Het plan van aanpak gepresenteerd in deze handreiking is bedoeld als leidraad voor het ontwerpen, ontwikkelen, implementeren en evalueren van verschillende Learning Communities binnen het RAAK-5 project Het Nieuwe Telen: gas erop! Het is bedoeld om zowel inzichten als instrumenten te bieden aan coördinatoren en facilitatoren voor de implementatie van de lokale Learning Communities gedurende het project. Deze handreiking is een noodzakelijke aanvulling op het project vanwege de prominente rol van Learning Communities binnen het project, maar ook omdat er geen wetenschappelijk gebaseerde ontwerpprincipes voor LC’s te vinden zijn. Er zijn veel projecten die Learning Communities uitvoeren, maar een grondige zoektocht naar literatuur en internetbronnen resulteerde niet in ontwerpprincipes.
DOCUMENT
This research aims to investigate the usefulness of a connected leadership model for sport organizations. The following research questions were designed: 1) How can professional sport managers successfully make use of thedevelopments of new professionalism (Leijnse, Hulst & Vromans, 2006), the new way of working and managerial leadership? 2) What are the features of a connected managerial leadership model? 3) What are the designprinciples of an applicable learning environment for professional sport managers 2.0? 4) What are thesimilarities or differences of connected managerial leadership in traditionally organized sports?
DOCUMENT
Binnen de nieuwe opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht is gehoor gegeven aan de toenemende wens van studenten om meer te doen met eigen ervaringen met psychische kwetsbaarheid. Deze wens is onder meer vertaald in een peersupportgroep voor studenten, die in de periode maart t/m juni in 2018 en 2019 liep. Veel studenten beschikken over een behoorlijk potentieel aan ervaringskennis wat door middel van peer support in een veilige setting kan worden verkend. Deelnemers worden zich bewust van dit potentieel door hierop met elkaar reflecteren en (verder) te ontwikkelen. Een peer support groep werkt taboedoorbrekend en biedt ondersteuning aan studenten met een psychische kwetsbaarheid. Peer support ondersteunt ook aankomend professionals gebruik te maken van eigen kwetsbaarheid. Voor veel (aankomend) hulpverleners was het tot voor kort ongebruikelijk om dit te doen. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en hulpverlener anders gedefinieerd en richt de (herstelgerichte) zorg zich steeds nadrukkelijker op destigmatisering, de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de begeleidingsrelatie. Peer support-programma’s worden steeds vaker geïmplementeerd in (zorg)organisaties om mensen te helpen omgaan met problemen, maar spelen ook in de beroepsontwikkeling van aankomend sociaal werkers een belangrijke rol. Deze rapportage is een samenvoeging van een eerdere interne rapportage van de peer supportgroep uit 2018 (Leunen; Lamers & Van Slagmaat, 2018) en een evaluatie van de peer supportgroep in 2019.
DOCUMENT
Full text via link. In de Wmo-werkplaats Utrecht bekijkt men in zogenaamde leerwerkplaatsen hoe formele en informele zorg het beste op elkaar afgestemd kunnen worden. Onderzoeken, leren, innoveren en ondernemen vormen de bouwstenen van deze communities of practise and learning
LINK
In het voorjaar van 2023 vond de G1000Zuid-Holland plaats, bestaande uit drie burgerberaden. Deze burgerberaden gingen over verschillende onderwerpen: (1) Wonen, (2) Toekomst van het platteland en (3) Leefbaarheid, verkeer en vervoer. Provinciale Staten zijn de initiatiefnemer van de burgerberaden. Het projectteam van provincie Zuid-Holland heeft samen met Stichting G1000 de uitvoering van de beraden op zich genomen. Meer dan 300 inwoners van provincie Zuid-Holland deelgenomen aan de burgerberaden. De burgerberaden formuleerden 113 adviezen die werden samengevoegd tot het Provinciaal Burgerakkoord Zuid-Holland. Het burgerakkoord werd op 25 maart aan Provinciale Staten overhandigd. De onderzoeksvraag van deze evaluatie was dan ook: Wat heeft de G1000Zuid-Holland de provincie opgeleverd? Wat zijn de effecten, welke resultaten zijn behaald, wat ging er goed en wat kunnen we hiervan leren, ook voor toekomstige participatietrajecten waaronder burgerberaden? Het burgerberaad vond plaats voor de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2023, zodat de adviezen meegenomen konden worden in het coalitieakkoord. Hierdoor was er drie maanden beschikbaar voor de voorbereiding van drie burgerberaden op verschillende locaties in de provincie. In acht genomen dat het voor het eerst was dat de provincie een burgerberaad organiseerde, de voorbereidingstijd en dat het projectteam nog niet op volle sterkte was, was dit te kort. Deelnemers aan de burgerberaden waren over het algemeen tevreden over de organisatie van de G1000Zuid-Holland. Na afloop had bijna de helft van de deelnemers vertrouwen in de opvolging van hun adviezen. Het besluitvormingsproces van de provincie duurde langer dan gedacht. Desalniettemin, waren leden van de monitor- en klankbordgroep zeer positief over de uiteindelijke besluitvorming door de PS op 15 mei 2024.
