Het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht doet onderzoek naar de maatschappelijke effecten van de lokale aanpak extremisme. Centraal staat daarbij de vraag: beschikken eerstelijnswerkers over de nodige kennis en begrip om de mate van bereidheid voor (gewelddadig) extremisme en terrorisme van een individu te beoordelen? Vandaag komt het tweede rapport uit in een reeks van drie. Het verkennende onderzoek richt zich op risico-inschattingen van lokale veiligheidsprofessionals aangaande de volgende vraag: in hoeverre is een jongere over wie signalen van vermeende radicalisering binnenkomen, bereid om geweld te gebruiken? In de meeste gevallen gaat het wellicht om vijandige uitingen of gedrag, maar niet om jongeren die voornemens zijn om daadwerkelijk gewelddadige acties te ondernemen. Als zodanig beslissen eerstelijnsprofessionals bij het adresseren van risico’s of bedreigingen tegelijkertijd ook over het recht op vrijheid van meningsuiting. Dan is het wel van groot belang om in kaart te brengen hoe vermeende signalen gewogen en geduid worden op gemeentelijk niveau.
DOCUMENT
Dit rapport verkent of de lokale jongerenwerker bij machte is om te opereren op het snijvlak van maatschappelijk welzijn en signalering van gewelddadig extremisme. Hoewel extremisme onder jongeren een zeldzaam fenomeen blijkt, en uitreizen om zich aan te sluiten bij Jihadistische strijdgroepen in het buitenland nog maar sporadisch voorkomt, ligt er een nadrukkelijke boodschap vanuit de overheid om alert te zijn op de eerste tekenen van afwijkend gedrag. Aan de hand van documentanalyse en interviews met jongerenwerkers brengt deze exploratieve studie in kaart hoe deze groep sociaal werkers gestalte geeft aan hun monitorende rol in de wijk. De resultaten laten zien dat er in de dagelijkse praktijk een helder kader ontbreekt, en dat dit twee hoofdoorzaken heeft. De eerste is dat, in de praktijk, de termen radicalisering en (gewelddadig) extremisme lastig van elkaar te onderscheiden zijn. De tweede oorzaak is dat de oordeelsvorming grotendeels leunt op de eigen individuele perceptie op de problematiek. Dit rapport concludeert daarom dat oordeelsvorming in de context van signalering van gewelddadig extremisme ogenschijnlijk weinig gestructureerd verloopt en niet geheel objectief is. De vraag is of de focus van het beleid op lokaal niveau niet verlegd moet worden naar het voorkomen van extremistisch geweld door jongerenwerkers in plaats van het tegengaan van radicaal gedachtegoed of ideologieën.
DOCUMENT
De afgelopen jaren richt terrorismebestrijding zich meer op het anticiperen op de dreiging die ervan uitgaat. Vroegsignalering van afwijkend gedrag onder jongeren is daarom een belangrijk onderdeel van de aanpak geworden. Eerstelijns professionals die in de haarvaten van de samenleving hun werk doen, worden aangespoord om radicaliseringsprocessen naar gewelddadig gedrag in een vroeg stadium te signaleren. Een rol die ook is toegewezen aan de wijkagent. Tot op heden is echter weinig bekend over hoe lokale politieagenten deze taak naar eigen inzicht oppakken. Ook verschenen in de Sdu uitgave Het tijdschrift voor de Politie 2020(3), 32-35.
LINK
In de versterking van het voorkomen en aanpakken van (gewelddadig) extremisme en terrorisme is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd. Zowel internationale als nationale strategieën richten zich op preventie, bescherming, vervolging en reactie. Centraal in veel beleid staat samenwerking en informatie-uitwisseling op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Nederland geeft hieraan vorm door middel van de zogenoemde ‘brede benadering’. Die bestaat uit een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. De lokale persoonsgerichte aanpak gericht op (religieus) extremisme, vormt een onderdeel van de brede benadering. Ook zet men interventies in die gericht zijn op het risico dat individuen of groepen zouden vormen. De gemeente voert de regie en de aanpak wordt uitgevoerd door lokale professionals uit de gemeente, politie, Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) en andere (zorg)partners binnen een multidisciplinair overleg. Vaak is er overleg met het Openbaar Ministerie en de nationale overheid. Over het effect van de lokale persoonsgerichte aanpak is weinig bekend. Het doel van dit verkennende onderzoek is meer zicht te krijgen op de lokale geïntegreerde benadering.
DOCUMENT
Jongerenwerkers hebben een cruciale rol toegewezen gekregen in het bestrijden van terrorisme. Ze zijn er echter niet voor opgeleid en moeten bij gebrek aan duidelijke maatstaven handelen op basis van hun eigen waardeoordeel. Daarbij is het de vraag of sociale professionals überhaupt als agenten van sociale controle moeten optreden.
