Sport kan net als kunst, muziek en kleding ook worden gezien als een maatschappelijk verschijnsel dat inzicht geeft in de hedendaagse cultuur. Verborgen competitie belicht juist deze kant van de sport. Hierbij staan eenvoudige vragen centraal die velen interesseren, maar waaraan nog maar weinigen aandacht hebben besteed. Waarom behoort American football tot de populairste sporten van de Verenigde Staten, is China een tafeltennisbolwerk, Nederland een schaatsland en Nieuw-Zeeland een rugbynatie? Waarom wordt voetbal wereldwijd massaal beoefend en kent korfbal alleen in ons land een grote populariteit? Maarten van Bottenburg beschrijft de verspreiding en popularisering van ongeveer dertig sporten over de hele wereld in de afgelopen honderd jaar en biedt de lezer daarmee een mondiaal sportpanorama. Door het lezen van Verborgen competitie krijgt u meer inzicht in de mondialisering van de hedendaagse cultuur en in de wijze waarop mensen zich door hun sportvoorkeuren aan anderen binden of zich van hen onderscheiden.
DOCUMENT
Building on the metaphor of teachers as “knowing locations,” this contribution explores how teachers impact the socio-material learning environments. We illustrate how they influence teaching/learning making by zooming into two distinct settings: secondary school educational labs (E-labs) and art academy workshops. E-labs, with their clean, standardized, and technology-focused design, often hinder hands-on exploration due to restrictive material use and limited teacher involvement. Art academy workshops are richly personalized by technicians whose personal and pedagogical considerations deeply shape the learning atmosphere, either encouraging or deterring student engagement. By revealing the continuum of teachers’ influence on shaping socio-material relations within learning environments, we not only expose their role as ‘knowing locations”, but also emphasize the complex interplay between space, pedagogy, and embodied knowledge practices, in short, the ontological multiplicities of learning environments. We contribute to raising teacher’s critical spatial literacy.
MULTIFILE
Taal is een modaliteit van het lichaam. Kinderen leren met hun lijf wanneer zij door spel de wereld ontdekken. Kinderen verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden en zodoende grip op de wereld en de mensen om hen heen te krijgen. Professionals die met jonge kinderen werken (h)erkennen dit belichaamde leren, de ‘embodiedness’ van taal, maar hebben te weinig zicht op dit proces om daar in hun taalonderwijs op aan te kunnen sluiten. De vraagstelling voor dit onderzoek komt vanuit onderbouwleerkrachten uit hartje Rotterdam die deze verstedelijkte cultuur als een verarmde pedagogische omgeving benoemen. Zij leggen daarbij een verband met taalachterstanden. De taalstimuleringsprogramma’s waarmee zij werken om die taalachterstanden tegen te gaan zijn ontwikkeld met een sterke focus op cognitieve opbrengsten waarin de verwevenheid van taal(verwerven)–lijfelijkheid–kennis(verwerven) uit beeld is geraakt. Hierdoor is een kennisniche ontstaan. Met dit onderzoek willen we hierop inspelen. Enerzijds wil het de relatie lijfelijkheid-taal-kennis inzichtelijk maken. Anderzijds gaat het erom dat de functie van het lijf in taalverwerving zichtbaar wordt in het handelen van professionals. Meer specifiek gaat het om de vraag hoe fysiek, sensorisch en manipulatief spel leidt tot betekenisstructuren voor het conceptualiseren van de dynamische en relationele aspecten van taal, met als doel de inzichten die dit oplevert te gebruiken voor het innoveren van het vroegschoolse taalonderwijs. Met de professionals willen we, door precieze observaties, de relatie tussen spelgedrag, taalgedrag en speelomgeving in kaart brengen. Vervolgens willen we in ‘communities of practice’ taalonderwijs ontwerpen dat aansluit bij het belichaamde leren van jonge kinderen. Vanuit deze onderzoeksmethodiek ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen. Een deel van de participerende scholen in dit onderzoek heeft een vergelijkbare stedelijke context. Omdat de vraag breder wordt gevoeld, doen ook scholen in andere contexten mee. Dat biedt mogelijkheden voor vergelijking van die contexten.