Dit onderzoeksrapport maakt onderdeel uit van een onderzoek naar nevenactiviteiten van niet-agrariërs op het platteland van Nederland. De reden van het onderzoek is het achterhalen van de motivatie van niet-agrariërs voor het starten van een nevenactiviteit op het platteland. Tevens wordtonderzocht wat de gevolgen zijn op het platteland op gebied van het plattelandsbeleid. Onder platteland worden de gebieden buiten de blauwe gemeenteborden in de gemeente bedoeld. De populatie binnen dit onderzoek zijn alle niet-agrariërs met nevenactiviteiten op het platteland inde gemeenten: Borger-Odoorn, Emmen, Pekela en Vlagtwedde. Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van een clustersteekproef. Alle niet-agrariërs met nevenactiviteiten die buiten de bebouwde kom wonen in de betreffende gemeenten zijn voor zover mogelijk in het onderzoek betrokken.De resultaten van dit onderzoek zijn verkregen door kwantitatief onderzoek door middel van face to face enquêtes met niet-agrariërs en kwalitatief onderzoek door interviews met medewerkers van de afdeling Ruimtelijke Ordening bij iedere gemeente. Studentenonderzoek in het kader van het thema Leefomgeving
In maart 2010 begonnen we aan het onderzoek ‘Amsterdamse Kansenzones’, in opdracht van Economische Zaken Amsterdam. Een “kansenzone” is een gebied in een achterstandswijk waar ondernemerschap wordt gestimuleerd. Naast een evaluatie van dit beleidsinstrument wilden we begrijpen hoe het leven in de Amsterdamse achterstandswijken eruit ziet, wat de rol van ondernemers daarin is, en wat ondernemerschap in deze wijken betekent. We spraken 25 bewoners, 90 ondernemers, en 25 ambtenaren/beleidsmakers die bij het beleid betrokken zijn. Dit rapport bevat onze bevindingen.
Campuses are increasingly positioning themselves as attractive locations forbusinesses. This research studies how this plays out in Amsterdam. We conclude that there is currently much fragmentation in efforts to position the campus landscape as business location, and provide some policy recommendations.
De behoefte aan woningbouw staat helder op het Haagse netvlies. Beleidsmatig gaat de voorkeur daarbij vooralsnog uit naar binnenstedelijke locaties, bijvoorbeeld in de vorm van transformatie van (voormalige) werklocaties. Een onderbelicht aspect is echter dat er ook voor werken nog steeds ruimte nodig is. Deels voor de bedrijvigheid die door woningbouw verdreven wordt, maar ook vanwege eigen dynamiek en veranderende locatiefactoren van verschillende economische sectoren die samenhangt met bijvoorbeeld het toenemend belang van logistieke dienstverlening en het nieuwe werken. In dit project willen we die ontwikkelingen op een rij zetten in een verklarende analyse over de afgelopen 20 jaar en richten we ons op twee basisvragen: waar verdwijnt werken en waar verschijnt het? De eerste vraag moet duidelijk maken waar werklocaties nu omgezet worden in andere functies zoals wonen en om hoeveel areaal dat gaat. Dit brengt de transformatiepotentie van huidige werklocaties in beeld en geeft tevens zicht op de potentiële vervangingsvraag voor werklocaties. Voor de tweede vraag gaan we na hoeveel ruimte de afgelopen 20 jaar voor werken is vrijgemaakt. Voor welke sectoren was dat? Welke locatiefactoren waren dominant? Deze analyse verklaart veranderingen in de ruimtelijke wensen voor werklocaties. De resultaten zijn belangrijke input voor het regionaal-economisch beleid van rijk en regionale overheden. Ecorys/MRDH zijn geïnteresseerd in de succesfactoren voor de herbestemming van bedrijventerreinen, terwijl PBL wil weten hoe de ruimtevraag voor werken zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld en hoe op basis daarvan uitspraken over omvang en locaties voor de toekomstige ruimtebehoefte kunnen worden gedaan.