In totaal zijn er 57 dorpshuizen in Noord-Groningen. Van deze dorpshuizen is een rankinglijst ingevuld op de kenmerken Sociaal, Fysiek en Financieel. Uit deze rankinglijst zijn tien dorpshuizen naar voren gekomen die de hoogste scores hebben op de rankinglijst, met als topdrie: ’t Fivelhoes te Zijldijk, Dorpshuis Wirdum te Wirdum en Dorpshuis Weersterheem te Garrelsweer.Studentonderzoek in het kader van het thema Werklandschappen
DOCUMENT
In dit onderzoeksrapport wordt een weergave gegeven van de alternatieven voor dorpshuizen in Noord- Groningen. De opdrachtgever CAB (Centrum Arbeid en Beleid) wil deze alternatieve dorpshuizen duidelijk in kaart hebben gebracht, dit houdt in dat er op meerdere fronten onderzoek zal worden gedaan naar deze alternatieven voor dorpshuizen. Dit gebeurt op het gebied van fysieke- , sociale- en financiële kenmerken van deze alternatieven voor dorpshuizen. Bij het onderzoek naar het fysieke aspect moet met name de staat van het alternatieve dorpshuis belicht worden, ook wordt gekeken waar deze alternatieve dorpshuizen gevestigd zijn. Er wordt gekeken naar locaties, het aantal mensen en activiteiten voor het sociale aspect van dit onderzoek. Op het financiële gebied wordt met name gekeken naar de jaarverslagen van de alternatieve dorpshuizen. Echter doordat deze vaak in beheer zijn van particuliere beheerders, die niet bereid waren een jaarverslag te verstrekken, was het vrijwel niet mogelijk deze jaarverslagen op te vragen. Om de opdracht van CAB duidelijk te omschrijven is een doelstelling en een probleemstelling opgesteld. De doelstelling van dit onderzoek luidt als volgt; Het in kaart brengen van de alternatieven voor dorpshuizen. Daarbij wordt gekeken naar de fysieke, sociale en financieel aspecten.. De probleemstelling om het bovenstaande onderzoeksdoel te bereiken luidt als volgt; Wat zijn de fysieke-, sociale- en financiële kenmerken van de alternatieven voor dorpshuizen in Noord- Groningen? Studentonderzoek in het kader van het thema Werklandschappen
DOCUMENT
Dit rapport is onderdeel van een reeks van drie rapporten over het thema maatschappelijke voorzieningen op het platteland die de lectoraten Krimp & Leefomgeving en Maatschappelijk Vastgoed in samenwerking met de gemeente Slochteren maken. Dit eerste gedeelte bevat de resultaten van het onderzoek naar het gebruik en de waardering van voorzieningen in de gemeente Slochteren.
DOCUMENT
Als onderdeel van de proeftuin voor energiebesparing voor minder hoge inkomens van de gemeente Aa en Hunze, heeft het lectoraat Communication, Behaviour and the Sustainable Society van de Hanzehogeschool Groningen een nulmeting gedaan, met betrekking tot de verschillende partijen waarmee huishoudens met een minder hoog inkomen in contact staan en de relatie van die partijen tot het project. Daarnaast is met de nulmeting de behoefte aan ondersteuning van de doelgroep en de mogelijkheden daartoe, in kaart gebracht. Het onderzoek was gericht op de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: 1) Wie verstaan we onder de groep van minder hoge inkomens?2) Hoe kunnen we de groep van minder hoge inkomens binnen de gemeente Aa en Hunze bereiken?3) Welke partijen staan in contact met deze doelgroep? 4) In hoeverre neemt de groep van minder hoge inkomens al deel aan de energietransitie en wat zijn hun belemmeringen?5) Wat gaat deze huishoudens helpen, zodat ze wel/meer kunnen deelnemen aan de energietransitie?Er is een stakeholdersanalyse uitgevoerd, waarbij eerst alle stakeholders van het project zijn geïdentificeerd (onderscheiden naar maatschappelijke organisaties en bedrijven) en waarbij vervolgens een deel van de stakeholders is geïnterviewd en een ander deel een aantal vragen via e-mail heeft beantwoord. Op basis van de informatie die door de stakeholders is gegeven is een sociale netwerkanalyse uitgevoerd waarmee het netwerk van de maatschappelijke organisaties in kaart is gebracht. In totaal is informatie van 34 maatschappelijke organisaties en 10 bedrijven verzameld. Daarnaast is met behulp van een vragenlijst, die breed onder de inwoners van de gemeente is verspreid, een beeld van de inwoners van de gemeente opgesteld (in relatie tot de energietransitie) en de context waarin ze leven. De vragenlijst is breed onder de inwoners verspreid en aanvullend is gericht via een deur-aan-deur actie en via sociale media, respons van de doelgroep verzameld. Het vragenlijstonderzoek heeft in totaal 245 bruikbare reacties van inwoners opgeleverd.Als laatste is in een aantal gesprekken met de doelgroep, aanvullende informatie verzameld. Deze gesprekken zijn gevoerd met cliënten van de welzijnsorganisatie