Protein supplementation has shown to improve muscle mass in older adults. However, its effect may be influenced by supplementation dose, frequency and timing. This systematic review aimed to assess the effect of dose, frequency and timing of protein supplementation on muscle mass in older adults. Five databases were systematically searched from inception to 14 March 2023, for randomised controlled trials investigating the effect of protein supplementation on muscle mass in adults aged ≥65 years. Random effects meta-analyses were performed, stratified by population. Subgroups were created for dose (≥30 g, <30 g/day), frequency (once, twice, three times/day) and timing of supplementation (at breakfast, breakfast and lunch, breakfast and dinner, all meals, between meals). Heterogeneity within and between subgroups was assessed using I 2 and Cochran Q statistics respectively. Thirty-eight articles were included describing community-dwelling (28 articles, n=3204, 74.6±3.4 years, 62.8 % female), hospitalised (8 articles, n=590, 77.0±3.7 years, 50.3 % female) and institutionalised populations (2 articles, n=156, 85.7±1.2 years, 71.2 % female). Protein supplementation showed a positive effect on muscle mass in community-dwelling older adults (standardised mean difference 0.116; 95 % confidence interval 0.032–0.200 kg, p=0.007, I 2=15.3 %) but the effect did not differ between subgroups of dose, frequency and timing (Q=0.056, 0.569 and 3.084 respectively, p>0.05). Data including hospitalised and institutionalised populations were limited. Protein supplementation improves muscle mass in community-dwelling older adults, but its dose, frequency or timing does not significantly influence the effect.
MULTIFILE
PURPOSE: Advanced radiotherapy treatments require appropriate quality assurance (QA) to verify 3D dose distributions. Moreover, increase in patient numbers demand efficient QA-methods. In this study, a time efficient method that combines model-based QA and measurement-based QA was developed; i.e., the hybrid-QA. The purpose of this study was to determine the reliability of the model-based QA and to evaluate time efficiency of the hybrid-QA method.METHODS: Accuracy of the model-based QA was determined by comparison of COMPASS calculated dose with Monte Carlo calculations for heterogeneous media. In total, 330 intensity modulated radiation therapy (IMRT) treatment plans were evaluated based on the mean gamma index (GI) with criteria of 3%∕3mm and classification of PASS (GI ≤ 0.4), EVAL (0.4 < GI > 0.6), and FAIL (GI ≥ 0.6). Agreement between model-based QA and measurement-based QA was determined for 48 treatment plans, and linac stability was verified for 15 months. Finally, time efficiency improvement of the hybrid-QA was quantified for four representative treatment plans.RESULTS: COMPASS calculated dose was in agreement with Monte Carlo dose, with a maximum error of 3.2% in heterogeneous media with high density (2.4 g∕cm(3)). Hybrid-QA results for IMRT treatment plans showed an excellent PASS rate of 98% for all cases. Model-based QA was in agreement with measurement-based QA, as shown by a minimal difference in GI of 0.03 ± 0.08. Linac stability was high with an average GI of 0.28 ± 0.04. The hybrid-QA method resulted in a time efficiency improvement of 15 min per treatment plan QA compared to measurement-based QA.CONCLUSIONS: The hybrid-QA method is adequate for efficient and accurate 3D dose verification. It combines time efficiency of model-based QA with reliability of measurement-based QA and is suitable for implementation within any radiotherapy department.
The main objective of this study was to make the transition from afilm (2D) based pre-treatment IMRT / IMAT QA into a moreefficient and clinical relevant method of verification byreconstructing the dose directly in the patient CT using theCOMPASS system. The evaluation of the reconstructeddose includes DVHs and a gamma index evaluation.
In het ziekenhuis kan elke fout een leven kosten. Zo kan al een kleine bereidingsfout bij het klaarmaken van intraveneuze medicijnen (IV) leiden tot levensbedreigende omstandigheden voor de patiënt. Bereiding van dit type medicijnen gebeurt in de apotheek en op de verpleegafdeling. Met name op de verpleegafdeling is het een drukke en onvoorspelbare setting. Wereldwijd komen in deze setting ernstige bereidingsfouten nog te frequent voor. Om deze menselijke fouten te reduceren, wordt in deze KIEM aanvraag een proof-of-concept ‘slim oog’ ontwikkeld die vlak voor de toediening detecteert of de juiste dosis aanwezig is, of het type medicijn correct is en geen vervuiling aanwezig is. Het slimme oog maakt gebruik van hyperspectrale technologie en artificial intelligence, en is een samenwerking tussen de Computer Vision & Data Science afdeling van NHL Stenden Hogeschool, de automatische medicijncontrole specialist ZiuZ, en het Tjongerschans ziekenhuis. De unieke combinatie tussen nieuwe AI-technieken, hyperspectrale techniek en de toepassing op intraveneuze medicijnen is voor dit consortium technisch nieuw, en is nog niet eerder ontwikkeld voor de toepassing aan het bed of in de medicijnkamer op de verpleegafdeling. De onvoorspelbare setting en de urgentie aan het bed maakt dit onderzoek technisch uitdagend. Tevens moet het uiteindelijke device klein en draagbaar en snel werkzaam zijn. Om de grote verscheidenheid aan mogelijke gebruik scenario's en menselijke fouten te vangen in het algoritme, wordt een door NHLS ontwikkelde simulatie procedure gevolgd: met nabootsing van de praktijksituatie in samenwerking met zorgverleners, met opzettelijke fouten, en computer gegenereerde beeldmanipulatie. Het project zal geïntegreerd worden in het onderwijs volgens de design-based methode, met teams bestaande uit domein experts, bedrijven, docent-onderzoekers en studenten. Het uiteindelijke doel is om met een proof-of-concept aan-het-bed demonstrator een groot consortium van ziekenhuizen, ontwikkelaars en eindgebruikers enthousiast te maken voor een groter vervolgproject.
