Desinformatie in dynamische mediaomgevingen hebben unieke kenmerken, zijn onderonderzocht en ondergereguleerd.Deze quickscan is onderdeel van een breder onderzoek naar desinformatie en focust op de wisselwerking tussen dynamische – veelal veranderlijke - content en desinformatie. Het onderzoek komt voort uit de vraag of in nieuwe mediaomgevingen andere vormen van desinformatie ontstaan- qua productie, verspreiding en consumptie -dan in traditionelere, statische media.We richten ons op vier mediaomgevingen: podcasts, TikTok en Instagram Stories, livestreams, en games of gameomgevingen. Deze zijn gekozen vanwege hun groeiende populariteit en de beperkte kennis over hoe desinformatie hierin functioneert.Recent onderzoek laat zien dat Nederlanders diverse mediakanalen gebruiken voor nieuws, met onder jongeren een verschuiving naar sociale media, zoekmachines en podcasts. Ook groeit de populariteit van podcasts en games.In de verkenning vinden we genoeg basis om aan te nemen dat misleidende en propagandistische content wordt verspreid via deze mediaomgevingen. Ieder medium heeft eigen kenmerken die kunnen worden benut om dergelijke content effectief over te brengen en te verspreiden. Bijvoorbeeld: TikTok nodigt uit tot korte video's met muziek, niet tot uitgebreide tekst met nuances en bronvermeldingen.Platforms verschillen ook in hoe content wordt gedeeld: alleen aan vrienden/volgers of openbaar; live of terugkijken; tijdelijk of permanent. Deze kenmerken worden bepaald door platformontwerp en gebruikersculturen met eigen trends en hypes.
MULTIFILE
Desinformatie is recent door het World Economic Forum aangeduid als één van de grootste bedreigingen van de westerse samenleving. Ironisch wellicht, want het WEF en Klaus Schwab worden juist heel vaak genoemd door complotdenkers als de leiders van de elite die het allemaal voor ons bepalen, die ons met microchips besturen, zoals we ook op de spandoeken bij de omgekeerde vlaggen langs de A7 bij Marum kunnen zien. Op de spandoeken worden rechtszaken aangekondigd tegen allerlei personen omdat die het publiek zouden hebben voorgelogen tijdens de coronapandemie. Het schijnt overigens een verdienmodel te zijn, want het zijn nog geen civiele rechtszaken, die worden pas aangespannen als er voldoende funding is binnengekomen.
LINK
De coronacrisis heeft de zwakke plekken in onze informatievoorziening pijnlijk blootgelegd: tijdens de crisis nam de verspreiding van nepnieuws enorm toe, en complottheorieën beleven hoogtij dagen. Hoe zorgen we als samenleving voor goed geïnformeerde burgers en hoe kunnen informatieprofessionals daarin een rol spelen?
DOCUMENT
Hoe herken je desinformatie? Welke skills heb je daar als jongere voor nodig en hoe kun je je ertegen wapenen? Een consortium van Europese organisaties wil hierbij helpen met het project SMILES, een nieuwe lesmethode waarbij docenten en bibliotheekprofessionals samenwerken om de mediawijsheid van leerlingen tussen de 12 en 15 jaar te vergroten. Een inkijkje in het project.
DOCUMENT
Tussen 1 maart 2021 en 30 april 2023 heeft een consortium (bestaande uit in Nederland: de Koninklijke Bibliotheek (KB), De Haagse Hogeschool, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum; in België: Media & Learning Association te Leuven en Public Libraries 2030 te Brussel; en in Spanje: Fundación Platoniq te Barcelona) een door Erasmus+ gesubsidieerd onderzoeksproject uitgevoerd naar nieuwsmediawijsheid onder jongeren. Het ging om Nederlandse, Belgische en Spaanse jongeren in de leeftijd van 12-15 jaar. Voor de projecttitel is gekozen voor het acroniem SMILES, dat staat voor ‘innovative methodS for Media & Information Literacy Education involving schools and librarieS’. De belangrijkste doelen van het SMILES-project zijn: • Het vormen van duo’s tussen bibliothecarissen en docenten uit het voortgezet onderwijs in de drie Europese landen, die met behulp van train-the-trainer workshops in staat werden gesteld om middelbare scholieren les te geven over nieuwsmediawijsheid in relatie tot desinformatie; • De leerlingen helpen om digitale technologieën veiliger en verantwoorder te gebruiken met een focus op de herkenning van betrouwbare en authentieke informatie versus het weerbaarder worden tegen desinformatie; • Het ontwikkelen van vijf modules dienend als lesmateriaal voor de Nederlandse, Belgische en Spaanse leerlingen tussen de 12-15 jaar met als doel hen desinformatie te laten herkennen en hen hiertegen weerbaarder te maken; • Een wetenschappelijke evaluatie van de effectiviteit van de geïmplementeerde lessen door middel van een effectmeting met behulp van ‘kennistoetsen vooraf’ en ‘kennistoetsen achteraf’; • Een versterking van de bestaande samenwerkingen en het opzetten van nieuwe samenwerkingen tussen scholen en bibliotheken in de drie partnerlanden. Het SMILES-project is