Jaarlijks keren circa 30.000 justitiabelen terug naar de samenleving. De reclassering houdt op een deel van hen toezicht, met als doel recidivekansen verminderen en maatschappelijke re-integratie bevorderen. Reclasseringswerkers boeken in de praktijk met hun cliënten veelal vooruitgang op domeinen zoals wonen, werk en relaties. Deze wordt echter vaak tenietgedaan door complexe schuldsituaties waarin cliënten verkeren; hetzij direct doordat cliënten bijvoorbeeld stelen om te kunnen leven, hetzij indirect doordat financiële problematiek cliënten zo in beslag neemt dat er geen ‘ruimte’ is voor werken aan gedragsverandering. Kortom, financiële problematiek is een belangrijk probleem. Reclasseringswerkers missen echter handvaten om cliënten te begeleiden bij financiële problematiek, en bij gebrek aan eenduidige methodische aanpakken zoeken zij hun eigen weg.1 Ook vanuit de literatuur is financiële problematiek bekend als criminogene factor, maar is weinig bekend over de interactie tussen schulden en criminaliteit en de factoren die daarbij een rol spelen. Zowel de praktijk als de theorie vraagt dus om onderzoek dat meer inzicht biedt in de complexiteit van financiële problematiek onder reclasseringscliënten en dat werkers bovendien concrete handvaten kan bieden om cliënten beter te begeleiden bij financiële problematiek.
DOCUMENT
The relationship between socioeconomic factors and crime is a classic theme in criminological literature. However, the relationship between debt and crime is still unclear, and little is known about the causality of this relationship and the factors that influence it. In addition, effective interventions and guidelines to adequately support offenders with debt are limited. Therefore, this thesis aims to systematically gain more insight into the factors that influence the relationship between debt and crime among probation clients and to contribute to developing tools that probation officers and other forensic social professionals can use to support clients with debt adequately. The relationship between debt and crime was studied by (1) a systematic and scoping literature review (5 studies were included in the systematic review and 24 studies in the scoping review), (2) a client file study including risk assessment data of a sample of 250 Dutch probation clients, (3) a quantitative study including recidivism data of the same sample of 250 Dutch probation clients, (4) interviews with 33 Dutch probation officers and 16 clients, and (5) a multiple case study focusing on working elements in the supervision of individual offenders (5 cases). The results show that debt is prevalent among probation clients, hinders resocialization, and increases recidivism risk. Debt and crime are not only related directly but are also related by a complex interplay of problems in different life domains, such as problems regarding childhood, education and work, and mental and physical health. Notwithstanding the strong relationship between debt and crime, financial assistance for probation clients with debts is limited. As debt is strongly related to problems in other life domains, a systematic collaboration between professionals of different disciplines is necessary to support clients with debt adequately.
DOCUMENT
In dit artikel beschrijven we eerst op grond van de literatuur de achtergrond van de relatie tussen financiële problematiek en delictgedrag. Vervolgens beschrijven we ons dossieronderzoek, met als doel inzicht te creëren in de wisselwerking tussen mogelijke onderliggende risicofactoren in de relatie tussen financiële problematiek en delictgedrag. Daarnaast geven we op grond van interviews met zowel professionals als cliënten weer welke belemmeringen worden ervaren in de begeleiding van cliënten ten aanzien van financiën en wat zij hierin nodig hebben. Deze inzichten in de relatie tussen schulden en delictgedrag, mogelijke onderliggende risicofactoren en de ondersteuning die cliënten hierbij nodig hebben, kunnen concrete handvatten bieden aan professionals om cliënten adequaat te begeleiden bij financiële problematiek.
DOCUMENT
Mobility Mentoring® combineert het onderwerp armoede met de laatste inzichten vanuit de hersenwetenschap over de effecten van schaarste en armoede en de ontwikkelbaarheid van hersenfuncties. Deze nieuwe aanpak helpt mensen bij de aanpak van hun financiële en sociale problemen. Het lectoraat Schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht, Platform31 en Impuls ambiëren een effectievere aanpak van financiële problematiek van huishoudens en zochten naar organisaties die de inzichten uit de Schaarste-theorie op een vruchtbare manier vertalen naar hun dagelijkse praktijk.
