In cultuuronderwijs op de basisschool zijn drie fasen van belang: receptie, productie en reflectie. In de receptiefase kan bestaande kunst worden besproken en door leerkracht en kinderen van betekenissen worden voorzien. Die betekenissen kunnen in de productiefase worden verbeeld en in de reflectiefase weer besproken. Maar in de praktijk gebeurt dat niet vaak en er is ook nog niet veel bekend over de invloed van betekenisgeving in de receptiefase op de producties van de kinderen. Volgens de theorie van creativiteit van Vygotsky geeft het kind een eigen betekenis aan de culturele omgeving in een proces van interiorisatie. Vervolgens gaat in het proces van exteriorisatie creativiteit een rol spelen wanneer het kind zelf producties gaat maken. Het doel van dit onderzoek was te achterhalen welke typen vragen van de leerkracht en welke typen beeldende kunst de betekenisgeving bevorderen. In diverse arrangementen stelde de leerkracht verschillende vragen en kregen de kinderen de ruimte om de gegeven betekenissen te verbeelden. Het bleek dat elk type vraag van de leerkracht richtinggevend was en dat vooral vragen naar beeldaspecten, gecombineerd met filosofische vragen, krachtige instrumenten waren om te komen tot een rijkdom aan betekenissen in de gesprekken en in de producties van de kinderen.
DOCUMENT
Een van de belangrijkste maatschappelijke issues is de jeugdcultuur. Jeugdcultuur raakt het ontwikkelingspsychologisch begrip adolescentie. Wat de adolescentie precies is blijft echter vaak in nevelen gehuld. Een belangrijke reden daarvoor is dat er nog steeds weinig interdisciplinair wordt gewerkt. De onderzoeken die gedaan worden zijn vaak te vakspecifiek (psychologisch, sociologisch, psychiatrisch enzovoort) en daardoor beperkt inzichtgevend in deze complexe biografische fase. Daarnaast wordt nog (1) te veel gezocht naar het algemene en te weinig naar het specifieke, (2) te veel naar het generieke en te weinig naar het unieke, (3) te veel naar het uniforme en te weinig naar het opmerkelijke en (4) te veel naar het instrumentele en te weinig naar het culturele. Postmoderne onderzoek, zoals gehanteerd binnen ASCA, wordt slechts sporadisch gebruikt op dit maatschappelijk zeer belangrijke onderzoekgebied (een positieve uitzondering is de socioloog Dick Hebdidge). Dit feit roept om nieuw onderzoek, dat leidt tot een sprekend, herkenbaar, pluriform, afwijkend en poëtisch beeld van de adolescent.
DOCUMENT