uitgevoerd aan de hand van drie werkpakketten. In het eerste werkpakket werden vijf zogenaamde ‘Baseline-onderzoeken’, oftewel literatuuronderzoeken, uitgevoerd. Centraal stond de vraag wat de verschillende onderwijsbenaderingen in Spanje, België en Nederland zijn met betrekking tot desinformatie en hoe deze benaderingen met elkaar zijn te verbinden. Op basis van deze onderzoeken werden in het tweede werkpakket de vijf modules ontwikkeld. Daarnaast werd aan de onderwijzende duo’s het door SMILES op maat ontwikkelde trainingsprogramma aangeboden via een ‘train-the-trainer-methodiek’ om veilig en verantwoord het gebruik van digitale mediatools in te kunnen zetten tijdens de lessen met de leerlingen. Ook werden op basis van de literatuur omtrent desinformatie de kennistoetsen ontworpen om een effectmeting van de train-the-trainer workshops en de lessen te kunnen uitvoeren onder respectievelijk de trainers (onderwijzende duo’s) en de leerlingen. Deze kennistoetsen bevatten stellingen over desinformatie die door respondenten juist of onjuist beantwoord werden. Het aantal juist beantwoorde stellingen voorafgaand aan de lessen werd vergeleken met het aantal juist beantwoorde stellingen na afloop van de lessen. Op deze manier werd getracht een positief leereffect van de ingezette lessen te bewijzen. In het derde werkpakket werden de resultaten uit de ‘kennistoetsen vooraf’ en de ‘kennistoetsen achteraf’ geanalyseerd. Naast deze kwantitatieve analyses, werd ook met behulp van kwalitatieve resultaten geanalyseerd en bekeken in hoeverre de trainingen aan de trainers (onderwijzende duo’s)en de lessen met de vijf modules voor de leerlingen doeltreffend zijn gebleken in het respectievelijk onderwijzen, herkennen van en weerbaarder worden tegen desinformatie. Daarmee reflecteren we ook op de vraag of de geteste methodologie in de drie landen effectief is geweest: wat zijn de ‘best practices’ en waar zien we verbeterpunten? Uit de analyse blijkt dat de stellingen uit de kennistoetsen onvoldoende aansluiten bij de modules om een significante leercurve te kunnen vaststellen. Wel blijkt uit de kennistoetsen dat leerlingen zélf zeggen na het volgen van de lessen het verschil te kunnen zien tussen desinformatie en betrouwbaar nieuws. Daarnaast geven de leerlingen aan nieuwe dingen te hebben geleerd en meer te willen weten over het onderwerp desinformatie. Het leereffect blijkt ook uit de analyse van de kwalitatieve data: de modules hebben duidelijk een toegevoegde waarde in het verzorgen van onderwijs over nieuwsmediawijsheid in relatie tot desinformatie en journalistiek. Ook uit de kennistoetsen die onder de trainers (de onderwijzende duo’s) zijn ingevuld, blijken geen significante verschillen tussen het aantal juist beantwoorde stellingen in de ‘kennistoets vooraf’ en ‘kennistoets achteraf’ en zijn er geen duidelijke onderlinge verschillen tussen de landen waarneembaar. Wel blijkt, ook hier weer op grond van de kwalitatieve data, dat een ruime meerderheid van de trainers na afloop van de train-the-trainer workshops het gevoel heeft zelf de lessen aan de leerlingen te kunnen verzorgen. Ook blijkt uit de verschillende kwalitatieve bronnen dat docenten erg positief zijn over de modules. Zij geven aan dat de modules goed in elkaar zitten en een toevoeging vormen op het bestaande lesmateriaal. Alle trainers geven dan ook aan door te gaan met het onderwijzen van de door SMILES ontwikkelde modules, al zullen ze dat in de nabije toekomst soms in aangepast vorm doen. Het onderhavige rapport sluit af met aanbevelingen voor docenten en bibliotheekprofessionals die aan de slag willen gaan met de door SMILES ontwikkelde en geteste modules.
DOCUMENT
In Achter het nepnieuws neemt de journalist en informatieprofessional Vincent Janssen je mee op een zoektocht naar de algoritmes, echokamers en complottheorieën die worden gezien als de basis voor verschillende soorten desinformatie. Die ontdekkingsreis leidt tot soms verrassende conclusies en aanbevelingen. Deze bundel bevat zes afzonderlijke bijdragen van Janssen, die oorspronkelijk zijn gepubliceerd in IP, vakblad voor informatieprofessionals. Ze zijn geselecteerd door Jos van Helvoort voor het mini-symposium Nepnieuws en het hoger onderwijs. Uitgegeven ter gelegenheid van het mini-symposium Nepnieuws en het hoger onderwijs op donderdag 30 juni 2022. Met een voorwoord van Jos van Helvoort.
DOCUMENT
Hoe veilig is het internet voor jongeren? Zijn online pesterijen, seksuele intimidatie en online oplichting eerder uitzondering of regel? Hoe gaan jongeren om met desinformatie en nepnieuws? Kortom, wat speelt er in deze coronatijd nu jongeren nòg meer afhankelijk zijn van internet? Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar online veiligheid en mediawijsheid onder 423 Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs.
