Implementing new information systems and devices, in high-reliability organizations such as operating rooms (OR’s) in hospitals, is complex. To improve the success and efficiency of these implementations we constructed a protocol for implementation for digitization and devices in OR’s. This protocol consists of implementation factors, implementation activities, and implementation instructions. In this study, we evaluated this protocol. To gather data, we organized three focus group sessions with participants holding different job roles at different departments: a surgeon, a methodologist, anesthesiologists, a scrub nurse, a training officer, innovations officers, and OR-management. We gathered qualitative data regarding completeness, clearness, and the ability to execute. Sessions were video-recorded, transcribed, and coded in Nvivo for Windows according to Toulmins Argumentative Pattern. Based on this analysis, revisions to factors, activities, and instructions are presented for protocol enhancement; experts confirm that an implementation protocol is needed to increase implementation efficiency and adoption of new devices.
Mobility hubs facilitate multimodal transport and have the potential to improve the accessibility and usability of new mobility services. However, in the context of increasing digitalisation, using mobility hubs requires digital literacy or even owning a smartphone. This constraint may result in the exclusion of current and potential users. Digital kiosks might prove to be a solution, as they can facilitate the use of the services found at mobility hubs. Nevertheless, knowledge of how digital kiosks may improve the experience of disadvantaged groups remains limited in the literature. As part of the SmartHubs project, a field test with a digital kiosk was conducted with 105 participants in Brussels (Belgium) and Rotterdam (The Netherlands) to investigate the intention to use it and its usability in the context of mobility hubs. This study adopted a mixed methods approach, combining participant observation and questionnaire surveys. Firstly, participants were asked to accomplish seven tasks with the digital kiosk while being observed by the researchers. Finally, assisted questionnaire surveys were conducted with the same participants, including close-ended, open-ended and socio-demographic questions. The results offer insights into the experience of the users of a digital kiosk in a mobility hub and the differences across specific social groups. These findings may be relevant for decision-makers and practitioners working in urban mobility on subjects such as mobility hubs and shared mobility, and for user interface developers concerned with the inclusivity of digital kiosks.
LINK
Constante vernieuwingen op het gebied van digitale technologie in zowel prive- als publieke omgevingen kenmerken de huidige samenlevingen en benadrukken de alsmaar belangrijker wordende rol daarin voor socio-technische systemen. De uitdaging is om voorafgaand, tijdens en na de ontwikkeling van deze systemen de mens en zijn digitale, sociale en fysieke omgeving centraal te blijven stellen. Dit vraagt om een duidelijk inzicht in de behoeften, wensen en eisen van mensen, zodat deze vertaald kunnen worden naar digitale technologie die een positieve bijdrage levert aan gezondheid, welzijn en participatie. Toegepast onderzoek naar het ontwerp- en appropriatieproces van digitale technologie voor maatschappelijk welbevinden is nodig om succesvol gebruik, implementatie, evaluatie en opschaling te bevorderen. Een goede samenwerking en beter begrip van elkaars doelen, motieven en werkwijzen, tussen zowel ontwerpers en gebruikers als tussen onderzoek, onderwijs en het werkveld, zijn hiervoor absolute vereisten. Lector Digital Life dr. Somaya Ben Allouch pleit in haar rede voor meer aandacht voor een mensgerichte ontwerpaanpak van digitale technologie. Het onderzoek van het lectoraat richt zich op innovatieve, digitale technologie op het gebied van mens-systeem interactie, sensoren en hun data en creatieve methodes voor gezondheid, welzijn en participatie. In de rede zal nader worden ingegaan op hoe het onderzoek van het lectoraat Digital Life bijdraagt aan het (inter)nationale netwerk van onderzoek, onderwijs en praktijk op het snijvlak van technologie, gezondheid en welzijn.