Tinten, bezoekers aan het Taalhuis en klanten van de Voedselbank. In totaal is met 35 inwoners gesproken.Uit het onderzoek is gebleken dat de doelgroep van huishoudens met een minder hoog inkomen, zeer divers is. De gemene deler van de huishoudens is dat ze weinig geld te besteden hebben. De redenen waarom inwoners weinig geld te besteden hebben is echter zeer verschillend. De doelgroep bestaat grotendeels uit huurders, maar omvat ook huiseigenaren.De doelgroep kan het beste worden bereikt door middel van persoonlijk contact in de eigen leefomgeving van de inwoners, via bestaande contacten van (maatschappelijke) organisaties zoals het welzijnswerk, de schuldhulpverlening of woningbouwcorporaties of via het sociale netwerk van de inwoners.Een groot aantal maatschappelijke organisaties staat in contact met de doelgroep. De energietransitie en energiearmoede bij mensen met een minder hoog inkomen is echter een onderwerp waar ze zich nog nauwelijks mee bezig houden. Ze hebben ook onderling nauwelijks contact met betrekking tot de energietransitie voor de doelgroep. Opvallend is verder dat er met betrekking tot de energietransitie voor de doelgroep zo goed als geen contacten tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven zijn, evenmin als met inwonersorganisaties, zoals dorpshuizen en verenigingen voor dorpsbelangen. Bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn wel gemotiveerd om aan te sluiten bij het project. Bedrijven hebben daarvoor concrete ideeën wat ze zouden kunnen bijdragen, bij maatschappelijke organisaties is het beeld van hun mogelijke rol in de proeftuin minder concreet.Inwoners met een minder hoog inkomen hebben een positieve houding tegenover de energietransitie. Ze zijn echter nauwelijks bezig met het onderwerp en nemen in beperkte mate deel aan de energietransitie. Een belangrijke belemmering voor hen is (vanzelfsprekend) het gebrek aan financiële middelen, maar ze zijn ook meer met andere, urgente, problemen die ze ervaren, bezig. Ze zijn minder bereid dan mensen met een hoger inkomen om zelf iets te doen om hun huis of buurt te verduurzamen. Dat is echter niet altijd een kwestie van niet willen: ze ervaren juist meer urgentie met betrekking tot de energietransitie dan mensen met een hoger inkomen. Ze ervaren daarnaast minder controle en hebben minder het gevoel dat zij zelf iets kunnen bijdragen. Het ontbreekt de doelgroep daarnaast veelal aan concreet handelingsperspectief en ze zijn nauwelijks op de hoogte van het gemeentelijk beleid en de kansen die dat biedt en ze houden vooral instituties verantwoordelijk voor de energietransitie.Al met al kan er worden geconcludeerd dat de groep van minder hoge inkomens nog niet voldoende betrokken is bij de energietransitie, maar tegelijkertijd lijken er verschillende aanknopingspunten te zijn om hiermee aan de slag te gaan. Dit zou vanuit verschillende invalshoeken kunnen worden aangevlogen, waarbij maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners gezamenlijk zouden kunnen optrekken. Op basis van de resultaten wordt een aantal concrete aanbevelingen gedaan:1. Creëer financiële mogelijkheden voor inwoners met minder hoge inkomens om verduurzaming mogelijk te maken;2. Leg contact met de inwoners in hun eigen directe leefomgeving;3. Maak gebruik van bestaande contacten met de inwoners;4. Richt communicatie op specifieke doelgroepen;5. Breng organisaties, bedrijven en inwoners samen;6. Betrek bedrijven expliciet bij de gezamenlijke opgave;7. Geef inwoners concrete, actie-gerichte informatie over wat ze zelf kunnen doen en de mogelijkheden die de gemeente biedt;8. Sluit aan bij de positieve houding van de inwoners.De complexiteit van het energiedomein en de energietransitie, de diversiteit van de doelgroep en de veelheid aan factoren die van invloed zijn op (energie) gedrag, laten zien dat er geen eenvoudige, one-size-fits-all, aanpak is om energiearmoede terug te dringen. De praktijk is dat er meerdere verschillende acties nodig zijn, dat verschillende organisaties op verschillende momenten en voor verschillende doelgroepen moeten worden ingeschakeld om veranderingen te bewerkstelligen. Dat is een complexe en zware opgave voor de gemeente. Het effect van enkelvoudige acties bij een deel van de doelgroep zal op gebruikelijke indicatoren (zoals bijvoorbeeld het percentage huishoudens dat leeft in energiearmoede) niet snel zichtbaar zijn. Het verdient daarom een laatste aanbeveling om de effecten van (nieuw) beleid en (nieuwe) acties heel precies te meten. Dat kan, zoals ook in het onderzoeksvoorstel is benoemd, uitgevoerd worden met behulp van Energysense van de Hanzehogeschool.
