Niet iedere jongere sluit zich om dezelfde reden aan bij de jihad. En lang niet allemaal gaan ze in Syrië vechten. Om het contact met de ‘geradicaliseerde’ jongeren te herstellen, moet de samenleving naast hen gaan staan en hen niet, zoals nu, alleen maar bestraffen of begeleiden.
LINK
In de versterking van het voorkomen en aanpakken van (gewelddadig) extremisme en terrorisme is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd. Zowel internationale als nationale strategieën richten zich op preventie, bescherming, vervolging en reactie. Centraal in veel beleid staat samenwerking en informatie-uitwisseling op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Nederland geeft hieraan vorm door middel van de zogenoemde ‘brede benadering’. Die bestaat uit een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. De lokale persoonsgerichte aanpak gericht op (religieus) extremisme, vormt een onderdeel van de brede benadering. Ook zet men interventies in die gericht zijn op het risico dat individuen of groepen zouden vormen. De gemeente voert de regie en de aanpak wordt uitgevoerd door lokale professionals uit de gemeente, politie, Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) en andere (zorg)partners binnen een multidisciplinair overleg. Vaak is er overleg met het Openbaar Ministerie en de nationale overheid. Over het effect van de lokale persoonsgerichte aanpak is weinig bekend. Het doel van dit verkennende onderzoek is meer zicht te krijgen op de lokale geïntegreerde benadering.
DOCUMENT
Jongerenwerkers hebben een cruciale rol toegewezen gekregen in het bestrijden van terrorisme. Ze zijn er echter niet voor opgeleid en moeten bij gebrek aan duidelijke maatstaven handelen op basis van hun eigen waardeoordeel. Daarbij is het de vraag of sociale professionals überhaupt als agenten van sociale controle moeten optreden.
LINK
Full text via link. Human rights safeguard that individuals can develop their ideas and identity undisturbed by government or governmental agencies. With regard to radicalisation, adopting radical ideas is not a crime. Some crimes, such as hate-speech and ideological violence, are associated with radicalisation, but when individuals or groups only develop ideas without committing crimes there is no legal ground or justification for intervening.
LINK
Reclasseringsorganisaties richten zich op het verminderen van de kans op recidive. Ze letten op risicogedrag en spannen zich in om plegers van een delict een nieuwe kans te geven in de maatschappij. Ook onderzoek laat zien dat deze benadering aantoonbaar effectiever is dan hoge straffen. In de media lijkt echter de roep om strengere straffen toe te nemen. Wat is de publieke opinie?
MULTIFILE
Je zou verwachten dat de professionalisering van docenten het afgelopen coronajaar op een laag pitje stond. Maar uit onderzoek van het practoraat Docentprofessionalisering blijkt dat de unieke situatie van de coronacrisis een rijke leercontext bood voor docenten in het mbo. In dit artikel gaan we in op welke informele en formele professionaliseringsactiviteiten docenten hebben ondernomen die hen hielpen bij het vormgeven en uitvoeren van online en offline onderwijs. Daarnaast presenteren we een tool om de dialoog over docentprofessionalisering binnen het team te verbeteren.
DOCUMENT
Stel je voor: je komt als reclasseringswerker op een maandagochtend op kantoor en met het eerste telefoontje dat je krijgt doorverbonden hoor je dat een van je cliënten, een tbs-gestelde met proefverlof, op het politiebureau zit. Hij heeft het afgelopen weekend zijn vriendin gedood. Je zegt nog: ‘Maar hij heeft helemaal geen vriendin.’ ‘Nee, nu niet meer’, zegt je onwetende collega, die de vroeghulp heeft gedaan. Je weet: alle betrokkenen bij deze begeleiding zijn er steeds van overtuigd geweest dat het goed ging met je cliënt. Je hebt dat ook nog recent besproken met collega’s, met de werkbegeleider en in het TCO,1 en het in een tweemaandelijks rapport vastgelegd. Ruim 25 jaar geleden is mij iets dergelijks overkomen. Ik dacht: wat heb ik over het hoofd gezien? De kliniek, de psychiatrisch consulent en ikzelf, wij hadden regelmatig en frequent contact met de cliënt, met zijn netwerk, met zijn werkgever en met elkaar. Het was Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT)2 avant la lettre, zo intensief werd er samengewerkt tussen reclassering en kliniek; alles werd met elkaar besproken totdat we op één lijn zaten. Ik overlegde met een paar medewerkers, pakte toen de auto en reed naar het politiebureau voor een bezoek aan mijn cliënt. Hij was schuldbewust, dat wel, maar vooral moest hij lachen om onze naïviteit; hoe hij deze vriendin buiten ons zicht had weten te houden, omdat hij nu eindelijk eens iets voor zichzelf wilde hebben.