DOCUMENT
Aims and Objectives: To identify and synthesise empirical evidence on the perspectives of nurses regarding factors that enable and/or obstruct the delivery of compassionate care. Methodological Design and Justification: A scoping review was chosen for its capacity to perform a broad exploration of the available literature. Ethical Issues: This scoping review raises no ethical issues. Research Methods: This review includes studies that report enablers and barriers of compassionate care. Both qualitative and quantitative designs were included. The quality of each study was assessed using the Mixed Method Appraisal Tool (MMAT). A narrative synthesis was employed to summarise the results. Instruments: A search was conducted in the electronic databases of MEDLINE and CINAHL (1975–2021). Outcome Measures: Barriers and enablers to compassionate care from nurses' perspectives. Results: Fifteen empirical studies were included in this review. Four themes of enablers and barriers to compassionate care emerged: (1) personal characteristics, (2) professional characteristics, (3) patient-related factors, and (4) workplace-related factors. Main facilitators were a strong motivation to deliver compassionate care, the managements' support of compassion as a nursing value and operating in a healthy team culture. Main barriers were the absence of education and/or role models for compassionate care, heavy workloads, and the managements' prioritisation of task-centred care. Study Limitations: This study is limited by the inclusion of qualitative studies with small samples and the absence of data from Northern Europe and North America. Conclusions: The findings indicate that policymakers, healthcare leaders, and nursing management play an important role in nurses' ability to provide compassionate care. Through leadership that centralises compassion as a core nursing value, nurses receive greater support in prioritising compassion in patient care. This support is further enhanced by ensuring adequate staffing and manageable schedules, offering comprehensive training in compassionate care skills, and providing resources to support nurses' wellbeing. Trial Registration: PROSPERO: CRD42022324955 https://www.crd.york.ac.uk/PROSPERO/display_record.php?RecordID=324955.
DOCUMENT
Objectives: Despite the many proven advantages of a physically active lifestyle in patient populations, prescription of exercise is currently not widely implemented in routine clinical practice. The aims of this study were twofold: (1) to assess perceptions of clinicians on the current practice of exercise is medicine (E=M) prescription in two Dutch university medical centres and (2) to determine their perceived barriers and facilitators for the implementation of E=M in routine clinical care in Dutch university medical centres. Design: A mixed methodologies study, using both online questionnaires and semi-structured interviews. Setting: Dutch university medical centres. Participants: Clinicians working within the departments of medical oncology, orthopaedics and rehabilitation medicine of two university medical centres. Results: Forty-five clinicians (response rate of 51%) completed the questionnaire, and 19 clinicians were interviewed. The results showed that even though clinicians had a positive attitude towards prescribing E=M, only a few reported to regularly prescribe E=M to their patients. The 52 identified facilitators and barriers for implementation of E=M were categorised into four main themes: (1) beliefs toward the implementation of E=M (eg, clinicians knowledge and skills, and social support), (2) factors related to the patient perspective (eg, patient priorities or motivation), (3) factors related tothe referral options (eg, knowledge of and trust in local referral options) and (4) practical considerations when implementing E=M (eg, time constraints). Conclusions: Our study showed that even though many clinicians have a positive attitude toward an active lifestyle, many are not prescribing E=M on a regular basis. In order for clinicians to effectively implement E=M, strategies should focus on increasing clinicians E=M referral skills, improving clinicians knowledge of E=M referral options and develop a support system to ensure that E=M is high on the priority list of clinicians.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Evidence Based werken wordt in de gezondheidszorg op allerlei manieren gestimuleerd, maar de implementatie van EBP blijkt weerbarstig. Het Promoting Action on Research Implementation (PARIHS) raamwerk biedt een hulpmiddel om de implementatie succesvoller te laten verlopen. Het raamwerk laat het samenspel zien van verschillende factoren die van invloed zijn op het succesvol invoeren van evidence in de praktijk. Deze verschillende factoren zijn: de kwaliteit van de evidence, de context waarin de verandering plaatsvindt en de facilitering die geboden wordt om de verandering te ondersteunen. In het raamwerk worden deze factoren gezien als onderling samenhangend, waarbij elke factor op een continuüm van hoog naar laag kan worden beoordeeld. De veronderstelling die aan het raamwerk ten grondslag ligt,is dat succesvol implementeren optreedt wanneer: - de evidence wetenschappelijk robuust is en overeenkomt met de professionele inzichten en de behoeften van de patiënten; in die situatie is de 'evidence' hoog/sterk. - de context open staat voor verandering, er sprake is van een cultuur die open staat voor verandering, sterk leiderschap en passende evaluatiesystemen; in die situatie is de 'context' hoog/sterk - er facilitering plaatsvindt door competente interne of externe facilitatoren bij het implementeren van veranderingen; in die situatie is de 'facilitering' hoog. het artikel is een vrije vertaling van het artikel van: J. Rycroft-Malone, A. Kitson, G. Harvey, B. McCormack, K.Seers, A. Titchen, C. Estebrooks. (2002). Ingredients for Change; revisiting a conceptual framework. Quality and Safety in Healthcare (11) 174-180.
DOCUMENT