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
De set vragenlijsten is zorgvuldig samengesteld en getest. Deze vragenlijsten zijn een hulpmiddel om: 1. De mate van belasting van de mantelzorger in beeld te brengen 2. De ervaren kwaliteit van leven in beeld te brengen 3. De ervaren mate van sociale steun in beeld te brengen Door deze lijsten ontstaat een beeld van de situatie en worden behoeften zichtbaar en bespreekbaar. Eén van de doelen van deze set van vragenlijsten is dus om zicht te krijgen op de ondersteuningsbehoefte van mantelzorgers. Met de lijsten kan ook dreigende overbelasting gesignaleerd worden. . Deze overbelasting kan ook ontstaan doordat anderen in het netwerk afhaken gezien de complexiteit van de problematiek. Als de lijsten zowel aan het begin van een begeleidingstraject afgenomen worden als in de loop of aan het einde van het traject kunnen veranderingen zichtbaar gemaakt worden.. Op deze wijze kan onderzocht worden of de ondersteuning van NAH consulenten of andere hulpverleners een positief effect heeft gehad
DOCUMENT
Deze quick scan heeft als centrale vraag hoe er in Europese landen wordt omgegaan met arbeidstoeleiding in de aanpak van schulden. De hypothese die onder deze quick scan ligt is dat de aanpak van schulden belemmerd kan worden door het ontbreken van betaald werk (want doorgaans minder inkomsten). In voorliggend document is uitgewerkt wat de quick scan heeft opgeleverd. Door zowel vanuit de arbeidstoeleiding als vanuit de aanpak van schulden te kijken, heeft UWV een breed inzicht verkregen van hetgeen Nederland kan leren uit de manier waarop andere landen omgaan met de samenloop van financiële problemen en werkloosheid. De opbouw van deze quick scan is als volgt. 1 Schets van de samenhang tussen schuldenproblematiek en re-integratie 2 Omvang van de schuldenproblematiek in relatie tot werkloosheid. 3 Kenmerken van Europese stelsels om schulden op te lossen. 4 Hoe wordt re-integratie ingezet in de verschillende landen? 5 Concluderende overweging Bijlage 1 Enquête die is verstuurd om inzichten te verkrijgen. Bijlage 2 Belangrijkste constateringen per land.
DOCUMENT
Onderzoek laat zien dat schulden veel voorkomen onder delinquenten, maar dat hiervoor nog relatief weinig aandacht is. Schulden onder delinquenten zijn complex, diepgeworteld en sterk verweven met problemen op andere levensdomeinen. Bovendien belemmeren ze resocialisatie en verhogen ze het risico op terugval in criminaliteit. In de aanpak van schulden kampen delinquenten met gevoelens van stress en machteloosheid. Ook lopen zij vaak aan tegen beperkte toegang tot hulp en een benadering vanuit instituties die niet aansluit op hun vermogens en behoeften. Professionals missen veelal handvatten om hen adequaat te begeleiden. Schuldenproblematiek is dan ook typisch een vraagstuk om interdisciplinair aan te pakken. Daarbij is het nodig om als professionals vanaf de start van begeleidingstrajecten systematisch en integraal samen te werken rondom delinquenten met schulden.
DOCUMENT
Het lectoraat Schulden en Incasso doet samen met de praktijk onderzoek om uitvoering en beleid te versterken en schuldenproblematiek te verminderen. Zowel de samenwerking tussen onder meer schuldhulp en bewind als de kwaliteit van en toezicht op bewindvoering vormen daarbij belangrijke thema’s. In dit paper delen wij de belangrijkste constateringen over bewind op basis van recent uitgevoerde onderzoeken. Daarbij reflecteren wij op (de voorstellen in) de initiatiefnota ‘Meer tijd, aandacht en bescherming bij bewind’.
DOCUMENT
Elk jaar keren in Nederland tienduizenden gedetineerde personen terug vanuit detentie in de samenleving. Eén van de leefgebieden waarop in de begeleiding tijdens detentie dient te worden gefocust, is schulden. Ondanks dat veel gedetineerde personen kampen met (complexe) schulden wordt hieraan in de praktijk echter relatief weinig aandacht besteed en is er nog weinig inzicht in hoe al tijdens detentie effectieve begeleiding bij schulden kan worden geboden aan gedetineerde personen. Dit onderzoek is een evaluatie van de pilot ‘Schuldenzorgvrij uit detentie’ van de gemeente Den Haag die heeft plaatsgevonden in PI Alphen aan den Rijn. In deze pilot is onderzocht wat de ervaringen zijn indien al tijdens detentie wordt beginnen met het regelen van schulden van gedetineerde personen en wat daarbij knelpunten en succesfactoren zijn. De volgende hoofdvraag stond daarbij centraal: Hoe wordt de uitvoer van de pilot ‘Schuldenzorgvrij uit detentie’ ervaren en wat zijn belangrijke succesfactoren en aandachtspunten bij de uitvoer van de pilot? Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende methoden gehanteerd: i) in totaal 23 halfgestructureerde individuele diepte-interviews met deelnemers aan de pilot (N=5), medewerkers van PI Alphen aan den Rijn (N=5), de gemeente Den Haag (N=10), de reclassering (N=2) en het ministerie van Justitie en Veiligheid (N=1); ii) observatie van 2 reflectiesessies; en iii) analyse van 159 D&R-plannen. Op basis van deze methoden is gekomen tot de volgende antwoorden op de deelvragen: 1. Wat is de aard en omvang van de schuldenproblematiek bij gedetineerde personen in PI Alphen aan den Rijn die uitstromen naar de gemeente Den Haag? Meer dan 80% van de gedetineerde personen in PI Alphen aan den Rijn die uitstromen naar de gemeente Den Haag geven aan schulden hebben. Het type schulden van de gedetineerde personen betreft het meest CJIB-schulden. De gevolgen van de schulden zijn groot: er wordt veel stress ervaren vanwege schulden en schulden hebben een negatieve uitwerking op het re-integratieproces. 2. Hoe wordt de ondersteuning bij schuldenproblematiek ervaren buiten/voorafgaand aan de pilot? Hoewel schuldenaanpak één van de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie is waaraan tijdens detentie dient te worden gewerkt, ontbreekt volgens alle betrokkenen een goede, consistente aanpak die aansluit bij de complexe schuldensituaties waarmee gedetineerde personen vaak te maken hebben. Gedetineerde personen buiten de pilot worden gedurende de vrijheidsstraf wel gemotiveerd om aan de slag te gaan met de schulden en schulden worden bijvoorbeeld opgenomen in het D&R-plan, maar de ondersteuning is oppervlakkig. Er is met name te weinig specifieke kennis, expertise en tijd beschikbaar om de juiste ondersteuning te bieden bij de complexe schuldensituaties. 3. Wat is het succes- of vorderingspercentage van de pilot? In totaal zijn er 22 aanmeldingen geweest voor de pilot. Dit heeft bij 12 personen geleid tot een schuldregeling of werden zij nog ondersteund om tot een schuldregeling te komen. Bij zes deelnemers is tijdens de pilot een saneringskrediet verleend en konden zij aan het afbetalingstraject beginnen of zijn hier reeds mee begonnen. Bij de negen andere deelnemers verschilt het op welk punt van het proces de deelnemers zich bevinden, maar werd nog gewerkt aan het rondkrijgen van een saneringskrediet. Daarnaast zijn 39 adviesgesprekken gehouden met gedetineerde personen in PI Alphen aan den Rijn. 4. Hoe wordt de uitvoer van de pilot door de deelnemers en betrokken experts ervaren? De pilot wordt over het algemeen door alle betrokkenen, zowel door deelnemers als betrokken experts, als zeer positief ervaren. De aanpak en ondersteuning door de schuldregelaars en samenwerking met andere betrokkenen vanuit de PI, reclassering en gemeente wordt gewaardeerd en draagt bij aan het verminderen van de negatieve gevolgen van schuldenproblematiek. Medewerkers van de PI gaven aan dat zij zelf doorgaans niet de expertise in huis hebben om te ondersteunen bij complexe schuldensituaties en dat op deze manier veel uit handen kan worden genomen en er belangrijke stappen kunnen worden gezet bij het ondersteunen van schulden. Het starten met intensief schuldregelen tijdens detentie werd als zeer positief ervaren, onder meer vanwege de grote negatieve gevolgen van schulden en omdat gedetineerde personen tijdens detentie ‘toch in de wachtstand zitten’. Alleen al het (idee van het) niet meer hebben van schulden levert rust en minder stress op, wat bijdraagt aan een positiever toekomstperspectief. 5. Wat zijn de succesfactoren en aandachtspunten van de pilot? De belangrijkste succesfactoren zijn: i) de kennis, beschikbaarheid en tijd van schuldregelaars in detentie om zo de juist informatie en ondersteuning te kunnen bieden; ii) een goede samenwerking tussen betrokkenen; iii) de ervaren gedrevenheid van betrokkenen; iv) motivatie van- de deelnemers. Aandachtspunten zijn: i) het aantal deelnemers aan de pilot; ii) (samen)werken en hoge werkdruk in de PI kan uitdagend zijn indien het ondersteunen bij schuldenproblematiek veel extra werk vraagt van medewerkers in de PI; iii) hulp van familie en vrienden van deelnemers is vaak essentieel maar niet altijd mogelijk; iv) de informatievoorziening over de duur van het schuldregelen en het verloop van de pilot kan nog verbeterd worden. Op basis van deze conclusies zijn de volgende drie kernaanbevelingen gedaan: i) een verbreding van de pilot wordt door de betrokkenen als wenselijk ervaren; ii) aanstelling van een vaste schuldregelaar kan al veel ondersteuning bieden en werk uit handen nemen; iii) verdere definiëring van inzet schuldhulpverlening.
DOCUMENT