Het zoeken naar gemeenschappelijke grondslagen is een hachelijke onderneming. Paradoxaal genoeg verkeert een zoektocht naar ‘wat ons bindt’ vaak in haar tegendeel; het slaan van piketpaaltjes, het markeren van grenzen, van wat ons verdeelt. Met onze aanzet tot een discussie over de grondslagen van social work richten we ons nadrukkelijk niet op de indeling van werkvelden, beroepsprofielen en opleidingsprofielen en onderwijsstructuren, maar op de vraag die daar aan voorafgaat: de vraag naar wat ons in het professionele handelen gezamenlijk uitdaagt. Antwoorden op die vraag zoeken we in de maatschappelijke transities waaraan we momenteel gezamenlijk onderworpen zijn, en waarin het lot van sociaal-agogische beroepsgroepen in sterke mate met elkaar verbonden zijn. Daarbij richten we onze blik van buiten naar binnen: welke ontwikkelingen doen zich op dit moment in de samenleving voor en wat betekenen deze ontwikkelingen voor de sociale professionals die we opleiden?
Groeiende werkloosheid en daarmee inkomensdalingen bij huishoudens kondigen zich nu al aan. In hoeverre hebben ‘we’ geleerd van de lessen uit de vorige crisis van 2008? Zijn de ‘vette’ jaren alleen gebruikt om geld opzij te leggen voor slechte tijden, of is die tijd ook gebruikt om systeemfouten aan te pakken?
In zijn openbare les “Nieuwe energie in de stad; stip op de horizon laat Ivo Opstelten niet alleen zien dat een transitie naar energieneutrale gebouwde omgeving wenselijk en realiseerbaar is voor het midden van deze eeuw, maar dat deze transitie in feite al begonnen is. Naar analogie met de geslaagde aardgastransitie in Nederland van de jaren zestig, gaat hij in op drie aspecten die de energietransitie tot een succes maken. 1.motivatie van gebruikers om zelf in actie te komen; 2.ontwikkeling van marktrijpe gebouw- en gebiedsconcepten voor de energieneutrale gebouwde omgeving; 3.het vraagstuk van opschaling.