Door middel van een literatuurstudie is onderzoek gedaan de rollen die een e-tutor kan vervullen bij het begeleiden van leer- en groepsprocessen binnen een discussieforum. In het empirisch onderzoek zijn de mogelijke rollen en kenmerkende interventies in de vorm van een conceptinstrument gevalideerd door het uitvoeren van een contextanalyse, een interview met een ervaren e-tutor en het houden van een aantal proefcodeersessies. Dit heeft geresulteerd in een instrument die de rollen van de e-tutor in drie categorieën onderbrengt. In de eerste categorie vertolkt de e-tutor de rollen van de instructeur, organisator en vakexpert. In deze categorie treedt de e-tutor nog voornamelijk als docent op en neemt hij een centrale positie in het leerproces van de student. In de tweede categorie treedt de e-tutor op als stimulator van het samenwerkend leren. Zijn positie is naar de zijlijn geschoven en zal proberen de studenten zelf op onderzoek te laten gaan. De student leert door in gesprek (discussie) te gaan met medestudenten, zodat kennis, ervaring en ideeën uitgewisseld kunnen worden. In de laatste categorie treedt de e-tutor op als manager van het groepsproces en het welbevinden van de individuele student. De e-tutor probeert in deze rol een ‘community’ te creëren, waarin studenten zich gerespecteerd en prettig voelen. Het instrument is vervolgens getest op betrouwbaarheid en validiteit. De eerste resultaten tonen aan dat het instrument redelijk betrouwbaar en valide is. In de toekomst zal het instrument op grotere schaal getest moeten worden, zodat met meer zekerheid uitspraken gedaan kunnen worden over de kwaliteit van het instrument. Wanneer het instrument is doorontwikkeld zou het gebruikt kunnen worden door collega’s binnen de opleiding die gebruik maken van discussiefora om het leer- en/of groepsproces te begeleiden. Naast dat het instrument het handelen van de e-tutor in beeld brengt kan het ook gebruikt worden als inspiratiebron voor collega’s die discussiefora willen gaan gebruiken bij het verzorgen van hun onderwijs. Naast deze praktische mogelijkheden zou het instrument ook gebruikt kunnen worden bij het beantwoorden van diverse vraagstukken ten aanzien van het begeleiden van leer- en groepsprocessen binnen discussiefora. Zo zou het instrument bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden bij een onderzoek naar de begeleidersrol van de e-tutor binnen een bepaald studietraject. Is er bijvoorbeeld een relatie tussen de rol van de e-tutor en het studietraject van de groep studenten die hij begeleidt? Biedt hij een andere vorm van begeleiding wanneer studenten deelnemen aan de Verkorte opleiding en dus beschikken over een hoog opleidingsniveau, dan studenten binnen de reguliere vierjarige opleiding. Daarnaast zou met het instrument onderzoek gedaan kunnen worden naar de relatie tussen rol van de e-tutor en de kenmerken van een leertaak. Stimuleert de e-tutor het samenwerkend leren, wanneer studenten volgens de leertaak geacht worden samen te werken?
DOCUMENT
In opdracht van de Gemeente Den Haag en de faculteit ‘Astronomy and Society’ van de Universiteit Leiden, presenteren wij hierbij de evaluatie van het project ‘Studenten voor Educatie’ (hierna te noemen: 'het project'). De evaluatie beoogt bij te dragen aan een duurzame en strategisch partnerschap tussen de gemeente, de basisscholen en Stichting Brede Buurtschool als ook studenten. Samenwerking tussen deze partners staat centraal in het project. Dit project beoogt met gerichte inzet van tutoring door studenten, basisscholen te ondersteunen bij verschillende uitdagingen die zijn veroorzaakt en/of verergerd door de COVID19 -pandemie met langdurige gevolgen, zoals: 1. Leerachterstand—veel leerlingen raken steeds verder achterop in hun academische, creatieve en emotionele ontwikkeling; 2. Werkdruk — de werkdruk voor leerkrachten neemt tegelijkertijd exponentieel toe.