DOCUMENT
The purpose of this literature study is to obtain information about educational approaches to teaching 11 to 12 years old children focusing on how to distinguish between real news and fake news. With this purpose we studied 16 academic papers about learning activities to make primary school children media-literate and able to recognise fake news. What we found is that having children create their own news messages seems to be the most effective approach. News messages that they create can be text messages as well as videos, audios, pictures and animations. Based on this conclusion, students from The Hague University of Applied Sciences Teacher Training Institute (PABO) have been asked to develop a set of learning materials that can be used for instruction in primary schools. The effectiveness of those materials is currently being tested at an elementary school in Rijswijk. The results of the literature and the field study will be shared in the Dutch centre of expertise for media literacy education, Mediawijzer.net.
MULTIFILE
Kinderen groeien op in een wereld die gekenmerkt wordt door een overvloed aan informatie, vooral afkomstig van sociale media. In december 2016 had meer dan 80% van de kinderen van 11 jaar oud de beschikking over een mobiele telefoon die verbonden is met het internet (Kennisnet 2017, p. 16). Te verwachten is dat die groep anno 2020 alleen maar groter is geworden. YouTube, WhatsApp, Instagram en TikTok zijn immens populair onder jongeren maar niet alle informatie, filmpjes en foto’s die ze daar bekijken zijn betrouwbaar. Het verschijnsel nepnieuws is al enige jaren een actueel onderwerp van discussie, vooral sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 (Gilchrist, 2018). Hoewel er aanwijzingen zijn dat het gevaar op misleiding door nepnieuws (desinformatie) of andere vormen van onbetrouwbare informatie (misinformatie) in Nederland minder groot is dan in andere landen (Lauf, Sierhuis en Weggemans, 2018) heeft de Nederlandse overheid als beleid geformuleerd dat ze wil voorkomen dat de democratie en de rechtsorde in ons land erdoor worden ondermijnd. Het kabinet zet daarbij uitdrukkelijk in op verbetering van het vermogen van de burgers om desinformatie te herkennen (Rijksoverheid.nl, 2019). Dat is begrijpelijk als we weten dat onderzoek van het Rathenau Instituut aangeeft dat de mediawijsheid van verschillende groepen burgers (en ook die van jongeren!) vaak tekortschiet (Van Keulen, Korthagen, Diederen en Van Bohemen, 2018). Onderwijs in het herkennen van nepnieuws is dus relevant, óók in de Nederlandse context. Literatuuronderzoek dat wij eerder uitvoerden (Van Helvoort en Hermans, in voorbereiding) geeft aan dat als je kinderen wilt leren hoe ze betrouwbaar nieuws van nepnieuws kunnen onderscheiden, het een effectieve aanpak is om ze zelf nieuwsberichten te laten maken (zie onder andere National Literacy Trust, 2018). Een voordeel van zo’n activerende werkvorm is dat die leidt tot beter begrip van het verschijnsel ‘nieuws’ maar ook dat er een blijvende interesse voor het onderwerp tot stand kan worden gebracht (Tremio, 2017). Met die kennis in het achterhoofd hebben we studenten van de PABO van De Haagse Hogeschool gevraagd om een reeks van vijf lessen te ontwerpen en uit te voeren, waarin kinderen van de hoogste groepen van een basisschool leren wat nepnieuws is, hoe en waarom het wordt gemaakt en hoe het kan worden herkend. In aanvulling op de lessen maakten de studenten vijf quizzen waarmee aan het einde van iedere les werd getest of kinderen het verschil tussen betrouwbare berichten en nepberichten konden herkennen. De lessen werden gegeven in het Kindcentrum Snijders in Rijswijk, een basisschool waar ieder kind van groep 2 tot en met groep 8 een eigen iPad heeft waarvan de beschikbare apps door de school zelf worden beheerd. De kinderen die in het onderzoek hebben meegedaan waren dus gewend om te werken met digitale media. Gedurende vijf weken hebben de kinderen deelgenomen aan de lessen waarin ze onder andere zelf nepnieuws hebben gecreëerd. Door het onderzoek te beperken tot één groep kinderen van een specifieke basisschool waren de studenten in staat om een op maat gemaakte intensieve lessenreeks te ontwerpen en uit te voeren.
MULTIFILE
The purpose of this research is to find evidence for the assumption that allowing children to create their own news messages is an effective approach to teach them how to distinguish between reliable news and fake news. Three students of the primary teacher training programme of The Hague University of Applied Sciences developed five lessons concerning fake news and five Kahoot! quizzes for each of those lessons. They taught the lessons they developed under the supervision of a primary school teacher and one of their lecturers from the university. A Friedman test on the scores of the Kahoot! quizzes indicate that the children made progress over the course of the study. In addition, it appears that the children appreciated the lessons and that they have learned how news is created and how fake news can be recognised. The outcomes of this study have prompted a larger, international Erasmus+ project. Schools and libraries in three countries will investigate similar innovative blended-learning approaches for pupils between ages 12 to 15.
MULTIFILE