Energiebesparing in de gebouwde omgeving is onderdeel van het nationale beleid om de emissie van broeikasgasende, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. De energiezuinigheid van woningen en gebouwen komt tot uitdrukking in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC), berekend volgens de Energie Prestatie Norm voor Gebouwen (EPG, NEN 7120). Hoe lager de EPC waarde, hoe energiezuiniger de woning of het gebouw. Volgens de huidige Nederlandse wetgeving geldt vanaf 1 januari 2011 voor de nieuwbouw van woonhuizen EPC=o,6. Vanaf 2015 wordt dit EPC=0,4 en vanaf 2020 geldt: EPC=0 Om energiezuinigheid en wooncomfort te bereiken is in Duitsland de zogenaamde Passief Huis methodiek ontwikkeld waarbij de gewenste energiezuinigheid met extreme isolatie en luchtdichtheid wordt bereikt. Om te bepalen of een huis een passief huis genoemd mag woden wordt de zogenaamde PHPP (Passiv Haus Projectierungs Paket) rekenmethodiek gebruikt.
MULTIFILE
Bouwbegeleiding is een onderdeel van het project Zukunft PassivHaus. De doelstelling van het draaiboek is om tijdens de ontwikkeling en de uitvoering van een bouwwerk de participanten in het bouwproces te ondersteunen bij het behalen van de hoge prestatie-eisen, die aan de Passiefhuisstandaard verbonden zijn. Het betreft een leidraad voor: de conceptbepaling, schilconstructie en bouwdetaillering voor de nieuwbouw, de verbetering van een bestaande schilen constructiedetails en verder de aandachtspunten tijdens de bouwuitvoering, de gekozen installaties en de monitoring van de gerealiseerde bouw
MULTIFILE
De Maatschappelijke Waarde van Fietsen Elektrische fietsen worden steeds populairder, zowel voor personen als voor vracht. Moderne e-bikes worden daarnaast steeds krachtiger waardoor de benodigde spierkracht ten opzichte van de elektromotor afneemt. Hiermee wordt het verschil tussen volledig elektrisch aangedreven voertuigen en e-(bak)fietsen steeds kleiner. Twee fietsfabrikanten, Van Raam en Nijland Cycling, krijgen regelmatig vragen over het ontwikkelen van voertuigen zonder trapaandrijving. Voor deze bedrijven, met een lange traditie in fietsenbouw, is het moeilijk inschatten in hoeverre een transitie naar 100% elektrisch zal doorzetten naast de markt voor fietsen met trapondersteuning. Vandaar dat men op zoek is naar de maatschappelijke meerwaarde, nu en in de toekomst, voor trapondersteuning, zowel voor personen als voor vrachtfietsen. Ontwikkeling en innovatie op een nieuw terrein (volledig elektrische aandrijving) kan interessant zijn, maar mocht blijken dat de huidige trend van het fietsen in de toekomst zal doorzetten, dan zullen deze bedrijven zich blijven richten op de doorontwikkeling van hun bestaande productlijnen. De verwachting is dat energieverbruik en gezondheid de meerwaarde voor fietsen zullen bepalen. Het doel van dit onderzoek is daarom om beter zicht te krijgen op de vraag wat de maatschappelijke waarde van fietsen is t.o.v. volledig elektrische aandrijving en wat dit betekent voor de fietsindustrie. De centrale vraag die zal worden beantwoord is: Hoe kan de maatschappelijke meerwaarde van fietsen (voor nu en de toekomst) worden bepaald en wat is dan de specifieke bijdrage van de spierkracht in ritten op een voertuig met trap-ondersteuning. Het resultaat is een eerste indicatie van de bijdrage van fietsers aan de energieprestatie en zullen aanbevelingen worden gedaan hoe een en ander kan worden vertaald naar gezondheidsclaims en andere maatschappelijke belangen. Deze zijn van belang bij het maken van een ontwerp voor een Maatschappelijke Kosten baten Analyse voor de fiets. (woorden samenvatting: 292; projectvoorstel: 1408 (t/m hoofdstuk 7))