Onderdeel van het RAAK Publiek-project was het ontwikkelen van een eHealth platform (www.vkbmonitor.nl) waarin bestaande smart devices werden gebruikt (bijvoorbeeld Fitbit One) of nieuwe zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld iCaptur). Na een periode van intensief gebruik werden de belemmerende en bevorderende factoren van het gebruik van de VKB-monitor en de smart devices zoals ervaren door professionals en patiënten in kaart gebracht. Deze inventarisatie maakte duidelijk, dat fysiotherapeuten, ondanks dat zij doordrongen zijn van de voordelen van technologieën, veel barrières ervaren om eHealth en smart devices in de praktijk te implementeren. Er blijkt dus een verschil te zijn tussen wat fysiotherapeuten in theorie ondersteunen en de mate waarin fysiotherapeuten in de zorgpraktijk eHealth en smart devices daadwerkelijk (kunnen) inzetten. Onze ervaring vanuit het RAAK Publiek-project is dat de inzet van technologieën voor het monitoren van herstel van mensen na een VKB-reconstructie in ieder geval geen vanzelfsprekendheid is. Voor het duurzame inzetten van deze technologieën heeft men competenties nodig, zoals digitale geletterdheid waaronder ‘mediawijsheid’, die vertaald moeten worden naar het dagelijks fysiotherapeutisch methodisch handelen van de zorgprofessional. Denk hierbij o.a. aan ‘het veilig en ethisch omgaan met technologie’ en ‘afwegingen kunnen maken tussen e-zorg en face-to-face behandeling’. Toekomstige zorgprofessionals dragen in het ideale geval ook bij aan de (door)ontwikkeling van technologie om deze optimaal te laten aansluiten bij de dagelijkse praktijk. Hiervoor moeten zij verbeterpunten kunnen herkennen en samen met ontwikkelaars (Bèta Sciences & Technology, CMD en ICT) naar oplossingen zoeken (‘sociale en culturele vaardigheden’ en ‘communicatie’). We denken de kans op het gebruik van technologie in de fysiotherapiepraktijk te kunnen vergroten door expliciet aandacht te besteden aan deze 21st century skills binnen de fysiotherapieopleiding van Zuyd (http://curriculumvandetoekomst.slo.nl/21e-eeuwse-vaardigheden). Tijdens het RAAK Publiek-project was er al intensieve betrokkenheid van studenten, onderzoekers en docenten van de opleidingen fysiotherapie, communicatie en multimedia design (CMD), ergotherapie, biometrie, Bèta Sciences & Technologie en ICT en de lectoraten ‘Voeding, Leefstijl en Bewegen’ en ‘Smart Devices’. De betrokken studenten hebben vooral binnen het top-traject van deze opleidingen (jaar 3,4) kennis gemaakt met de inhoud van het project (afstudeerproject of werkstudent). Ook is er een workshop ontwikkeld (onderwijs) om fysiotherapeuten met de VKB-monitor vertrouwd te maken. Willen eHealth en smart devices een grotere kans van slagen hebben om structureel ingebed te worden in de fysiotherapiepraktijk, zullen alle toekomstige fysiotherapeuten vroegtijdig gesensibiliseerd en opgeleid moeten worden om de benodigde competenties hiervoor te ontwikkelen. Voor een duurzame inbedding moet het onderwerp: 1) vroeger aan bod komen in het onderwijs (jaar 1,2), waarbij de bovengenoemde competenties (bijvoorbeeld ‘afwegen tussen e-zorg en face-to-face’) centraal staan en 2) aan alle studenten aangeboden worden. Daarnaast moeten studenten fysiotherapie leren om interprofessioneel samen te werken met (toekomstige) professionals vanuit Bèta Sciences & Technologie, CMD en ICT om technologieën te optimaliseren voor de praktijk. In dit project willen we daarom een verdiepingsslag maken naar duurzame inbedding van de thematiek in het onderwijs via de ontwikkeling van een set van interprofessionele en interfacultaire onderwijseenheden, in de vorm van bijvoorbeeld casuïstiek en co-creatie technieken.