DOCUMENT
This article is about the effect of local tailored interventions to counter (violent) extremism, and therefore contributes to the academic and policy debates. It focusses on local, professional perspectives on person-specific interventions utilising a Dutch case study as the basis. The interventions are part of the wider-ranging counter terrorism policy that entails (local) measures that are deployed in relation to designated high-risk individuals and groups. By reviewing policy documents and conducting semi-structured interviews, the exploratory study concludes that the key factors for a hand-tailored intervention are a solid network, expert knowledge to assess potential signs of extremist ideology, an awareness of not having too many concurrent measures, good inter-institutional cooperation and information-sharing. The professionals involved felt that person-specific interventions have contributed to reducing the threat of religious extremism in the Netherlands. Nonetheless, municipal officials and security agents emphasised the importance of setting realistic goals and a focus on preventive rather than repressive measures. Furthermore, despite the central role that municipal actors play, they run up against problems such as cooperation within the security and care sector. National entities appear to emphasize information-gathering and monitoring more than community-focused cooperation. Thereby questioning whether, on the national level, local professionals are perceived as playing a key role in dealing with extremism.
DOCUMENT
Je kunt als leraar jezelf bijscholen in je vak, of in de didactiek van je vak. Maar professionalisering kent nog een andere dimensie: normatieve professionalisering. Het heeft te maken met de persoon van de leraar.
DOCUMENT
Een superdiverse samenleving biedt nieuwe kansen, maar ‘super’ verwijst niet zozeer naar super goed als wel naar super complex. Toekomstig onderzoek naar praktijken van burgerschap en diversiteit staat daarom voor grote uitdagingen. De eerste uitdaging betreft ons taalgebruik. Ik stel voor dat we als onderzoekers voortaan het bijvoeglijk naamwoord ‘cultureel’ zoveel mogelijk vermijden. We kunnen constateren dat het bij Surinaamse gezinnen de gewoonte is om in huis je schoenen uit te doen, of dat Nederlanders gehecht zijn aan de traditie van Sinterklaas. Maar wat voegt de mededeling dat het gaat om een culturele gewoonte of traditie aan deze beweringen toe? Niets anders dan de suggestie dat die gewoonte of traditie veroorzaakt zou worden door een onderliggende Surinaamse of Nederlandse cultuur, terwijl het er alleen maar een (helemaal niet zo essentieel) onderdeel van uit maakt. Een tweede uitdaging is een epistemische uitdaging. In het onderzoek naar omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving moeten we, naast aandacht voor de relatie tussen immigranten en de autochtone bevolking, veel meer aandacht gaan besteden aan de relaties tussen immigrantengroepen onderling: onder welke voorwaarden ontstaan vruchtbare samenwerkings- en samenlevingsverbanden, en hoe te voorkomen dat groepen tegenover elkaar komen te staan? Welke symbolische en materiële machtsverhoudingen ontwikkelen zich, en welke rol spelen hierbij factoren als inkomen, opleiding, taal, religie en habitus? Het lijkt erop dat voor het begrijpen van deze sociale dynamiek zowel het conceptuele raamwerk van gevestigden en buitenstaanders van Elias en Scotson, als de noties van economisch, sociaal en cultureel kapitaal van Bourdieu nog steeds heel bruikbaar zijn. De derde, en misschien wel grootste uitdaging is een normatieve uitdaging. Op grond van de hier voorgestelde constructivistische conceptie van cultuur kunnen we constateren dat het geen enkele zin heeft om de vraag te stellen of ‘een cultuur’ in zijn geheel moreel beter of minder is dan andere culturen. Het is daarentegen uitermate zinvol, zelfs noodzakelijk, dat we een bepaalde traditie of praktijk onder de loep nemen, en gezamenlijk exploreren hoe rechtvaardig of hoe waardevol deze (nog) is binnen de nieuwe verhoudingen van een superdiverse samenleving. Bestuurders, beleidsmakers en professionals kunnen een positieve bijdrage leveren aan de onderlinge integratie in majority-minority steden, aan de verbetering van verstandhoudingen op de werkvloer, in het onderwijs, de gezondheidszorg, het publieke debat of de openbare ruimte, wanneer ze hun rol als normatieve professional serieus nemen. Het recente debat over de rol van de figuur van zwarte Piet in de Nederlandse Sinterklaas traditie is, hoe pijnlijk ook, een mooi voorbeeld hiervan. Een ander zinvol initiatief aan De Haagse Hogeschool is de start van een ‘dilemmabank’ een interactieve databank waar medewerkers, aan de hand van het (in overleg met veel betrokkenen ontwikkeld) Handelingskader Diversiteit, dilemma’s en oplossingen uit hun eigen praktijk kunnen indienen: als bron van discussie en reflectie.
DOCUMENT