LINK
IMPACT Europe is een evaluatie-Toolkit die professionals werkzaam op het gebied van het voorkomen en tegengaan van extremisme (hier Counter Violent Evaluation, afgekort CVE genoemd) ondersteunt bij de evaluatie van hun interventies. De tool is ontwikkeld in samenwerking met het Hogeschool Utrecht-lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid en is volledig toegankelijk via bijgaande link. Het doel van de IMPACT Europe Toolkit is om professionals te helpen in het ontwerpen en uitvoeren van evaluaties van CVE-interventies. Op dit moment zijn robuuste en rigoureuze evaluaties nog niet de norm in het CVE-veld, terwijl deze evaluaties juist zouden kunnen bijdragen aan het verbeteren van interventies. Daarnaast helpt deze Toolkit professionals bij het ontwikkelen van programma’s die makkelijker te evalueren zijn en waarbij het waarschijnlijker is dat gewenste resultaten worden behaald. De Toolkit bestaat uit drie onderdelen: 1. Evaluation Guide (Evaluatie Gids): dit onderdeel ondersteunt het ontwerpen en uitvoeren van een evaluatie van een CVE-interventie. 2. Interventions Database (Interventie Database): dit onderdeel geeft voorbeelden van bestaande interventies in het CVE-veld. 3. Lessons Learned (Geleerde Lessen): dit onderdeel geeft voorbeelden van CVE-interventies die geëvalueerd zijn en de lessen die uit deze evaluaties getrokken kunnen worden. Onder aan de voorpagina staat vermeld:'This project has received funding from the European Union's Seventh framework Programme for research, technological development and demonstration under grant agreement no 312235' en 'Copyright IMPACT Europe Consortium'.
LINK
In de afgelopen jaren is terrorismebestrijding wereldwijd zich meer gaan richten op het anticiperen op de dreiging die ervan uitgaat. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de Europese Commissie benadrukken daarom steeds meer dat preventie geboden is. Uitgangspunt is dat terroristische daden niet alleen kunnen worden voorkomen met repressieve maatregelen, maar dat radicaliseringsprocessen naar gewelddadig extremisme in een vroeg stadium moeten worden ontdekt. Het gaat daarbij om een fase die te boek staat als ‘vroegsignalering’, met als doel preventief dreigingen te identificeren die bijdragen aan mogelijk extremistisch geweld. De focus hierbij ligt op het signaleren van afwijkend gedrag, en tegelijkertijd op het bevorderen van sociale stabiliteit op wijkniveau. Professionals die dagelijks in direct contact staan met burgers, onder wie de lokale politieagenten, zouden hierin een sleutelrol spelen.
DOCUMENT
Met het oog op preventie inzake terrorisme heeft Nederland de laatste jaren – naast het uitbreiden van bevoegdheden voor justitie en veiligheidsinstanties – ook op lokaal niveau geïnvesteerd in de opzet van gemeentelijke netwerken om ontwikkelingen die de maatschappij kunnen ontwrichten tegen te gaan. Tezamen hebben lokale instanties de verantwoordelijkheid gekregen om zogeheten radicalisme en extremisme vroegtijdig te signaleren. Dit sluit aan bij de visie van het Europese Countering Violent Extremisme- ofwel kortweg CVE-beleid. Het gaat daarbij vooral om het monitoren van grensoverschrijdende geesteshoudingen. Op deze manier wordt getracht de dreiging die uitgaat van het mondiale jihadisme ‘breed’ aan te pakken. Deze verschuiving van terrorismebestrijding van nationaal naar lokaal niveau, alsook het verleggen van de focus van ‘handelingen’ naar ‘gedachtegoed’, heeft direct gevolgen voor de betrokkenheid van maatschappelijke actoren.
LINK
Frontline professionals such as social workers and civil servants play a crucial role in countering violent extremism.Because of their direct contac twith society,first liners are tasked with detecting individuals that may threaten national security and the democratic rule of law. Preliminary screening takes place during the pre-crime phase. However, without clear evidence or concrete indicators of unlawful action or physical violence, it is challenging to determine when someone poses a threat. There are no set patterns that can be used to identify cognitive radicalization processes that will result in violent extremism. Furthermore, prevention targets ideas and ideologies with no clear framework for assessing terrorism-risk. This article examines how civil servants responsible for public order, security and safety deal with their mandate to engage in early detection, and discusses the side effects that accompany this practice. Based on openinterviews with fifteen local security professionals in the Netherlands, we focus here on the risk assessments made by these professionals. To understand their performance, we used the following two research questions: First, what criteria do local security professionals use to determine whether or not someone forms a potential risk? Second, how do local security professionals substantiate their assessments of the radicalization processes that will develop into violent extremism? We conclude that such initial risk weightings rely strongly on ‘gut feelings’ or intuition. We conclude that this subjectivitymayleadto prejudiceand/oradministrativearbitrariness in relationtopreliminary risk assessment of particular youth.
DOCUMENT
Bij de Europese verkiezingen van 2019 werden namens Nederland nooit eerder zoveel eurosceptische Europarlementariërs verkozen. Hun geluid is voor kiezers van grote waarde: Europarlementariërs van middenpartijen hebben de neiging te praten over beleidsmatige details. Eurosceptici lichten eerder de grote keuzes in Brussel uit: moet er meer of minder Europese grensbewaking komen? Is Covid-19 een reden om de binnengrenzen te sluiten? Moet er verdere EU i-uitbreiding plaatsvinden? Moet de EU grote techbedrijven aanpakken? Voor herkenbare politiek zijn herkenbare partijen nodig en dat is waar het – nog geen twee jaar na de Europese verkiezingen – totaal misgaat. Bijna al deze Europarlementariërs, behalve die van SGP i en PVV i, zijn inmiddels van partij gewisseld. Op lokaal niveau waren afsplitsingen al een vertrouwd fenomeen, maar nu doet dit zich ook regelmatig in Brussel voor. Het komt de herkenbaarheid van Europese politiek niet ten goede. Laten we kijken naar drie gevallen: Dorien Rookmaker i stapte uit Forum voor Democratie i (FvD), Toine Manders i vertrok bij 50Plus i en onlangs vertrokken nog eens drie FvD-Europarlementariërs. Waar leidt dit toe?
MULTIFILE