Sarah Banks (2012) describes ethics work mainly as the effort people put into developing themselves as good practitioners. She discerns six aspects of ethics work: identity work, framing work, reason work, emotion work, role work and performance work. Although ethics work focuses on the ethical development of individual practitioners within their profession, the concept and all its aspects can be transferred into an ethical guideline for the collective development of practitioners in interprofessional cooperation. As such the concept of collective interprofessional ethics work can also be used as a set of criteria for the ethical evaluation of interprofessional cooperation, as is shown on the basis of an experiment in Belgium
Playful Mapping is the result of many years of joint enterprise in which we, as authors, devel-oped a close intellectual collaboration. As a book, it emerged towards the end of the ERC project Charting the Digital that ran from 2011-2016, and during a still-ongoing Erasmus+ project; Go Go Gozo. Over this five year period, members of the Playful Mapping Collective got to know each other as colleagues and friends, participating regularly in diverse academic and social activities, such as conference panels and workshops.1 The authorship of this book therefore reflects an interesting collaborative experiment, enrolling researchers who have been working together in an active way over the past half-decade. This preface explains the genealogy of the emerging and open collaboration through which we developed ideas
Energiebeheer gericht aanpakken, Het analyseren van doelstellingen, resultaten en impacts van energie- en broeikasgasbeheersprogramma’s in bedrijven (met een samenvatting in het Nederlands): De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen moet drastisch worden teruggebracht om de mondiale stijging van de temperatuur tot het relatief veilige niveau van maximaal 2 graden Celsius te beperken. In de komende decennia zal de verbetering van de energie-efficiëntie de belangrijkste strategie zijn voor het verminderen van de energiegerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Hoewel er een enorm potentieel is voor verbetering van de energie-efficiëntie, wordt een groot deel daarvan nog niet benut. Dit wordt veroorzaakt door diverse investeringsbarrières die de invoering van maatregelen voor energie-efficiëntie verbetering verhinderen. De invoering van energiemanagement wordt vaak beschouwd als een manier om dergelijke barrières voor energiebesparing te overwinnen. De invoering van energiemanagement in bedrijven kan worden gestimuleerd door de introductie van programma's voor energie-efficiëntie verbetering en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Deze programma's zijn vaak een combinatie van verschillende elementen zoals verplichtingen voor energiemanagement; (ambitieuze) doelstellingen voor energiebesparing of beperking van de uitstoot van broeikasgassen; de beschikbaarheid van regelingen voor stimulering, ondersteuning en naleving; en andere verplichtingen, zoals openbare rapportages, certificering en verificatie. Tot nu toe is er echter beperkt inzicht in het proces van het formuleren van ambitieuze doelstellingen voor energie-efficiëntie verbetering of het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen binnen deze programma's, in de gevolgen van de invoering van dergelijke programma's op de verbetering van het energiemanagement, en in de impact van deze programma's op energiebesparing of de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift is als volgt geformuleerd: "Wat is de impact van energie- en broeikasgasmanagement programma’s op het verbeteren van het energiemanagement in de praktijk, het versnellen van de energieefficiëntie verbetering en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in bedrijven?".