In deze publicatie geven de vier schrijvers verschillende oplossingsrichtingen om die transitie naar een nieuw, duurzaam landbouwsysteem vorm te geven. Met een andere relatie tussen voedselproductie en natuur en milieu. Het is de - noodzakelijke - basis voor een goed landbouwakkoord. En de manier om te werken aan een duurzame toekomst voor onze landbouwsector en ons voedselsysteem.
MULTIFILE
Wat zijn kansen en gevolgen van het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) en wat verandert er? Peter van der Maas, lector 'Duurzame watersystemen' aan Hogeschool Van Hall Larenstein leidt de workshop in. Vanaf 36:05 minuten: Jasper van Belle, docent-onderzoeker aan Van Hall Larenstein houdt een voordracht over ecosysteemdiensten van natte veenbodems en waardebepaling door waardering.
LINK
Inaugurele rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van lector Duurzame Watersystemen aan hogeschool Van Hall Larenstein op vrijdag 1 november 2019. Voldoende en schoon zoetwater is van levensbelang. Toch is het niet vanzelfsprekend. Door intensivering landbouw, groei van bevolking en welvaart, neemt het gebruik van schoon zoetwater toe. Tegelijkertijd komen grond- en oppervlaktewater meer onder druk te staan van vervuiling, zoals nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, geneesmiddelen en andere microverontreinigingen. Bovendien leidt klimaatverandering tot een nieuwe dynamiek in verdamping en neerslag. Dit spanningsveld is het werkveld van het lectoraat Sustainable water systems. Via toegepast onderzoek draagt het lectoraat bij aan het veiligstellen van voldoende schoon zoetwater voor drinkwater, natuur, landbouw, recreatie en industrie.
MULTIFILE
Er bestaat vanuit de landbouw een grote behoefte aan organische bodemverbeteraars die kunnen bijdragen aan de verbetering van de bodemstructuur, onder andere om de droogtegevoeligheid te verbeteren en daarnaast bij te dragen aan de opbouw of instandhouding van de bodemkoolstofvoorraad. Lokale organische reststromen kunnen de landbouw (deels) in deze behoefte voorzien. Het toepassen van lokale organische bodemverbeteraars is een goede stap in de richting van kringlooplandbouw en draagt daarmee bij aan het behalen van beleidsdoelstellingen. Momenteel zijn er vele initiatieven waarbij organische reststromen welke bij terreinbeheer vrijkomen worden gezien en toegepast als grondstof binnen een circulaire economie. Vanuit deze initiatieven komen verschillende resultaten en geluiden (m.b.t. productkwaliteit en effecten) over de inzet van organische reststromen. Hierdoor is er onduidelijkheid bij agrariërs over de effecten van bodemverbeteraars en dit remt de circulaire ambities van de landbouwsector. In dit project gaan de hogescholen HVHL en HAS tezamen met een breed consortium van agrariërs, bedrijven, kennisinstellingen en overheden onderzoeken waar de kwalitatieve en economische kansen en knelpunten liggen bij het lokaal verwerken van organische restromen tot bokashi. Hierbij wordt ingehaakt op de bestaande ca. 60 pilots binnen het langjarige Kennisprogramma Circulair Terreinbeheer en de daar reeds opgehaalde en nog-op-te-halen praktijkervaring om meer inzicht te krijgen in de productkwaliteit, het verdienvermogen en de effecten op bodemkwaliteit en waterkwaliteit/kwantiteit, om te komen tot een handelingsperspectief voor agrariërs in het gebruik van bokashi. Hiervoor gaan we in acht grondig geselecteerde pilots in Noord- en Zuid-Nederland aan de slag. Het projectresultaat levert meer inzicht in de borging van productkwaliteit van bokashi, het potentiële verdienvermogen voor agrariërs om bokashi te gebruiken en de effecten van bokashi op verschillende ecosysteemdiensten.
