Filosoferen met kinderen wordt steeds meer gezien als een activiteit die bijdraagt aan democratische vorming. Democratie leren door filosoferen is een diepgaand onderzoek naar de praktijk van het filosoferen in het basisonderwijs. Op verschillende niveaus is het curriculum 'filosoferen met kinderen' onderzocht. Het onderzoek gaat in op de idealen, het idee achter het filosoferen, op de feitelijke vormgeving en uitvoering van het filosoferen en de door de leraren en kinderen zelf gerapporteerde leereffecten ten aanzien van hun denken, dialoog en het omgaan met verschillen. In vier scholen en zestien groepen zijn leraren en kinderen geobserveerd en via interviews en vragenlijsten bevraagd over hun doelen en motieven, praktijken, ervaringen en leereffecten. Het onderzoek laat zien hoe filosoferen met kinderen theoretisch en praktisch een bijdrage kan leveren aan democratische burgerschapsvorming. Het onderzoek is uitgevoerd als promotieonderzoek aan de Universiteit voor Humanistiek.
LINK
Het is opmerkelijk dat in het daltononderwijs nauwelijks aandacht wordt besteed aan filosoferen met kinderen. Vanuit ander vernieuwingsonderwijs is al langer bekend dat er scholen zijn die filosoferen als activiteit in hun programma hebben opgenomen (Bartels, 2007), maar zowel in de literatuur als in de praktijk van het daltononderwijs heb ik vrijwel geen aanwijzingen gevonden, die het belang van filosofie benoemen, of die de toepassing ervan aanmoedigen. Met dit artikel hoop ik daarin verandering te kunnen brengen.
DOCUMENT
Op 1 november van het vorig jaar vierde de Nederlandse kinderfilosofie haar 25-jarige aanwezigheid in ons land. Dat was reden voor een studiedag in de Universiteit voor Humanistiek. Zo’n honderd betrokkenen verzamelden zich, om elkaar te feliciteren, maar ook om elkaar vragen te stellen: moeten we zo wel verder gaan? Of moeten we nieuwe wegen inslaan? En welke dan? Waar staat de kinderfilosofie in Nederland na 25 jaar? In dit artikel zal ik eerst de achtergronden schetsen van het filosoferen met kinderen: waar komt het idee vandaan? Hoe heeft het zich ontwikkeld? Hoe manifesteert het zich? Om deze vragen te beantwoorden begin ik met een beschrijving van de kinderfilosofie als wereldfenomeen om vervolgens in te zoomen op de Nederlandse Couleur. In 2013 verscheen het proefschrift ‘Democratie leren door filosoferen’ (Bartels, 2013). De conclusies ervan geven de Nederlandse kinderfilosofie te denken over de wijze waarop het filosoferen in de school vorm krijgt. In het tweede deel van dit het artikel verken ik mogelijke nieuwe wegen om de kwaliteit van het filosoferen te verbeteren.
DOCUMENT
Een goede docent is vakinhoudelijk deskundig en didactisch vaardig. Maar hij heeft ook een morele taak: eraan bijdragen dat kinderen en jongeren als mens kunnen floreren. Of die vorming slaagt, hangt mede af van het karakter van de leraar. Dat roept spannende vragen op. Kunnen we het karakter van de leraar professionaliseren? Welke karaktereigenschappen verwachten we van een voorbeeldige docent? Hoe kan de lerarenopleiding het beste bijdragen aan de vorming van ‘leraren met karakter’? Beroepsethiek schrijft geen dwingende regels voor, maar stimuleert leraren(opleiders) om samen systematisch over deze vragen na te denken en didactiek te ontwikkelen, waardoor onderwijs aan morele kwaliteit wint.
DOCUMENT
In de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012 hebben 20 scholen , mee gedaan aan het Orion Programma van het Wetenschapsknooppunt Noord-Nederland . De doelstelling van het Orion Programma is kort gezegd: het aanbieden van stimulerende leeromgevingen waarin Wetenschap &Techniek (W&T)-talenten van kinderen (en hun begeleidende volwassene) ontlokt en ontwikkeld kunnen worden, passend bij de wensen en de doelen van de school. Het aanbod van het Wetenschapsknooppunt wordt verzorgd door meerdere partners van de RuG en Hanzehogeschool. De basis voor de gezamenlijke vormgeving van de activiteiten is de TalentenKracht (TK)-benadering. In dit rapport staan twee vragen centraal ten behoeve van de verbetering van het aanbod van het Wetenschapskooppunt Noord-Nederland en de afstemming met de scholen, te weten: In hoeverre past het Orion Programma bij de wensen en doelen van de school én in welke mate vinden de deelnemende scholen dat de leeromgevingen de talenten van kinderen en hun begeleidende volwassenen worden gestimuleerd? De leerkrachten van de deelnemende scholen hebben een digitale vragenlijst ingevuld, waaruit het volgende naar voren kwam: Vrijwel iedere school geeft aan dat het programma passend is. Scholen bereiden het bezoek echter veelal niet voor. Het materiaal dat het Orion Programma aanbiedt, wordt ook niet altijd gebruikt bij de voorbereiding. Scholen vinden wel dat de talenten van kinderen zijn gestimuleerd door de leeromgeving. De scholen geven dan ook een rapportcijfer van gemiddeld een 7,3. Leerkrachten zijn vooral positief over het effect van de activiteiten op de leerlingen.
