The imbalance between demand and supply in Dutch healthcare led to the introduction of task redistribution at the beginning of the 21st century. Some new occupations arrived, and many, especially occupations in allied healthcare, underwent major changes in scope of practice and authorization. One example is dental hygiene, which is the field of study chosen for this thesis.
BACKGROUND: In the Netherlands, the scope of dental hygiene practice was expanded in 2006. The objective of this study was to explore reasons among dentists and dental hygienists for supporting or opposing an extended scope of practice and to find explanatory factors.METHODS: A questionnaire containing pre-defined reasons and an open-ended question was distributed among 1,674 randomly selected members of two Dutch professional associations (874 dentists, 800 dental hygienists). Data were analyzed with binary logistic regression with Bayesian information criterion (BIC) model selection.RESULTS: Response were obtained from 541 practitioners (32.3%): i.e., 233 dentists (43.1%) and 308 dental hygienists (56.9%). Non-response analysis revealed no differences, and representativeness analysis showed similarities between samples and target populations. Most often, dentists reported flexible collaboration (50.2%) and dental hygienists indicated task variation (71.1%) as supportive reasons. As opposing reasons, dentists generally reported quality of care (41.2%) and dental hygienists' self-competence (22.7%). Reasons were explained by profession, gender, and new-style practitioners.CONCLUSION: Dentists and dental hygienists conveyed different reasons for supporting or opposing an extended scope of dental hygiene practice. Outcomes can be categorized as reasons related to economic, professional status, quality, job satisfaction, and flexible collaboration and are not only explained by profession.
Abstract Background: Good dental hygiene is important to prevent or reduce frailty in the elderly. Research shows that 66% of elderly patients admitted to a nursing home have bad dental hygiene. During their stay, dental hygiene remains moderate to bad. To start addressing this issue, a group of students (nursing, occupational therapy, computer science and health care technology), part of an exchange collaboration facilitated through our Vitale Delta Research Program, have been researching 1) why caregivers struggle to give good dental hygiene, 2) which eHealth applications could support the (professional) caretakers and the elderly in performing appropriate dental hygiene, and 3) to develop an app to support dental hygiene.
In het PRIMa mond CARE project wordt onderzocht in hoeverre de mondgezondheid bijdraagt aan de voorspelling van kwetsbaarheid bij thuiswondende ouderen.Doel Het doel van het PRIMa mond CARE project is te onderzoeken in hoeverre mondgezondheid bijdraagt aan de voorspelling van kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen. Resultaten Voor het onderzoek zijn 1202 ouderen geïncludeerd, waarvan 45% mannen. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 73 jaar. De eerste resultaten laten verbanden zien tussen kwetsbaarheid en onderstaande gezondheidsfactoren: • het bezoeken van de tandarts voor een spoedconsult; • het ervaren van ongemakken in de mond; • het aanpassen van de voeding als gevolg van ongemakken in de mond en • het dragen van een gebitsprothese. De volgende artikelen over dit onderzoek zijn inmiddels gepubliceerd: 'Probing problems and priorities in oral health among community dwelling elderly in the Netherlands' in het International Journal of Health Sciences and Research. In het International Journal of Health Services is het artikel 'Needs in Sevice Provision for Older People: An comparison Between Greater Manchester (United Kingdom) and Utrecht (the Netherlands)' gepubliceerd. Recentelijk verscheen ‘’Measurement properties of oral health assessments for non-dental professionals in older people: a systematic review’’ in het BMC Geriatrics. Looptijd 01 november 2016 - 01 juli 2020 Aanpak De huisarts brengt met een softwareprogramma genaamd ‘’U-PRIM’’ de groep potentieel kwetsbare ouderen in kaart. De mensen uit deze screening komen in fase twee: U-CARE. Zij ontvangen een vragenlijst: de Groningen Frailty Indicator. Met de uitkomsten van de vragenlijsten worden de domeinen van kwetsbaarheid gedefinieerd. Deze mensen krijgen huisbezoek van een praktijkverpleegkundige die een zorgplan op maat maakt. De verpleegkundige screent tijdens dit bezoek de oudere ook op mondgezondheidsproblemen, naast de algemene gezondheidscontrole. Daarnaast zijn de gegevens uit het tandartsenbestand gekoppeld aan de gegevens van de huisarts. Ook zijn twee vragen over mondgezondheid toegevoegd aan de Groningen Frailty Indicator. Aan de deelnemers van het onderzoek is toestemming gevraagd om de tandartsgegevens op te vragen bij de tandarts en deze te koppelen aan de huisartsgegevens. Daarnaast zijn alle gegevens anoniem verwerkt.
Er is een toenemende vraag naar biologisch geproduceerde en afbreekbare smeermiddelen als alternatief voor op petroleum gebaseerde smeermiddelen. Het gebruik van op petroleum gebaseerde smeermiddelen heeft veel nadelen; er is een eindige voorraad van beschikbaar, ze dragen bij aan de emissie van broeikasgassen, zijn niet biologisch afbreekbaar en er zijn daarnaast zorgen over de ecotoxiciteit. Huidige Europese en Amerikaanse wetgeving schrijft voor dat, afhankelijk van het applicatiegebied, producten biologisch afbreekbaar, niet ecotoxisch mogen zijn en niet mogen accumuleren in het milieu. Plantaardige olie kan dienen als vervanger van op petroleum gebaseerde smeermiddelen, maar heeft als nadeel dat dit ten koste gaat van landbouwareaal en er dus competitie kan zijn met voedselproductie. Daarnaast beschikt de olie niet altijd over de juiste eigenschappen waardoor de gewenste levensduur niet bereikt wordt. Microbiële olie geproduceerd op koolstof afkomstig van hernieuwbare biomassa (rest-)stromen door Schwanniomyces occidentalis zou mogelijk als smeermiddel toegepast kunnen worden. Er is echter nog weinig bekend over de producteigenschappen en toepasbaarheid van deze microbiële olie in zijn huidige vorm als smeermiddel. In samenwerking met Van Meeuwen Lubrication wordt binnen dit project onderzocht wat de smerende eigenschappen van de microbiële olie zijn. Op basis van deze eigenschappen worden vervolgstappen geformuleerd om de microbiële olie aan te passen om tot een alternatief bio-smeermiddel te komen. Tevens zal gekeken worden naar het recycling van de olie na einde levensduur om te komen tot een circulair proces.