DOCUMENT
Het zoeken naar zowel meer studentgericht beroepsonderwijs als ook naar onderwijs dat een betere aansluiting heeft op de arbeidsmarkt, nodigt hogescholen uit nieuwe werkwijzen te beproeven. In het onderhavige onderzoek staat de inzet van leerkringen in duaal onderwijs centraal. Student, tutor en werkbegeleider worden door leerkringen uitgedaagd gezamenlijk de beroepsvorming te verbeteren en de vraag is: wat is de optimale rol voor een ieder? Vooral het duale karakter van de opleiding zorgt ervoor dat niet alleen over de leerkring wordt gepraat, maar dat men ook samen aan het werk gaat. De stap van leerkring naar community of practice verrijkt het denken over deze werkwijze is en een bron voor inspiratie voor het concrete handelen. De leerkring is dan een groep mensen die een gemeenschappelijke passie hebben, in dit geval een betere beroepsvorming van een bestuurskundige of overheidsmanager realiseren. Hiervoor wisselen partijen kennis en ervaring uit en kijken ze of vooruitgang wordt geboekt.
DOCUMENT
In juni 2006 kwamen sleutelfiguren van hogescholen en universiteiten in een expertmeeting bijeen om ervaringen uit te wisselen over het beoordelen 1 van (competenties van) docenten. Deelnemers bogen zich over ‘good practices’ uit zowel hbo als wo. In dit artikel worden de portfoliobeoordelingsprocedures van vier van deze voorbeeldinstellingen beschreven en vergeleken aan de hand van relevante topics. Vervolgens worden de beoordelingsprocedures zelf beoordeeld aan de hand van kwaliteitscriteria. Er wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. Met dit artikel hopen we onze ervaringen gesystematiseerd toegankelijk te maken voor andere ho-instellingen. We hopen tevens een bijdrage te leveren aan de discussie over het ontwikkelen en beoordelen van docentcompetenties en aan de verdere kwaliteitsverbetering van portfoliobeoordeling.
DOCUMENT
Stel dat vijf mensen uit verschillende domeinen en met verschillende nationaliteiten samenwerken aan een praktijkopdracht in Den Haag. Eén van de groepsleden is Guido, een ICT-student uit Italië en een andere is Marie, verpleegkundedocent van de Academie voor Gezondheid van De Haagse Hogeschool (HHS). Verder zitten Jeremy, een Nederlandse student Voeding en Diëtetiek, Indy een internationale student Social Work uit India en Marja, de Finse gastdocente, in de projectgroep. Wanneer deze mensen, vanuit verschillende kennisdomeinen en met verschillende nationaliteiten samenwerken aan een echte praktijkopdracht kunnen ze niet alleen veel van elkaar leren, maar ook de beroepspraktijk een stapje verder helpen. In dit artikel wordt het ontwerp van een internationaal global health programma van De Haagse Hogeschool gepresenteerd, waarvan de pilot is afgerond. In april verscheen het artikel 'Het ontwerpen van een internationaal global health programma' in Onderwijs en gezondheidzorg, uitgave van het kennisplatform voor opleiders in de zorg, nummer 3, april 2014, zie www.onderwijsengezondheidszorg.nl
DOCUMENT
De Haagse Hogeschool wil haar studenten competenties laten verwerven om in een internationaal en cultureel gedifferentieerde omgeving te kunnen werken (HHS, 2013). De gezondheidszorg is immers geen nationaal geïsoleerd fenomeen meer (Van der Hulst, 2011). Globalisering dwingt ons tot het verbreden van onze blik en het aangaan van samenwerkingsrelaties om kennis en ervaringen uit te wisselen. Niet alleen met andere landen, maar ook binnen ons eigen land, omdat de huidige en toekomstige Nederlandse arbeidsmarkt steeds internationaler wordt. Voor de huidtherapeuten, diëtisten en verpleegkundigen van de Academie voor Gezondheid betekent dit bijvoorbeeld dat zij in toenemende mate zorg verlenen in een internationale context: met collega’s en patiënten uit verschillende landen en met een diversiteit van culturele achtergronden. Toekomstige diëtisten, huidtherapeuten en verpleegkundigen moeten daarom beschikken over de nodige competenties om