Uit de resultaten wordt duidelijk dat - alhoewel verduurzaming een koppelkans was van restauratie en groot onderhoud - verduurzaming een positief effect heeft op duurzame instandhouding. Door de verbetering van de energieprestatie, het verhoogd thermisch comfort en verlaagde energiekosten (in bijna alle gevallen) is het voor eigenaren interessanter en/ of gemakkelijker geworden om deze gebouwen te gebruiken en zich in te zetten voor onderhoud. In bijna alle gevallen was sprake van een positieve impact op de milieubelasting voor de komende 30 jaar, met de kanttekening dat niet alle milieuimpact is meegenomen (vermoed wordt dat de impact nog positiever is). In één geval was de milieuimpact negatief, de oorzaak is dat het energieverbruik al zeer laag was dus de materiele impact in verhouding erg groot is en in dit geval tot een negatief resultaat leidt. Samengevat wordt geconcludeerd dat erfgoedwaarden deels verloren gaan, maar in het brede perspectief op instandhouding op de lange termijn acceptabel is. En dus een positief effect heeft op de energieprestatie (één keer meer dan de landelijke ambities) en de milieubelasting. Verduurzaming is dus goed voor het gebruik en mileu, maar doet soms wel een beetje pijn. Op welke manier verduurzamen particuliere eigenaren hun rijksmonumenten? En wat zijn effecten op erfgoedwaarden, energieprestatie en milieubelasting? Deze vragen zijn in samenhang onderzocht in dit project en geven inzicht in het maatwerkproces: welke opgaven speelden er, wie waren er betrokken en waarom werden deze oplossingen gekozen. Daarnaast is de impact in kaart gebracht.
Aanleiding Woningcorporaties realiseren op grote schaal Nul op de meter (NoM) renovaties omdat het een van de meest ontwikkelde en veelbelovende methoden is voor vergaande verduurzaming van het bestaand vastgoed. Een opschaling van deze renovaties is van groot belang om verduurzamingsambities te realiseren. Deze renovaties zijn ingrijpend voor woningcorporaties én bewoners. Het creëren van positieve bewonerservaringen is cruciaal voor het succes van NoM-renovaties, en zijn daarmee voorwaarde voor de gewenste opschaling. De praktijkvraag Om positieve bewonerservaringen te creëren is het van belang dat de beloofde energieprestatie bij deze woningen gerealiseerd wordt. In de praktijk blijkt nul op de meter lang niet altijd ‘nul’ te zijn doordat bewoners hun gedrag niet aanpassen op de energiezuinige woning. Woningcorporaties constateren dat het huidige bewonersproces zeer tijdrovend is, waarbij onvoldoende duidelijk is hoe de bewonersparticipatie het beste vormgegeven kan worden. De praktijkvraag luidt: Hoe kunnen bewoners op een goede manier worden voorbereid op en begeleid in het wonen in een energiezuinige NoM-woning? Doel van het project Het doel van dit project is om een adequate aanpak te ontwikkelen voor dit bewonersproces waarmee positieve bewonerservaringen worden gerealiseerd en de kans op ‘nul op de meter’ zo groot mogelijk wordt. Hierbij gaat het om het traject van planvorming tot ingebruikname. De aanpak leidt ertoe dat bewoners op een efficiënte en effectieve manier voorbereid worden op het wonen in een NoM-woning en na de renovatie zoveel mogelijk ‘nul op de meter’ realiseren. Bijdrage van dit project Om de aanpak te ontwikkelen worden de volgende stappen genomen: 1. Het bundelen en analyseren van bestaande ervaringen door middel van een meta-analyse. Resultaat: uitgangspunten voor het ontwerp; 2. Het in co-creatie ontwerpen van de aanpak voor het bewonerstraject. Resultaat: Nieuwe aanpak voor woningcorporaties; 3. Het testen van de aanpak. Resultaat: Gevalideerde aanpak.