokkenheid van stakeholders en van de beperkingen en mogelijkheden van lokale energiesystemen en daarbij betrokken technologie. Ook leidt het tot een routemap voor duurzame energiesystemen op lokaal niveau. Het project heeft een technisch aspect, onderzoek naar verfijning en ontwikkeling van de technologie en een sociaal en normatief aspect, studies naar aansluitingsmogelijkheden bij de wensen en mogelijkheden van burgers, instanties en bedrijven in Noord-Nederland. Bovenal is het integratief en ontwerpend van karakter.This research proposal will explore new socio- technical configurations of local community-based sustainable energy systems. Energy collectives successfully combine technological and societal innovations, developing new business and organization models. A better understanding of their dynamics and needs will contribute to their continued success and thereby contribute to fulfilling the Top Sector’s Agenda. This work will also enhance the knowledge position of the Netherlands on this topic. Currently, over 500 local energy collectives are active in The Netherlands, many of them aim to produce their own sustainable energy, with thousands more in Europe. These collectives search for a new more local-based ways of organizing a sustainable society, including more direct democratic decision-making and influence on local living environment. The development of the collectives is enabled by openings in policy but –evenly important - by innovations in local energy production technologies (solar panels, windmills, biogas installations). Their future role in the sustainable energy transition can be strengthened by careful aligning new organizational and technological innovations in local energy production, storage and smart micro-grids.
Het MADS-project brengt zeven universiteiten uit Europa en het Verenigd Koninkrijk samen met als doel een nieuw internationaal gezamenlijk masterprogramma Applied Deaf Studies (MADS) op te zetten. Het project wordt geleid door de Hogeschool Utrecht. Volkshogeschool Castberggård in Denemarken is betrokken als niet-academische partner. Het project wordt gefinancierd door de Erasmus Mundus Design Measure, die valt onder het Erasmus+ programma. Alle betrokken academici in het project zijn doof, waardoor het het grootste door doven geleide academische consortium ooit is.Doel MADS heeft tot doel drie belangrijke lacunes op het gebied van Deaf Studies aan te pakken: Gebrek aan beschikbare onderwijsmogelijkheden op Master niveau: ondanks significante vooruitgang op het gebied van Deaf Studies de afgelopen jaren, is er een gebrek aan overeenkomstige groei in onderwijsprogramma’s. Momenteel is er geen masterprogramma Deaf Studies in het Verenigd Koninkrijk en Europa. Gebrek aan verbinding tussen onderzoek en praktijk: onderzoeksresultaten in Deaf Studies moeten worden toegepast op praktische gebieden zoals belangenbehartiging, onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Daarom is het de bedoeling dat MADS een programma wordt in Applied Deaf Studies, om studenten uit te rusten met vaardigheden voor de professionele praktijk, zodat onderzoeksresultaten bijdragen aan oplossingen in de echte wereld. Gebrek aan toegang voor dove studenten tot programma's Deaf Studies: hoewel het programma open zal staan voor alle studenten, streeft MADS specifiek naar werving van dove studenten wereldwijd. Dove studenten hebben traditioneel meer barrières en minder kansen gehad om hoger onderwijs te volgen, met name in programma's Deaf Studies. In april 2023 organiseerde het MADS consortium een workshop samen met de Frontrunners studenten en leerkrachten aan Castberggård in Denemarken. Daar werd onder meer curriculumontwikkeling besproken, en de structuur en opzet van een mogelijke Master. In 2023 zullen er ook nog presentaties en workshops zijn op het Wereld Congres van de Werelddovenfederatie in Jeju, Zuid-Korea, en op de International Deaf Academics and Researchers conference in Wenen, Oostenrijk. Van 11-15 december organiseren we een Applied Deaf Studies Taster Week in Ål, Noorwegen. Meer informatie volgt. Resultaten Aan het einde van het project is het doel: Zijn de universiteiten geïdentificeerd die MADS gaan aanbieden. Is een nieuw, innovatief geïntegreerd transnationaal studieprogramma ontwikkeld. Zijn er een gezamenlijk accreditatiesysteem en gezamenlijke procedures voor studentenaanmelding en toelating opgezet. Looptijd 01 november 2022 - 31 januari 2024 Aanpak Het huidige MADS-project voert een behoefteanalyse uit onder potentiële studenten en organisaties in het werkveld, met als doel curriculumontwikkeling. Impact voor het onderwijs Dit project dicht de kloof tussen Deaf Studies onderzoek, dat exponentieel gegroeid is de laatste 10 jaar, en toepassingen van dit onderzoek in de beroepspraktijk, en het onderwijs. We willen bereiken dat nieuw onderzoek in Deaf Studies de vertaalslag maakt naar het onderwijs, en naar de beroepspraktijk. Cofinanciering Het onderzoek wordt medegefinancierd door Erasmus Mundus Design Measure (Erasmus +). Downloads en links