in deze international omgeving te functioneren. Maar: hoe richt je het onderwijs zo in dat studenten werkelijk de gelegenheid krijgen deze competenties te ontwikkelen? In studiejaar 2013-2014 is de Academie voor Gezondheid gestart met een pilot voor het internationale programma ‘New Interconnected Citizens for Global Health’. Deze pilot wordt volgend jaar uitgebreid en vanaf studiejaar 2015-2016 volgen alle studenten van de academie dit programma. In dit artikel wordt ingegaan op hoe dit programma tot stand is gekomen, hoe het in de praktijk gestalte kreeg en is geëvalueerd. Wij besluiten het artikel met een vooruitblik op het volgend studiejaar. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/froukje-jellema-78733a63/ https://www.linkedin.com/in/anita-ham-53297921/ https://www.linkedin.com/in/dorien-voskuil-9b27b115/
DOCUMENT
An on-going investigation in the learning effects of IPD projects. In three subsequent semesters the students were asked how they rated their competencies at the start of the project as well as at the end of it. Also questionnaires were filled out and students were interviewed. A lot of students tended to give themselves lower ratings in the end than in the begin. It appeared that if they met any difficulties in for instance communication or co-operation during the project, that they interpreted this as a decrease in competencies. Finally the students were explicitly asked to mention an eventual increase in competencies and also a possible contribution for this effect. Only a few factors that actually contribute to the learning effects have been defined.
DOCUMENT
De ervaring en expertise die opleiders zelf als leraar van leerlingen hebben, vormen - zo blijkt uit de literatuur - op zichzelf geen voldoende voorbereiding voor het begeleiden van nieuwe leraren. Dit inzicht leidt tot de vraag van beleidsmakers en onderzoekers welke kennisbasis en competenties lerarenopleiders dan nog meer nodig hebben. Uitgaande van de verschillende relaties van lerarenopleiders ten opzichte van de nieuwe leraren die zij op de werkplek ondersteunen, geven we in deze bijdrage een overzicht van drie verschillende 'typen' lerarenopleiders (en de uiteenlopende benamingen daarvoor). Vervolgens gaan we in op de ontwikkeling van kennisbases en beroepsstandaarden voor deze drie typen lerarenopleiders.
DOCUMENT
Deze infosheet is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek en gemaakt ter ondersteuning van de inrichting van de Studentsucces Centra. We schetsen een theoretisch kader voor leren door peers, bespreken enkele inrichtingsvraagstukken en reiken randvoorwaarden voor succes aan.
DOCUMENT
Robot tutors provide new opportunities for education. However, they also introduce moral challenges. This study reports a systematic literature re-view (N = 256) aimed at identifying the moral considerations related to ro-bots in education. While our findings suggest that robot tutors hold great potential for improving education, there are multiple values of both (special needs) children and teachers that are impacted (positively and negatively) by its introduction. Positive values related to robot tutors are: psychological welfare and happiness, efficiency, freedom from bias and usability. However, there are also concerns that robot tutors may negatively impact these same values. Other concerns relate to the values of friendship and attachment, human contact, deception and trust, privacy, security, safety and accountability. All these values relate to children and teachers. The moral values of other stakeholder groups, such as parents, are overlooked in the existing literature. The results suggest that, while there is a potential for ap-plying robot tutors in a morally justified way, there are imported stake-holder groups that need to be consulted to also take their moral values into consideration by implementing tutor robots in an educational setting. (from Narcis.nl)
MULTIFILE