De verwerking van biomassa is vaak gericht op de omzetting in energie, wat een relatief laagwaardige vorm van benutting is. De biomaterialen, die we uit biomassa kunnen maken, zijn veel meer waard en de besparing op fossiele energie is groter. Gelet op de economisch en circulaire waarde van biomassa wordt een goede verwerking en behandeling van natte biomassa steeds belangrijker. De verwerking van deze stromen stelt echter bijzondere eisen aan de te gebruiken materialen en technieken voor ontwatering. Voor ontwatering van biomassa worden verschillende technieken gebruikt, bijvoorbeeld flocculeren, persen of centrifugeren. Bij alle deze ontwateringsprocessen worden doorgaans hulpstoffen, flocculanten, toegevoegd. Voorbeelden hiervan zijn anorganische elektrolyten, zoals aluminium- of ijzerzouten en/of organische poly-elektrolyten, waarvan de meest gebruikte is polyacrylamide. Het bouwblok van polyacrylamide, acrylamide, is in 2010 op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) gezet in het kader van de REACH-regelgeving. De potentiele milieu- en gezondheidsproblemen zijn een beperking voor sommige toepassingen, zoals gebruik van biomassa als grondverbeteraar of diervoeding. Polyacrylamide is moeilijk biologisch afbreekbaar. Bovendien kan het product nog resthoeveelheden bevatten van het monomeer acrylamide dat toxisch en mutageen is. Biobased kationische polymeren, zoals kationische zetmeel, geproduceerd door Glycanex en tannines zoals geleverd door Melspring kunnen een veilig en milieuvriendelijk alternatief bieden. Verder onderzoek naar deze biobased alternatieven is voor Glycanex en Melspring essentieel om duidelijk te krijgen voor welke biomassa stromen deze alternatieven het meest geschikt zijn. De geschiktheid wordt duidelijk door bepaling van de optimale formulering en deze te vergelijken met de dosering en kosten van de gebruikelijke alternatieven. Deze inzichten helpen om de doeltreffendheid van deze oplossingen te kunnen bewijzen en waar nodig, de bioflocculanten verder te ontwikkelen. Een duidelijk en onafhankelijk bewijs van de goede werking helpt de toepassing van deze alternatieven te stimuleren. Het doel van het BIOFLOC project is het in kaart brengen van de mogelijkheden en beperkingen van biobased flocculanten als alternatief voor de huidige synthetische, petrochemie gebaseerd flocculanten, zoals polyacrylamide. Op basis van de reeds door de partners uitgevoerde voorstudies en literatuuronderzoek zal een selectie van biobased flocculanten met verschillende typen biomassa’s getest worden op de ontwateringefficiëntie.
De zogenaamde Buoyant Density Separation (BDS) is een technologie waarbij in een inert oplosmiddel, bij voorkeur in waterig milieu, scheiding wordt bewerkstelligd door verschillen in de dichtheid van mengsels van deeltjes. Door de dichtheid van een oplosmiddel zodanig in te stellen dat deze tussen de dichtheid van de te scheiden componenten in ligt wordt bewerkstelligd dat de lichtere component gaat drijven (float) en de zwaardere component gaat zinken (sink). Verder kan, door de dichtheid van het oplosmiddel gedoseerd te verlagen steeds opnieuw de lichtere, drijvende fractie of de zwaardere fractie afgescheiden worden en kunnen er, indien gewenst, meerdere fracties met een verschillende dichtheden (= componenten) worden geïsoleerd.In het project wordt een energiezuinige, duurzame, goed opschaalbare en niet destructieve scheidingstechnologie ontwikkeld en hiermee draagt het bij aan de gewenste biobased en circulaire transitie, alsmede de gestelde klimaatdoelstellingen. Laagwaardige grondstofstromen worden, waar mogelijk, middels de BDS techniek gescheiden in hoogwaardige fracties voor tal van commerciële applicaties. De gebruikte oplosmiddelen, bij voorkeur waterig, worden gerecycled en gereed gemaakt voor hergebruik. Ook voor proposities in de farmaceutische industrie wordt zowel de energiebehoefte alsmede de hoeveelheid gevormde waste/afval verminderd en biedt de technologie tevens de mogelijkheid om bestaande medicijnen op een betere manier te synthetiseren en/of te ontwikkelen. Het project draagt bij aan de RIS3 doelstellingen gezondheid, voedsel en duurzaamheid.De ontwikkelde kennis en kunde moet resulteren in het significant versterken van het Noordelijk bedrijfsleven. Naast dat de concurrentiepositie van de bij het voorstel betrokken bedrijven versterkt wordt moet de kennis en kunde ook opengesteld worden voor bij voorkeur uit het Noorden afkomstige grondstoffen leveranciers (agro-grondstoffen) en bedrijven die geïnteresseerd zijn in de uit deze grondstoffen te verkrijgen fracties (cross sectorale ketens). De aangeboorde kennis, ook voortkomend uit de kennisinstellingen, moet resulteren in behoud en het versterken van “human capital” voor onze regio.