De Peer Support Group Kwalitatief Onderzoek van de HU is een groeiende, zelfsturende, HU-brede groep die is ontstaan uit de behoefte van onderzoekers en docenten om als ‘peers’ onderling kennis en ervaring te delen met betrekking tot kwalitatief onderzoek. De logistiek en organisatie van deze groep heeft een zeer fluïde karakter. Zij vormt zich naar de inhoudelijke en organisatorische behoeften van de groep. Deze behoeften zijn continu in beweging door onder andere veranderingen binnen de organisatie van de HU en de verschillende werkvelden en onderzoeksdomeinen waaruit de deelnemers afkomstig zijn. Maar ook door de ontwikkelingen die plaatsvinden op het terrein van kwalitatief onderzoek, binnen de eigen Peer Support Group (PSG) zelf en van de individuen die deel uitmaken van de PSG. In deze bijdrage zal ik nader uiteenzetten hoe complexiteit een rol speelt in het ontstaan en functioneren van de PSG.
DOCUMENT
Teneinde het opnemen van onderzoeksvaardigheden in het curriculum van de Faculteit Educatieve Opleidingen van de Hogeschool Utrecht te vergemakkelijken en ter ondersteunen, vonden wij het zinvol om een stuk te schrijven over de vermeende tegenstelling tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Een belangrijk uitgangspunt is dat we niet uitgaan van een in de wandelgangen vaak gehoorde tegenstelling tussen universitair en hogeschool onderzoek, waarbij de universiteit kwalificaties als fundamenteel en theoretisch opeist en de praktische kruimels voor het hoger beroepsonderwijs wil laten liggen. Wij gaan daar niet van uit omdat wij geen fundamenteel verschil zien tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek. De grondslagen, de redeneringen, de systematiek zijn in beide gevallen hetzelfde. Op de achtergrond speelt, in ieder geval bij de humaniora van de hoge scholen, nog een andere tweedeling een rol: kwantitatief versus kwalitatief onderzoek. Belangrijke kenmerken van kwantitatief onderzoek zoals ingewikkelde onderzoeksdesigns, grote steekproeven en gecompliceerde statistische analyses zouden het natuurlijk domein van universiteiten zijn. Ook dit werpen we verre van ons. Volgens onze opvatting gaat het in de eerste plaats om 'goed onderzoek' en goed onderzoek vereist niet persé een kwalitatieve benadering of een kwantitatieve benadering. Goed onderzoek geeft in de eerste plaats een antwoord op een vraag die gesteld wordt: de probleemstelling. Zoals het overgrote deel van onderzoekers tegenwoordig rekenen wij ons niet tot kwantitatieve onderzoekers of tot kwalitatieve onderzoekers. Met behulp van onderzoek willen wij een slechts een antwoord geven op de gestelde vraag, de probleemstelling.
DOCUMENT
In dit artikel worden verschillende promotieonderzoeken besproken. O.a. ook het promotieonderzoek "Zorgperspectieven op de relatie tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners: de zorgtriade in theorie en praktijk" van Deirdre Beneken genaamd Kolmer. In dit onderzoek wordt o.a. inzicht verkregen in de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners door een empirisch-kwalitatief onderzoek waarin informatie wordt verzameld bij belanghebbenden in de zorgtriade. De resultaten van dit onderzoek zouden kunnen leiden tot een afstemming tussen beleid en praktijk voor de positie van de mantelzorger en de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners. Zo kan op grond van de voorgestelde definitie de vraag gesteld worden of mantelzorgers recht hebben op een status zoals die van arbeidskrachten aangezien ze werk verrichten dat normaliter door professionele hulpverleners gedaan zou worden. Bovendien blijkt –wanneer wordt uitgegaan van de voorgestelde definitie – de groep mantelzorgers die in aanmerking komt voor mantelzorgondersteuning, minder groot te zijn. De overheid zou als gevolg daarvan een specifieker beleid voor mantelzorg kunnen voeren. Uit politiek-filosofisch onderzoek blijkt onder andere dat zorg een primairgoed is waardoor het onrechtvaardig zou zijn om het recht op zorg te laten afhangen van marktmechanismen of van goodwill van burgers. De overheid heeft in die zin een taak.