Gezonde bodems zijn een basisvoorwaarde om de samenleving te voorzien in voeding, biomassa (energie), vezels, voer en ook diensten zoals waterbuffering en -zuivering, koolstofvastlegging en biodiversiteit. Maar de bodemkwaliteit staat onder druk en daarmee worden deze diensten bedreigd. Duurzaam bodembeheer leidt tot een betere bodemvruchtbaarheid voor de landbouw en levert de samenleving duurzamer geteeld voedsel, een betere waterkwaliteit en grotere waterbuffering, een grotere biodiversiteit en draagt bij aan de klimaatopgave (1,5 megaton extra CO2-reductie door slim landgebruik). Steeds meer akkerbouwers en melkveehouders zijn actief bezig met het verbeteren van hun bodembeheer. Kennis over duurzaam bodembeheer is echter versnipperd. Wat deze kennis betekent voor de boeren verschilt bovendien per grondsoort, regio, bedrijfstype en vaak ook per perceel. De doorstroom en toepassing van de beschikbare kennis vormt een belangrijk struikelblok bij het duurzamer maken van teelten. Het doel van dit project is om de ondernemer bij te staan in het maken van de juiste keuzes, o.a. over organisch stofbeheer, bemesting, grondbewerking, gewasbescherming, bouwplan en waterhuishouding. Hoe kan het inzicht voor de ondernemer worden vergroot in de handelingsperspectieven rond gebiedsgericht optimaal bodembeheer om landbouw klimaatslim te maken? Het landschap staat daarbij centraal. De regio is het uitgangspunt voor het bodembeheer, de aanwending van lokale grondstofstromen, de optimalisatie van koolstofvastlegging en andere ecosysteemdiensten. Deze insteek biedt kansen voor het ontwikkelen, testen en verbeteren van tools en maatregelen rond duurzaam bodembeheer en voor draagvlak en acceptatie daarvan. Het onderzoek richt zich op het opstellen van adviezen (handelingsperspectief) met een integrale benadering van duurzaam bodembeheer, die leiden tot een klimaatbestendig teeltsysteem dat tegemoet komt aan de ecosysteemdiensten voedselproductie, waterbeheer, biodiversiteit en koolstofvastlegging. De samenwerking met kennisinstellingen en bedrijfsleven leidt tot nieuwe kennis en inzichten in beslissingsondersteunende tools en teeltmaatregelen voor duurzaam bodembeheer, toepassing hiervan in de praktijk en inbedding in het onderwijs.
Wereldwijd zorgen riffen, gebouwd door biobouwers zoals koralen en schelpdieren, voor belangrijke ecosysteemdiensten waaronder kustveiligheid, visserij en recreatie. Deze riffen staan echter onder toenemende druk en door het verlies van natuurlijke harde substraten gaat ook de biodiversiteit en productiviteit van het mariene ecosysteem achteruit. Tegelijkertijd is er juist een toename van kunstmatig hard substraat voor mariene infrastructuur, zoals dijken, havens en golfbrekers. Vanwege de goede verwerkbaarheid en grote toepasbaarheid, is het meest gebruikte materiaal voor mariene infrastructuur beton. Beton heeft echter grote nadelen: 1) De cementindustrie is verantwoordelijk voor 5-7% van de wereldwijde CO2 uitstoot en 2) op beton groeien door de suboptimale chemische samenstelling andere ecologische gemeenschappen dan op natuurlijke riffen. De komende jaren zal er, door klimaatverandering en economische ontwikkeling, nog meer op zee gebouwd worden. Er is daarom een wereldwijde noodzaak voor materialen die een lagere CO2 footprint hebben dan beton en ecologisch beter functioneren. In het RAAK-publiek ECODAMI (Ecologisch Optimale en Duurzame Alternatieve materialen voor Mariene Infrastructuur) project werkt hogeschool VHL samen met publieke partijen Waterschap Noorderzijlvest, Rijkswaterstaat, Public Entity Saba en partners uit zowel de bouwkundige als ecologische hoek aan de interdisciplinaire vraag “Welke alternatieve materialen kunnen gebruikt worden om mariene infrastructuur te verduurzamen en tegelijk de onderwaternatuur te verrijken?” Om deze vraag te beantwoorden worden alternatieve materialen voor beton geproduceerd en getest op conventionele eigenschappen zoals verwerkbaarheid en sterkte. De meest kansrijke materialen worden in experimenteel labonderzoek getest op de vestiging van indicatorsoorten, waarna de best functionerende materialen worden gecombineerd. Via experimenteel veldonderzoek in de Waddenzee, de Zeeuwse delta en bij Saba (Caribisch Nederland) wordt de ontwikkeling van ecologische gemeenschappen op de proefblokken onderzocht en wordt een laatste selectie gemaakt. Op deze manier resulteert het ECODAMI project in duurzame en ecologisch optimale bouwmaterialen die direct toepasbaar zijn in mariene infrastructuur.