DOCUMENT
In deze afscheidsrede worden verschillende onderwijsthema’s en onderzoeken besproken die in een lectoraatsperiode van 2004 tot 2018 de revue zijn gepasseerd. De kern van het onderzoeksprogramma was, met accentverschillen in de loop der jaren, opgebouwd rond een aantal thema’s, die in dit boek aan de orde komen: − Maatschappelijke, culturele en persoonlijke vorming (Bildung & burgerschap); − Pedagogisch klimaat en omgaan met verschillen; − Samen pedagogisch handelen (ouders, brede school, IKC); − Activerend, onderzoekend en ontwerpend leren. Daarnaast is er aandacht voor onderzoek in en samen met het werkveld, opleiden in de school en beroepsvorming.
DOCUMENT
Steeds vaker worden digital twins gebruikt om de publieke ruimte anders te organiseren. Dat heeft invloed op het welzijn van burgers. Maar de meeste burgers hebben weinig kennis over die technologie, zien Anne-Marie Sweep, Brishna Nader en Bart Wernaart. Hoe bevraag je hen dan toch over wat ze wel of niet met digitaltwin-technologie willen?
LINK
Onderzoek binnen het thema ‘vorming en persoonsontwikkeling in het onderwijs. De vraag komt op of de aandacht voor vorming en persoonsontwikkeling in het onderwijs niet te veel naar de achtergrond is verdwenen. Om hier meer inzicht in te krijgen, voert de Onderwijsraad een verkenning uit naar de vraag wat onderwijs kan betekenen voor vorming en persoonsontwikkeling van leerlingen en studenten. Dit deelonderzoek richt zich met name op de persoonsvorming, maar ook elementen van maatschappelijke vorming komen aan de orde. Om zicht te krijgen op de mate waarin en de wijze waarop leraren in hun onderwijsactiviteiten vormend beogen te zijn en om hun intenties en manieren in beeld te krijgen is besloten in dit onderzoek de termen morele vorming, cultureelhistorische vorming en intellectuele vorming te hanteren als drie elementen van vorming en persoonsontwikkeling (ook wel persoonsvorming genoemd). Bij morele vorming gaat het om zaken als maatschappelijke verantwoordelijkheid leren nemen, het ontwikkelen van duurzame goede houdingen/deugden (bijvoorbeeld tolerantie, vrijgevigheid en geduld), aandacht voor normen en waarden, levensbeschouwelijke vorming en burgerschapsonderwijs. ureel-historische vorming behelst zaken als het bijbrengen van kennis en begrip van onze cultuur, historisch besef bijbrengen, de waarde van kunst leren inzien en waarderen, leesbevordering/stimuleren tot het lezen van literatuur en media-educatie (jongeren leren omgaan met media als Internet, radio en tv). Bij intellectuele vorming tot slot gaat het om zaken als kritisch leren denken, de waarde van debatteren op basis van redelijke argumenten leren inzien, een onderzoekende houding stimuleren, enthousiasme voor leren overbrengen en filosofie/ filosoferen. De doelgroep van het onderzoek wordt gevormd door leerkrachten en docenten: wat vragen vorming en persoonsontwikkeling van hen? Welke taakopvattingen hebben leerkrachten en docenten? Hebben vorming en persoonsontwikkeling daar ook een plaats in en zo ja, welke? Welke competenties hebben leerkrachten en docenten daarvoor nodig? En ten aanzien waarvan zijn leraren handelingsverlegen, welke belemmeringen ervaren zij?
MULTIFILE
Docentenhandleiding bij Standpunt, VMBO, deel 3 Leerwerkboek (2016). Docentenboek met antwoorden op de opdrachten en toelichtingen bij tal van vraagstellingen, didactische tips en toetsvragen.
MULTIFILE
In dit artikel beschrijven wij de voorlopige resultaten van het moresprudentieproject, waarin casuïstiek wordt verzameld over de moraal van de beroepsgroep in het sociaal werkveld. Een belangrijke aanleiding voor de start van het project waren de positieve reacties van sociale professionals op het essay Hulpverlening mist moraal van lector Lia van Doorn in de Volkskrant (Vk, 24-08-2009). Zij agendeerde hierin de zwakke, morele basis van het social werk. Daarnaast leefde in het HBOonderwijs de vraag naar voorbeelden van morele vragen uit de praktijk, zoals ‘Wel of niet ingrijpen bij onveilige situaties waarin kinderen betrokken zijn?’ en ‘Hoe lang ga ik nog door met contact zoeken?’. De antwoorden van hulpverleners op dergelijke vragen zijn vaak intuïtief en op ervaring gebaseerd. De morele component wordt meestal niet uitgesproken. In het moresprudentieproject willen we de impliciete moraal en de ervaringskennis van professionals boven water krijgen. Daartoe verzamelen we systematisch opvattingen over hoe met morele aspecten om te gaan.
DOCUMENT