DOCUMENT
Gemeenten hebben de wettelijke plicht om onderzoek te doen naar de tevredenheid van gezinnen over de jeugdhulp. In het voorjaar van 2022 heeft het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van De Haagse Hogeschool met medewerking van tweedejaarsstudenten Pedagogiek cliënten van DelftSupport die in 2021 jeugdhulp hebben ontvangen geïnterviewd. Hoewel het kleine aantal interviews niet representatief is voor alle gezinnen en jongeren die hulp hebben ontvangen, zijn deze wel waardevol. Achter elke ervaring zit een verhaal, een gezin, een kind of jongere met een hulpvraag. Op basis van de interviews en de reflectie door het team adviseren we om te investeren in een betere samenwerking met de ketenpartners. Verlies daarbij vooral het gezin niet uit het oog en laat waar mogelijk de regie bij het gezin.
MULTIFILE
Background: the global population is ageing. As older people become more susceptible to frailty, an increase in frailty prevalence is also expected. Although frailty has been defined before in research, older peoples’ perceptions of frailty do not always coincide with those used in research or medical settings. Further exploring community-dwelling older people’s viewpoints regarding frailty is essential for tailored care and policy. Aim: the aim of this study was to explore the perspectives of Dutch community-dwelling older people regarding frailty and its opposing concepts. Methods: a phenomenological qualitative study was conducted for which we carried out semi- structured interviews with independently living older people aged ≥65. Following the interviews, the participants filled out the Tilburg Frailty Indicator. Results: the different domains of frailty: ‘physical’, ‘psychological’, and ‘social’, were recognized by participants. In addition, other aspects, such as financial capacity and digital functioning, have been identified. Four aspects of the meaning of frailty were identified in the category of other frailty definitions: ‘dependency’, ‘frailty as getting hurt’, ‘frailty as prone to deterioration', and ‘frailty as experiences of loss and sacrifice’. Participants also described the opposites of frailty, which could also be distinguished according to the ‘physical’, ‘psychological’, and ‘social’ domains. In addition, participants mentioned the following concepts as opposing frailty: ‘vitality’, ‘resilience’, ‘independence’, ‘autonomy’, and ‘ambition’. Conclusion: we found that frailty and its opposites share similar aspects, including physical, psychological, and social dimensions. Additionally, older people perceived cognition as an essential aspect of frailty. The psychological dimension seemed more dominant in concepts opposed to frailty, which raises opportunities to focus on the positive aspects and build on older people’s (psychological) capabilities in managing frailty and its consequences. Based on these f indings, policymakers and care professionals should consider the perspectives of older people regarding frailty and its opposing concepts.
DOCUMENT
Het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek bestudeert het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen en het onderwijs in onderzoek. Hiermee probeert het een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering daarvan. Een belangrijk aspect hierbij is het in kaart brengen van de meerwaarde van praktijkgericht onderzoek. In de politieke discussie over wetenschapsbeoefening in Nederland en de rol van het hbo daarin is het van belang dat we laten zien op welke manieren ons onderzoek bijdraagt aan de samen - leving. Als we in acht nemen dat praktijkgericht onderzoek altijd plaatsvindt midden in de complexiteit van maatschappelijke kwesties en dat dit via allerlei wegen waarde kan hebben, rijst de vraag: hoe breng je die meerwaarde op een zinvolle manier in kaart? In deze bijdrage laat ik zien dat praktijkgericht onderzoek voornamelijk plaatsvindt middenin complexe maatschappelijke vraagstukken en dat daarom traditionele manieren om meerwaarde aan te tonen, zoals het tellen van het aantal publicaties, niet werkt. Ik introduceer het begrip ‘doorwerking’ om de maatschappelijke meerwaarde te duiden en geef een manier om deze doorwerking in kaart te brengen zoals wij die binnen het Kenniscentrum Leren en Innoveren van Hogeschool Utrecht toepassen.