My research investigates the concept of permacomputing, a blend of the words permaculture and computing, as a potential field of convergence of technology, arts, environmental research and activism, and as a subject of future school curricula in art and design. This concept originated in online subcultures, and is currently restricted to creative coding communities. I study in what way permacomputing principles may be used to redefine how art and design education is taught. More generally, I want to research the potential of permacomputing as a critical, sustainable, and practical alternative to the way digital technology is being taught in art education, where students mostly rely on tools and techniques geared towards maximising productivity and mass consumption. This situation is at odds with goals for sustainable production and consumption. I want to research to what degree the concept of permacomputing can be broadened and applied to critically revised, sustainable ways of making computing part of art and design education and professional practice. This research will be embedded in the design curriculum of Willem de Kooning Academy, focused on redefining the role of artists and designers to contribute to future modes of sustainable organisation and production. It is aligned with Rotterdam University of Applied Sciences sectorplan masters VH, in particular managing and directing sustainable transitions. This research builds upon twenty years of experience in the creative industries. It is an attempt to generalise, consolidate, and structure methods and practices for sustainable art and design production experimented with while I was course director of a master programme at WdKA. Throughout the research I will be exchanging with peers and confirmed interested parties, a.o.: Het Nieuwe Instituut (NL), RUAS Creating 010 kenniscentrum (NL), Bergen Centre for Electronic Arts (NO), Mikrolabs (NO), Varia (NL), Media Arts department at RHU (UK), Media Studies at UvA (NL).
Gebouwautomatiseringssystemen voor de utiliteitssector zoals kantoren, scholen, ziekenhuizen vereisen steeds meer functionaliteit om tegemoet te komen aan nieuwe eisen en wensen van gebouwbeheer en eindgebruikers op gebied van o.a. comfort, bezetting, onderhoud interieur, afvalbeheer, energie en dergelijke. De recente technologische ontwikkelingen maken het mogelijk om de gebouwbeheersystemen in te zetten voor innovatieve toepassingen. Maar door lastige toegankelijkheid van bestaande systemen kunnen gebouwbeheerders onvoldoende gebruik maken van deze vernieuwingen. Fabrikanten van gebouwbeheersystemen (GBS) hebben hun producten (vaak op basis van BACnet) veelal zo ingericht dat onderlinge competitie en vrije marktwerking voor verschillende vernieuwende elementen op gebied van digitalisering van beheer- en onderhoudstaken moeilijk is. Recente ontwikkelingen maken het mogelijk binnen de field layer van BACnet dat nieuwe devices aan het bestaande gebouwbeheersysteem gekoppeld kunnen worden en reeds bestaande devices kunnen worden aangestuurd. Nieuwe open source data-mining applicaties (bijv. van Rapid Miner, IBM, Oracle) bieden daarbij de mogelijkheid nieuwe gegevens te genereren om het beheer van gebouwen verder te optimaliseren. Deze ontwikkelingen maken de weg vrij voor verdere toepassingen en innovaties en bieden kansen voor betrokken bedrijven in deze sector. Echter, gebouwbeheerders en installateurs zijn nog onwetend of onzeker van de mogelijkheden m.b.t. prestaties, robuustheid, integreerbaarheid en ondersteuning terwijl de behoefte tot nieuwe diensten groeit. In dit KIEM project wordt met een consortium van een sensor/ICT-ontwikkelbedrijf (Octo), een totaal installateur (E+W) (Lomans Amersfoort), een gebouwbeheerder (HU bedrijfsvoering) en drie onderzoekers uit verschillende lectoraten van de hogeschool Utrecht verkend welke open source datamining tools en innovatieve sensorsystemen van belang kunnen zijn voor de huidige gebouwautomatisering. Er wordt verkend waar de knelpunten zijn en waar de kansen liggen tot integratie. Daarbij kan gedacht worden aan diensten op basis van gebouwbeheer zoals gegarandeerd comfortabel binnenklimaat, efficiënte bezettingsgraad van ruimtes, vernieuwend afvalbeheer en optimale energiehuishouding. Maar ook andere potentiële diensten zullen verder worden onderzocht samen met ketenpartners en ICT/sensorsysteem-innovators. Deze verkenningen worden vertaald naar een programma voor vervolgonderzoek.