DOCUMENT
Demografische transitie – bezuinigingen – participatiesamenleving – zelforganisatie – eigen verantwoordelijkheid. Deze maatschappelijke en economische ontwikkelingen leiden tot veranderende verhoudingen tussen overheid, burgers en marktpartijen. Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen heeft de gemeente Slochteren het gebruik van maatschappelijke voorzieningen door het lectoraat Krimp en Leefomgeving in kaart laten brengen (Bovenhoff & Meier 2014). Naast inzicht in gebruik en waardering van deze voorzieningen, wil de gemeente meer zicht krijgen op de relatie tussen de aanwezigheid en het gebruik van voorzieningen enerzijds, en de subjectieve beleving van sociale cohesie anderzijds.
DOCUMENT
Hulpverlening vindt door de coronacrisis in veel gevallen digitaal plaats, evenals het onderwijs. Echter is de inhoud van de lessen nog steeds gericht op fysieke hulpverlening. Het onderwijs zou de kans moeten grijpen om digitale hulpverleningsvaardigheden aan te leren aan de studenten van Social Work.
MULTIFILE
In het onderzoeksprogramma 2015 – 2016 van de rekenkamercommissies van Elburg, Putten, Oldebroek en Nunspeet hebben we aangekondigd onderzoek te doen naar het gemeentelijk maatschappelijk vastgoed. In deze rekenkamerbrief melden we onze bevindingen daarover, die we vooral baseren op de uitkomsten van een (relatief beperkt uitgevoerd) onderzoek door Kenniscentrum NoorderRuimte van de Hanzehogeschool Groningen (2015) en aanvullingen daarop vanuit de ambtelijke organisaties.
DOCUMENT
De Barometer onderzoekt het beheer van maatschappelijk vastgoed door gemeenten in Nederland. Dit onderzoek wordt al uitgevoerd vanaf 2007. Het Barometeronderzoek 2011 is uitgevoerd door studenten van de opleiding Vastgoed & Makelaardij van de Hanzehogeschool te Groningen, in opdracht van het Consortium Maatschappelijk Vastgoed. Het type onderzoek dat dit jaar is uitgevoerd, is een kwantitatief onderzoek. Het betrof een herhalend veldonderzoek bij een grote groep respondenten via een digitale enquête.Studentonderzoek in het kader van het thema Leefomgeving.
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek “Barometer Maatschappelijk Vastgoed 2011” is het transparanter en inzichtelijker maken van maatschappelijk vastgoed bij Nederlandse gemeenten. Naast dit doel is er ook een hoger doel te benoemen, namelijk de respons te verhogen van het onderzoek Barometer Maatschappelijk Vastgoed 2011 ten opzichte van de voorgaande vier onderzoek jaren. Het onderzoek van dit jaar heeft geleid tot een trendbreuk in het onderzoek. Doel was om dit jaar alle gemeenten in Nederland te enquêteren, en dieper op het maatschappelijk vastgoed in te gaan. Wat bleek; een landelijke enquête met een dusdanig gedetailleerd onderzoek is niet uitvoerbaar. Aan de hand hiervan is de probleemstelling opgesteld.De probleemstelling van dit rapport luidt; ‘Wat heeft geleid tot een trendbreuk in de onderzoeksresultaten van de Barometer Maatschappelijk Vastgoed 2011?’Aan de hand van de probleemstelling zijn twee deelvragen opgesteld;- Aan welke voorwaarden moet het meetinstrument voor de Barometer Maatschappelijk Vastgoed 2011 voldoen voor het maximaliseren/ verhogen van de respons?- Hoe denken gemeenten over het belang van het efficiënt beheren van maatschappelijk vastgoed?Studentonderzoek in het kader van het thema Leefomgeving
DOCUMENT
Dit onderzoek focust in eerste instantie op het gebruik van maatschappelijke voorzieningen binnen de gemeente Slochteren. In de gemeentevisie Slochteren 2020 staan de volgende vier thema’s centraal: Wonen, Werken, Leven en Meedoen. Dit onderzoek sluit aan bij de thema’s Leven en Meedoen, omdat de gemeente deze thema’s insteekt vanuit de perspectieven leefomgeving en voorzieningen (in het kader van vrije tijd, cultuur en recreatie). Voor het thema Meedoen gaat het om participeren in de samenleving in de breedste zin van het woord, waarbij maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs een rol spelen
DOCUMENT