DOCUMENT
Dubbel-essay van de Vereniging Hogescholen : een essay van Carola Hageman met de titel 'Wie schrijft die blijft : open access publiceren van praktijkgericht onderzoek' en een essay van Daan Andriessen met de titel 'Werk aan de winkel : uitdagingen voor de volgende 15 jaar praktijkgericht onderzoek in het hbo'
LINK
Leefbaarheid. Iedereen heeft het erover en vindt het belangrijk, maar wat is het eigenlijk en wanneer is het voldoende aanwezig? Veel professionals maken - om dit begrip handen en voeten te geven -gebruik van statistieken. Dat is handig, want in tegenstelling tot woorden lijken cijfers neutraal en objectief te zijn. Dat klopt echter maar ten dele. Reden waarom je de totstandkoming en het gebruik van deze cijfers altijd met een kritisch oog moet bekijken. Hogescholen hebben veel ervaring met kwalitatief onderzoek dat een goede aanvulling is op de meer statistische analyses. Met behulp van bijvoorbeeld diepte-interviews of focusgesprekken kan je samen met de gebruikers van een gebied meer inzichten krijgen in de achterliggende oorzaken van bepaalde vraagstukken en welke oplossingsrichtingen aansluiten op de wensen, behoeften en (on)mogelijkheden van de wijk(bewoners). Wie dat pad bewandelt, kan uiteindelijk ook veel grondiger de leefbaarheid van een buurt definiëren.
DOCUMENT
Praktijkonderzoek over integratie van practice based evidence en evidence based practice, nderzoeksresultaten toepassen in de praktijk,verbeteren in en door de praktijk.
DOCUMENT
Deze bundel bevat artikelen van diverse auteurs. De genoemde auteurs in deze beschrijving vormden de redactie. Van de achterflap: "Dit boek bevat een verzameling voorbeelden hoe je om kan gaan met complexiteit in onderwijs, onderzoek, organisatie en de beroepspraktijk. De voorbeelden zijn verzameld binnen Hogeschool Utrecht. De grote maatschappelijke uitdagingen van onze tijd zijn zeer complex. Of het nu gaat om zorg, onderwijs, duurzaamheid of veiligheid; vraagstukken op deze terreinen zijn ongrijpbaar, ontwikkelen zich onvoorspelbaar en worden beïnvloed door een groot aantal actoren. Eenvoudig oorzaak-gevolg-denken schiet tekort en standaardoplossingen werken niet. Het hoger beroepsonderwijs levert een belangrijke bijdrage aan de sociale vraagstukken van onze tijd door het opleiden van professionals en het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek. In toenemende mate moeten we hbo-studenten leren te bewegen in complexe situaties waarin ze niet kunnen terugvallen op protocollen en gestandaardiseerde aanpakken. En ons praktijkgericht onderzoek moet flexibel genoeg zijn om te kunnen meebewegen met de ontwikkelingen in het veld. Het idee van ‘complexiteit’ inspireert vele docenten, onderzoekers en managers binnen Hogeschool Utrecht om anders na te denken over ons onderwijs, onderzoek en organisatie. In deze bundel hebben we de ideeën van 23 medewerkers verzameld over hoe je als professional, docent, onderzoeker of manager kan ‘bewegen in complexiteit’. In 20 hoofdstukken vertellen zij hoe het idee van complexiteit en de achterliggende theorieën hen inspireert en zij geven in hun bijdrage voorbeelden op vier terreinen: hoe beter te bewegen in de complexe beroepspraktijk, hoe beter onderwijs te geven waarin de student wordt voorbereid op complexe vraagstukken, hoe beter praktijkgericht onderzoek te doen dat daadwerkelijk doorwerkt in complexe situaties en hoe beter te organiseren en te managen."
DOCUMENT